Saskia Bak wil schakel zijn tussen kunst en publiek

Publisearre op 1 mei 2009

KAREN BIES(foto: Linus Harms)

Saskia Bak (1964) is ôfrûne jannewaris beneamd ta de nije direkteur fan it Fries Museum en keramykmuseum it Princessehof. In grutte ferrassing wie dat net. Al tsien jier wie se adjunkt en se foarme sûnt 2006 mei Cees van ’t Veen de Ried fan Bestjoer. Har rol is wol feroare: sy is no it gesicht fan it museum en ferantwurdlik foar de ferhuzing nei it Saailân. Ein 2012 wurdt it iepene. Hoe sjocht Saskia Bak it nije Fries Museum? In petear oer har fisy op keunst en kultuer en oer har takomstplannen.

De direkteurskeamer oan de Ljouwerter Turfmerk is net ien fan grut oansjen. Om der te kommen moatst earst de tunnel ûnder de dyk troch, troch in achterdoar omheech oer in pear smelle treppen mei pearse flierbedekking. Dan troch in smel gonkje by it kopiearapparaat del, de kapstokken, in keukentsje en net te ferjitten de húskes mei oranje tegeltsjes (goed ûnthâlde, foar it paad werom.) De keamer sels is ienfâldich, it belangrykste is in kompjûter op in âld izeren buro. Mar ien keunstwurk: de kofjetafel, ûntwurpen troch de Fryske keunstneresse Wapke Feenstra. En Saskia Bak moat mei in stok de âlde ruten omheech dwaan om it lûd fan de lânsridende auto’s oer de klinkers wat te kearen. ‘Een paar jaar geleden moest ik nog in de vensterbank klimmen, dus die stok is wel een vooruitgang.’

‘Mijn ambitie is het verhaal van Friesland, de kunst, cultuur en geschiedenis, op een spannende, geactualiseerde manier te vertellen, met oude en nieuwe onderwerpen.’

Nee, foar it personiel fan it museum is in nij gebou net oerdreaun. En foar de kolleksje is it sels fan grut belang, neffens Saskia. De fraach oft in nij museum op it Saailân dy 33,5 miljoen euro wol wurdich is, docht der trouwens net mear ta, want de ferhuzing giet no definityf troch. Wat wol bliuwt is de soarch om de âlde besittingen oan de Turfmerk, lykas de Hylper stylkeamer yn it Eysingahûs. ‘Ik begrijp dat mensen zich er druk over maken. Er komt iets anders in de plaats van wat we hier hebben en zolang dat er nog niet is, zijn mensen daar bezorgd over. Natuurlijk is er verschil in opvatting of je dat op een traditionele of moderne manier laat zien. Mijn ambitie is het verhaal van Friesland, de kunst, cultuur en geschiedenis, op een spannende, geactualiseerde manier te vertellen, met oude en nieuwe onderwerpen.’

Dat ferhaal hat se al faker ferteld, dat hearst. Mar logysk is it ek, omdat se dêr yn de ôfrûne jierren al in soad diskusje oer fiere moatten hat. Sa’n museum fan ús allegear, elk bemuoit him dermei.

Saskia Bak is al jierren oan it Fries Museum ferbûn. Earst as haad edukaasje en ynformaasje, doe as haad tentoanstellingen en yn 1999 waard se adjunkt-direkteur. Se is keunsthistoarika. ‘Ik heb mijn vak altijd in de breedte bijgehouden. Ik zit in de redactie van Ons Erfdeel, een Vlaams-Nederlands blad over kunst, literatuur en cultuurpolitiek. Mijn onderwerp is kunst, beleidsmatig en inhoudelijk. Ons Erfdeel gaat over cultuur in de brede zin, dat spreekt mij erg aan. Reinier Salverda van de Fryske Akademy zit trouwens ook in de redactie, dus wij zorgen vaak voor “Friese” onderwerpen.’

Saskia Bak wennet noch yn Grins en is op syk nei in hûs yn Ljouwert of der flakby. ‘Ik vind het prettig om in een stedelijke cultuur te wonen, maar wel met het platteland bij de hand. Binnen tien minuten ben je hier de stad uit. Ik heb nooit verlangd naar een baan in de Randstad en ik ben zeker geen grachtengordeltype. Delft is mijn geboortestad, maar eerlijk gezegd is het verschil tussen leven in Leeuwarden en Delft niet zo groot. In mijn familie was het platteland en het buitenleven altijd aanwezig. Zeilen, fietsen, schaatsen en heel veel lopen in de polder. Onze familietraditie lijkt eigenlijk veel op wat je hier in het noorden doet.

Voor kunst was bij ons ook veel belangstelling. Ik heb een neef die concertpianist is, mijn vader speelde ook heel goed piano, een oom is professioneel beeldend kunstenaar. En er werd veel gelezen. Maar ik werd heus niet elke zondag naar een museum gesleept! Trouwens, ik heb wel een heel leuke jeugdherinnering aan het Princessehof. Ik was een jaar of tien denk ik, toen wij daar eens heen gingen. Je had toen ook al een fenomenale kleikelder waar je als kind heerlijk je gang kon gaan. Maar ook het keramiek vond ik prachtig, die fijne tekeningetjes op het Aziatisch porselein. Mijn moeder vertelde me laatst nog dat ik daar niet was weg te slaan. Ze moesten steeds aan me vragen: ‘Zullen we weg?’

Mijn opa was drukker in Delft en knipte plaatjes uit die hij mooi vond. Hij verzamelde die in een la van zijn grote kast. Later werd hij blind. Als wij bij hem op visite waren zat ik graag in die la op die bejaardenkamer die kunstplaatjes te bekijken. Toen ik zestien was en over mijn beroepskeuze moest nadenken merkte mijn vader terloops op: ‘En kunstgeschiedenis, is dat niet wat?’ Ja, ik vond geschiedenis leuk. Maar ik was ook goed in wiskunde, ik had een tamelijke bètaopleiding. Dat is heel handig hoor, ook in dit vak. Je leert logisch na te denken, oorzaak en gevolg te zien. Die logica gebruik je in processen, bijvoorbeeld over de vraag hoe je een collectie beheert.’

‘Je moet je steeds afvragen hoe je die collecties het best gebruikt. Een deel is zo belangrijk, dat wil je altijd laten zien. Een ander deel is van belang in een bepaalde context.’

Kolleksjes

De kolleksjes fan it Fries Museum binne sa grut dat lang net alles te sjen is, it measte wurdt bewarre yn depot, ferspraat oer de provinsje.

‘De geschiedenis van Friesland is rijk en betekenisvol en die weerspiegelt zich in de collecties van het museum. Je moet je steeds afvragen hoe je die collecties het best gebruikt. Een deel is zo belangrijk, dat wil je altijd laten zien. Een ander deel is van belang in een bepaalde context. We hebben een heel grote textielcollectie, maar dat kun je niet altijd laten zien, want dat slijt te hard. We hadden ooit een grote kanttentoonstelling, een paar jaar geleden merklappen, nu de quilts. En een deel is referentiecollectie: die je misschien niet zo snel in opstelling laat zien, maar wel voor bestudering moet hebben. Een voorbeeld is mannenkleding. Daar is heel weinig van en het is ook nog in heel slechte staat, dat hang je niet zomaar op in een vitrine. Maar het moet er wel zijn. Als je de ontwikkeling van mannenkleding wilt weten, wie wat wanneer droeg, dan heb je de originele bronnen nodig. Het museum is niet alleen een toonzaal, maar ook een archief. Dat volgens mij wel zo levendig mogelijk gebruikt moet worden in een verhaal. Via internet, in boeken, door onderzoekers.’

‘Maar absoluut niet elk halfjaar een Friese kunstenaar.’

Histoarje en moderne keunst 

‘De functie van historisch museum in combinatie met moderne kunst is niet gemakkelijk, wel interessant. Kunst, cultuur en geschiedenis leeft pas als je dat vanuit een hedendaagse visie laat zien. Een voorbeeld is de nieuwe tentoonstelling over W.C. de Groot. Vroeger werd in een architectuurtentoonstelling uitgelegd wie hij was door middel van foto’s, plaatjes en plattegronden. Nu kijken we er als museum anders tegenaan. W.C. de Groot is bekend in Friesland omdat veel mensen in huizen van hem wonen, en gehecht zijn aan hun huis. Deze tentoonstelling is vanuit het perspectief van de gebruikers gemaakt. ‘Ermee begaan zijn’ maakt het een heel ander verhaal. We hebben foto’s van interieurs, filmpjes waarin bewoners en experts praten over de beleving van deze architectuur. En moderne kunst betrekken we erbij door een project van Martijn Engelbregt. W.C. de Groot is beroemd om zijn metselwerk; daarom bedacht Engelbregt een ‘groot Leeuwarder monument’. Iedere Leeuwarder krijgt een baksteen om mee te bouwen, mee te metselen aan dat monument.

Het Fries museum heeft op dit moment een kleine ruimte voor jonge, experimentele kunstenaars: Buro Leeuwarden. We hadden dat aparte gebouwtje ook nodig. In het nieuwe museum hoeft dat niet meer, maar we gaan wel door met kleine, korte projecten. Daarnaast willen we ook grote moderne kunsttentoonstellingen maken, maar dan kunst die met vraagstukken bezig is die hier, in Friesland, relevant zijn. Een voorbeeld was die grote internationale tentoonstelling ‘Alias en Alibi’ in 2005 over identiteit, een thema van ons. Een ander is de fotograaf Frank van der Salm, die we vorig jaar hadden. Hij houdt zich bezig met stedelijke landschappen, hij legt vast hoe landschappen zich ontwikkelen, hoe men omgaat met de ruimte. Voor het Fries museum is dat actueel.

Wij zijn geen museum meer dat grote monografische tentoonstellingen maakt over één enkele moderne Friese kunstenaar. Zo van: nu die, en straks is die aan de beurt. Maar wij willen wel Friese kunstenaars betrekken bij een tentoonstelling. Bijvoorbeeld werk van Claudy Jongstra in het Eysingahuis, en Anne Feddema, die met een schilderij reageert op James Ensor. Omdat hij daar iets mee heeft. Maar absoluut niet elk halfjaar een Friese kunstenaar. Dat doen we met geen enkel onderwerp, want wij willen met actuele vraagstukken en thema’s werken. Veel kunstenaars kunnen daar wel wat mee. ‘De Kleur van Friesland’ (2008) was een goed voorbeeld, over de Friese identiteit in de beeldende kunst na 1945. Een interessante manier om het debat levend te houden, je draagt wat bij, je houdt elkaar scherp.’

Groningen

‘Wij zijn een museum, geen kunsthal. Een kunsthal programmeert los van collectie, context en omgeving. Dat doet Groningen. Ze noemen zich geen kunsthal, maar houden wel die lijn vast. Het verschil tussen het Fries en het Groninger museum is dat zij weinig meer doen met hun collectie. Die is ook veel kleiner en minder interessant dan die van ons. Wij reageren niet op Groningen, we denken vanuit onze eigen kracht. Die collectie is zo’n enorme schat, je bent gek als je die niet inzet. Neem nou de quilts, de kern is de collectie en de Friese traditie. Met grote bezoekersaantallen hoor, we zagen de treinen uit de Randstad komen. Het publiek dat voor oude kunst komt is nu eenmaal veel groter dan het moderne kunstpubliek.’

Sir Lawrence Alma Tadema

Ien fan de earste grutte tentoanstellings yn it nije Fries Museum sil gean oer de skilder Lourens Alma Tadema (1836-1912). Berne yn Dronryp, letter wenne er yn Antwerpen en Londen, dêr’t er in ynternasjonaal ferneamd keunstner waard mei poëtyske skilderijen oer de klassike âldheid. ‘Deze tentoonstelling is gepland in 2014. Zoiets vraagt een enorm lange voorbereiding, omdat je relaties moet aangaan voor bruiklenen en niet te vergeten, de financiering moet regelen. De kunst van Alma Tadema is vooral te vinden in Engeland en Amerika en daar heb je geen regelmatige uitwisseling mee zoals met Nederlandse musea. Wij hebben wel vroeg werk, maar met zijn latere schilderijen is hij pas echt beroemd geworden. Een paar jaar geleden hebben we een mooi laat werkje van hem kunnen kopen: ‘Amo te, ama me’ uit 1881. Dat kostte 200 duizend euro. Een klein deel is door ons betaald, de rest door stichtingen en fondsen. Het is een belangrijke toevoeging aan onze verzameling en het is permanent te zien. De laatste keer dat er een echt grote Alma Tadema tentoonstelling te zien was, was 13 jaar geleden in het Van Gogh museum. Maar intussen is er natuurlijk weer veel onderzoek gedaan naar zijn kunst.’

Portretkeunst

‘We gaan ook een project doen over vier generaties De Geest, samen met Tresoar, het Historisch Centrum Leeuwarden en de Noordelijke Hogeschool. De meeste mensen kennen Wybrand de Geest (1592 – ca.1661) wel van naam. Hij portretteerde de stadhouders, in de traditie van de 17e eeuw. Maar wat velen niet wisten, is dat hij uit een hele artistieke familie kwam, met schrijvers, glasschilders en zo. Meestal gaat het alleen over hem, maar wij maken een verhaal over die hele familie. Door niet alleen in te zoomen op die schilder, laat je in zo’n tentoonstelling het hele culturele leven van Leeuwarden in die tijd zien. Over die 17e eeuwse kunst in Leeuwarden is trouwens ook veel meer bekend geworden. Lange tijd was er het idee dat portretschilderkunst in die tijd dominant was. De vroegere directeur van het Fries Museum, Abraham Wassenbergh, ontwikkelde dat beeld. Op zich heel logisch, want hij baseerde zich op bronnen die waren overgeleverd en dat was vooral portretkunst. Piet Bakker heeft in de afgelopen jaren onderzoek gedaan en dat beeld bijgesteld in zijn boek over de 17e eeuwse kunst in Leeuwarden. Er werd, zo blijkt nu, ook veel geschilderd in andere genres zoals stillevens, landschappen, historische schilderkunst. Maar werken van Leeuwarder schilders werden onterecht vaak aan andere schilders toegeschreven. Bijvoorbeeld de zeeschilder Wigerus Vitringa, waarvan gedacht werd dat het werk door Ludolf Bakhuizen gemaakt was. Het onderzoek van Piet Bakker geeft een enorm brede basis voor nieuwe tentoonstellingen.’

‘Door de achtergrond van een kunstwerk of kunstenaar te verduidelijken, kan een leuk debat ontstaan. Daarin heb je als museum een functie.’

Mondriaan

De 17e en 19e ieuske keunst mei dan yn Fryslân it measte publyk lûke, Saskia’s grutte leafde is Piet Mondriaan (1872-1944). ‘Tijdens mijn studie ben ik vooral gaan houden van Nederlandse kunst tussen 1900 en 1940 en ik ben afgestudeerd op Mondriaan. Dat is toch begonnen met een soort ‘esthetische ervaring’. Heel af en toe sta je ergens voor dat je denkt: zoiets moois heb ik nog nooit gezien. Dat had ik bij Mondriaan, toen ik een jaar of 18 was. Zo overweldigend. Ik kan daar moeilijk een vinger op krijgen, het is niet rationeel. Mondriaan is een geniale kunstenaar. Victory Boogie Woogie is het grote statement van de 20e eeuw. De dynamiek, het ritme, de optimistische toekomstverwachting. Mondriaan dacht fundamenteel na over zijn tijd. Hij schreef erover en combineerde dat met het zelf aanvoelen van die tijd. Daarin ging hij heel diep en ver, hij wist de kern van de tijd te raken in zijn schilderkunst. Hij analyseerde en vroeg zich af: Waar zit de kern van de elementen waarmee je zoveel kunt zeggen? In lijnen en kleuren. Hij deed dat op een heel intuïtieve manier, niet in een rationeel, theoretisch model. Dat had ook gekund, maar nee. Als je met je neus op zo’n schilderij als Victory Boogie Woogie staat, zie je dat hij steeds die lijntjes aan het verleggen was. Hij was dus wel aan het zoeken. Die balans moest hélemaal goed zijn. Dat had niks met theorie te maken, wel met schildersvakmanschap en genialiteit. Zoeken naar een nieuwe orde, een beeld van de 20e eeuw. Veranderingen gingen heel snel, industrialisatie, verstedelijking, gelijke kansen voor mensen, oorlog. Hij was een utopist en vluchtte in de oorlog van Parijs naar Londen naar Amerika. New York had die dwingende dynamiek die hem aansprak, die een belofte in zich had. Zijn schilderijen veranderden van verstild werk naar heel veel ritme. Victory Boogie Woogie vangt de belofte van de naoorlogse tijd.’

Trochjaan

Saskia fynt it moai om wurk fan keunstners ta te ljochtsjen, minsken te fertellen wêrom as in wurk sus of sa ta stân kommen is. Yn it museum, of op papier. ‘Over de ene kunstenaar kun je veel gemakkelijker iets zeggen dan over de andere. Ik heb eens een stuk geschreven over Toon Verhoef. Nou, ik zat met de handen in het haar, verkeerde al gauw in een lichte crisis. Zijn schilderijen zijn zo poëtisch, op het moment dat je erover gaat praten is het net alsof je met iets zwaars op iets lichts slaat – een zeepbel die knapt. Een gedicht zou misschien kunnen. Maar schrijftaal, waarin je iets vertelt, dat wil niet, daar leent Toon Verhoef zich niet voor. Mondriaan is ook lastig, maar dat kan. Jan Mankes is weer makkelijker, zijn kunst ligt dicht bij hemzelf en zijn omgeving.

Tijdens mijn studie al ben ik begonnen met het geven van lezingen en cursussen. Om mensen enthousiast te krijgen, vooral níet om ze te vertellen wat ze wel of niet goed moeten vinden. Door de achtergrond van een kunstwerk of kunstenaar te verduidelijken, kan een leuk debat ontstaan. Daarin heb je als museum een functie. Een kunstenaar mag zijn individuele keuze maken en hoeft geen rekening te houden met publiek. Maar in een museum geef je kunst door aan de mensen. Daarom past het zo goed bij mij. Als ik dat niet wilde, had ik me wel opgesloten op de universiteit of zo. Ik wil de verbindende schakel zijn tussen het vak en het publiek. Mensen helpen om van kunst te genieten of ze erover na te laten denken.’

 

Earder publiseard yn de Moanne, 8 (2009) 4 (maaie) s. 4-7.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels