‘Oer de Styx bist útsyld’

Publisearre op 8 maart 2013

PIET GERBRANDY – Yn memoriam Tsjêbbe Hettinga (foto: Henk Brinkman)


‘Oan swarte stielkabels hawwe de bokken / De nacht boppe see en haven úttakele’. Toen ik in 1995 voor het eerst de cd opzette die bij de tweetalige bundel Vreemde kusten/Frjemde kusten hoorde en deze twee regels over me heen liet komen, wist ik niet alleen dat hier een groot dichter aan het woord was, maar besefte ik ook dat het hoog tijd werd mijn rudimentaire kennis van het Fries – de taal van mijn voorgeslacht – bij te spijkeren. Het openingscouplet van ‘Frjemde kusten’ bevat in kort bestek Hettinga’s poëtisch universum. Nacht en zee, de harde industrie van de haven en de weidsheid van het firmament, de hijskranen die door hun naam levende monsters worden, dit alles gaat op in een mythisch beeld dat zou kunnen staan voor de macht van het woord. De staalkabels van de taal brengen de duisternis van het firmament in stelling, waaronder de oerzee machtig oplicht en het nietig menselijk bedrijf in een nachtelijke fase terechtkomt. Maar het eigenlijke drama speelt zich af in de klinkers en medeklinkers en het stuwende ritme, door de dichter in zijn theatrale voordracht maximaal uitgebuit.

De eerste keer dat ik Tsjêbbe zag optreden, ik meen in Enschede, was ik diep onder de indruk van zijn persoonlijkheid. In de jaren daarna heb ik hem geregeld gesproken, en hoewel je met hem niet alleen goed kon drinken, maar er ook steeds aardse trivialiteiten en flauwe grappen over tafel vlogen, bleef toch altijd duidelijk dat deze indrukwekkende man was aangeraakt door een verte die hem niet losliet. Totaal onmodieus schreef hij lange lyrische gedichten met een overdaad aan klankeffecten en barokke beelden, waarin de spreker steevast een met de aarde en de zee verbonden eenling is, een romantische vagebond die voortgedreven wordt door een onvervulbaar verlangen naar erotische vervoering, kosmische eenheid en de geuren en kleuren van een jeugd op het Friese platteland.

Vaak is gewezen op verwantschap met Slauerhoff, Dylan Thomas en Derek Walcott, maar ik moet ook altijd denken aan Ossian, de vroeg-middeleeuwse Ierse dichter wiens episch werk we niet kennen, maar die in de achttiende eeuw magistraal tot leven werd gewekt in de mystificatie van James Macpherson. Want ja, Hettinga is een episch lyricus die archetypische beelden oproept en geworteld lijkt in een eeuwenoude traditie, maar laten we niet vergeten dat zijn werk ook uitermate modern en artificieel is. Sommige beelden zijn zo complex dat de taal wordt opgeblazen, soms is de rijkdom aan klanken dermate dominant dat er alleen muziek overblijft. Maar zelfs als Hettinga te ver gaat, blijft de magie in stand.

Hoewel de beeldtaal van deze poëzie geworteld is in het Friese landschap, heeft Hettinga altijd over de grenzen heen gekeken, hetgeen misschien mede een verklaring vormt voor zijn internationale successen. Hij schrijft over New York en Griekse eilanden, over Wales en de Cariben, terwijl ook de bijbel en de Griekse mythologie een voorname rol spelen.

Dat laatste element treffen we aan in ‘Styx’ uit Equinox, een gedicht waarin blijkbaar de dood van een goede vriend herdacht wordt. Dit is de eerste strofe:

 

Oer de Styx bist útsyld yn in sloep fol slangen,

Mei dyn siel as seil yn in sniejacht fan kom-sa.

Sawol it libben as de dea jouwe sa har sangen.

 

Ik stel mij voor hoe Tsjêbbe nu op dat scheepje staat en krachtig orerend het dodenrijk binnenvaart.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels