Ira Judkovskaja: ‘Ik wil geen zintuig onberoerd laten.’

Publisearre op 1 juni 2008

KAREN BIES

It hat even duorre foardat se har fûn hiene by Tryater, de nije artistyk lieder. Ira Judkovskaja (Moskou, 1975) wie lanlik al bekend troch har wurk by û.o. Orkater, Het Toneel Speelt, it NNT en it Oerolfestival. Mei har giet Tryater in nije wei yn. Mar: ‘Ik ben tegen revoluties, of dat nou komt door mijn achtergrond of niet. Ik ben naar Friesland gegaan omdat hier geweldig theater is.’

Se freget yn it Frysk oft ik molke yn myn kofje ha wol.‘Ik heb elke week Friese les, samen met zakelijk leider Siart Smit, van Tryntsje van der Zee. Fries praten is moeilijker dan ik dacht. Verstaan gaat goed en lezen ook. Als ik het lees, vat ik het beter. We zijn nu bezig met de onregelmatige werkwoorden. Dwaan, dogge, ha dien. Als ik dat in zinnen probeer te oefenen weet ik het niet meer, dan zit het Nederlands in de weg. Maar alles om mij heen is Fries, dus ik ga elke dag vooruit.’

‘Ik kom uit een grote stad, onveilig en agressief, dus Friesland was een groot, fijn avontuur.’

Word je er moe van?

‘Nee, niet van de taal! Elke dag werken van 9 uur ’s ochtends tot 11 uur ’s avonds, dáár word ik moe van. Het is een drukke tijd. Ik ben met verschillende dingen bezig: nieuwe producties, regie, gesprekken voeren met makers, naar voorstellingen gaan.’

Sûnt 1 febrewaris is Ira Judkovskaja yn tsjinst by Tryater. Mei har 33 jier is se de jongste artistyk lieder fan de grutte toanielselskippen fan Nederlân. Yn 2003 al waard se as gastregisseur nei Tryater helle troch de eardere artistyk lieder Hans Man in’t Veld. Yn de ôfrûne jierren hat se yn Fryslân fjouwer foarstellingen regissearre: Sin fan it libben, Fries yn Boarger, Blowing en Polaroid.

Alvestêdetocht

Op dit stuit is Judkovskaja dwaande mei de repetysjes foar Gleone Gloede, in bewurking fan Burning bright fan John Steinbeck. Tryater spilet it op it Oerolfestival en ek yn de Snitser Simmer, yn it ramt fan it Frysk Festival. Fan ’t hjerst sil se it stik Eintsje libben fan Rients Gratama regissearje. ‘Verder zijn we een groot project rond het 100-jarig bestaan van de Elfstedentocht aan het voorbereiden. Een voorstelling die begint om zes uur ’s ochtends en twaalf uur duurt. Stel je níet iets voor als een elfstedenefteling! Het wordt een barre en bizarre tocht. Wat is dat: schaatsen in kou en wind, als je tenen afvriezen en dan toch doorgaan. Wat is het om in het donker stemmen te horen en niet te weten wat er om je heen is. Het publiek is protagonist, zit in de bus en weet niet wat er gaat gebeuren. Er komt veel organisatie bij kijken, praktisch, inhoudelijk, creatief. We hebben regelmatig een ‘rayonhoofdenoverleg’. Ik heb gepraat met mensen die de tocht geschaatst hebben. Nee, ik kan zelf niet schaatsen. Als kind heb ik alleen aan kunstschaatsen gedaan, op noren kan ik niet overeind blijven.’

‘Een recensie zegt veel over de schrijver, over wat hij verwacht en wat het niet wordt. Dan begrijpt hij het gewoon niet.’

Maar de duursport ligt je wel?

‘De ervaring om het te doen wel. Hardlopen, langlaufen, lang in iets opgaan. Zoals ik werk is eigenlijk ook duursport. Een doel stellen, daar op afgaan, onderweg in stukjes opdelen, kleine doelen stellen. En het dan te halen is de kick. Wel het liefst samen met andere mensen. Spelletjes doen is niks voor mij. Als puber heb ik gevolleybald en dat vond ik leuk, maar dan vooral het regisseren: jij pakt die bal en jij doet dat.’

Identiteit

Ira Judkovskaja praat rap Nederlânsk mei in licht aksint. Se is berne yn Moskou en wennet sûnt 1990 yn Amsterdam. ‘Het jaar daarvoor waren we hier al een keer geweest. Een vriendin van mijn moeder was getrouwd met een Nederlandse slavist, en wij waren in Moskou een logeeradres voor Nederlanders.’

Wat vond je die eerste keer van Nederland?

‘Een sprookjesland met prinsen en prinsessen. Het koningshuis was voor mij iets wat lang geleden afgeschaft was, wat niet meer kon bestaan. Ik ging in 1989 op zeilkamp in Friesland, zonder Nederlands te spreken. Het was fantastisch. Ik was onder de indruk van de lange mannen, maar ook van de dikke, aardige koeien! Om achter ze aan te rennen en te roepen: ‘Overgewicht is ongezond!’ Die week zeilkamp is een romantische film in mijn hoofd gebleven. Het varen door stadjes, de bruggen door, het klompje waarin je een muntje moest doen, mensen die lachten, die vriendelijk iets riepen. Ik kom uit een grote stad, onveilig en agressief, dus Friesland was een groot, fijn avontuur. Toen we een jaar later besloten naar Nederland  te vluchten, zat mijn moeder te huilen. Ik dacht: ‘Wauw!’ Wat het ging betekenen ging pas veel later doordringen.’

‘Ontwikkelde en geaarde mensen, dat is hoe ik mijn publiek het liefst zie.’

Waarom moesten jullie vluchten?

‘Ik ben Russisch, maar in de ogen van Russen ben ik dat absoluut niet. Judkovskaja, ‘Joodse’. De etniciteit is je identiteit. Voor de Russische revolutie woonden Joden in afzonderlijke plaatsen, die hen werden toegewezen. Om de paar generaties verhuisden ze, als het antisemitisme ondraaglijk werd. Ik ben de eerste in mijn familie die in Moskou geboren is. Daarvoor woonden ze in Witrusland, daarvoor in Oekraïne, Litouwen, Polen, Duitsland. Mijn familiegeschiedenis reist door Europa. Het antisemitisme is onderdeel van de Russische cultuur en in perioden van chaos komt het naar boven. Dan barst alles los, problemen, onderdrukte gevoelens. Ten tijde van Gorbatsjov was er chaos in de Sovjet Unie. Er waren meer volkeren die onderdrukt werden, steden werden platgewalst, er ontstond een burgeroorlog. Iemand moet de schuld krijgen, de Joden kregen de schuld.’

Ira flechte mei har mem nei Nederlân op in toeristefisum en se fregen asyl oan. In skoftke wennen se yn in asylsikersintrum, doe krigen se in hûs yn Amsterdam. ‘Mijn neef is in die tijd in Oekraïne vermoord. We hebben mijn oma, mijn oom, zijn dochter en haar gezin over laten komen. Ik was vijftien.’

‘Het achterlaten van mijn land was de heftigste ervaring van mijn leven. Niets kan dat evenaren. Ik zou het mijn grootste vijand, de grootste schurk niet toewensen. Je land kwijtraken gaat over zoiets enorms, wat op alle vlakken speelt. Er moet heel wat aan de hand zijn voordat je die stap neemt. Voor de Sovjet Unie waren we toen verraders. Ik wist niet of we ooit nog terug konden, ik wist niet of ik mijn oma ooit nog zou terugzien. In Moskou was ik populair geweest op school, ik kwam hier, sprak de taal niet, werd door klasgenoten gezien als een debiel. Ik werd kwaad en agressief. Alles wat je bent wordt onder je voeten vandaan getrokken. Je gedrag, hoe je praat, alles wordt anders. Een grote identiteitscrisis.’

‘Communicatie die voorbij gaat aan de tijd, dat is kunst.’

Hoe heb je in Amsterdam toch je weg gevonden?

‘Ik weet wie ik ben en waar ik vandaan kom. Ik ben trots op mijn artistieke en intellectuele achtergrond. Mijn ouders hadden in Rusland een vrij hoge positie. Mijn vader was schrijver, maar ik heb geen contact met hem. Ik heb dat nooit als een probleem ervaren trouwens, hier in Nederland wordt daar heel anders tegenaan gekeken dan in Rusland. Mijn moeder was toneelschrijfster en recensent.

Voelen waar je wortels liggen is zo belangrijk. Ik stel me voor dat er een verschil is met bijvoorbeeld Marokkaanse jongeren, die hier opgegroeid zijn. Ik denk dat sommigen zich los voelen van de Nederlandse samenleving, omdat ze als allochtoon gezien worden. Tegelijk voel je dat je ouders ook los zijn van die Marokkaanse achtergrond. Je valt tussen wal en schip, en dan word je geplet. Die verwarring die ontstaat… Het is niet alleen de rijkdom van twee culturen, maar ook twee met elkaar vechtende culturen. Hoe verenig je die, dat is een vraag die je in de kunst, in het theater zou kunnen stellen. Ik heb eens een themavoorstelling gemaakt: Het beloofde land, over integratie. Het speelt in mijn hoofd om ook bij Tryater iets met dat thema te doen voor jongeren.’

Regy

Wanneer wist je dat je ging regisseren?

‘Rusland heeft een rijke theatertraditie en daar is de liefde ontstaan. Mijn moeder nam me mee naar jeugdtheater. Op mijn vierde gingen we naar een voorstelling: Alle muizen houden van kaas. De muizen moesten zich verenigen tegen een grote kat, en die kat moest almaar dreigend: ‘Mauwww…!’ roepen. Maar die acteur vergat het steeds, en de regisseur bleef hem maar souffleren. Op het laatst was hij zo kwaad dat hij riep: ‘Mááuw godverdomme!’ Ik dacht: ik wil die man zijn. Sindsdien ging ik regisseren. Toen ik negen was, schreef ik een paar stukken per jaar, mijn klas was een soort ingespeeld ensemble.

Leider zijn past bij me. In Amsterdam heb ik de regieopleiding gedaan. Acteren was het niet voor mij. Ik heb nog wel een improvisatiecursus gedaan. Het repetitieproces vind ik te gek, maar een stuk veertig keer spelen zou me niet lukken. Ik heb bewondering voor de acteur die het steeds nieuw en levend kan spelen. Het is een andere interesse, een andere nieuwsgierigheid dan regisseren.’

Ein takom seizoen sil Ira in selsskreaune bewurking fan De Meester en Margarita fan Michail Boelgakov regissearje. ‘Het is een bijzonder boek uit de Russische literatuur, geschreven tussen 1928 en 1940. De duivel die naar Moskou komt en zorgt voor een clash van twee werelden: de destructieve en creatieve kracht van de duivel, en Moskou als geordende en geregelde samenleving. De vraag is: is er plaats voor liefde in deze wereld. Ook in Nederland is dit een goede vraag. Is er teveel geregeld, moet er nog meer betutteld worden? Nee kom op, als je nog meer regelt, verlies je alles. Passie, maar ook humor.

Theater moet altijd ergens over gaan, geëngageerd zijn. Dat kun je heel uitgesproken doen, maar dat is mijn smaak niet. Dan moet iemand wel van hele goede huize komen wil hij iets brengen wat ik nog niet weet. Ik lees dan liever de krant. Maar ik denk dat je als theatermaker altijd bezig bent te reageren op je omgeving. De Tryatervoorstelling Abiku bijvoorbeeld. In Friesland vertel je over het leven van een Afrikaans jongetje. Waarom niet? Het is een andere wereld waarmee je je moet verhouden.

De foarstelling Master en Margarita wurdt makke yn oparbeidzjen mei Ira’s favorite muzykgroep ‘De Kift’. ‘Theater voor volwassenen, maar wel breed toegankelijk. Ik hou niet van elitair doen, ergens zweven. Ontwikkelde en geaarde mensen, dat is hoe ik mijn publiek het liefst zie. Geen toneel met een geheven vingertje. Ik verdiep me in een thema vanuit een bepaalde invalshoek, en hopelijk gaan ze erover nadenken.’

‘Driekwart van de mensen weet niets van zijn eigen geschiedenis. Ik vind dat shocking.’

Op har keamer yn it Tryatergebou stiet in boekekast mei toanielstikken en oare literatuer. Ik bin benijd wat foar boeken se lêst, mar Ira seit: ‘Dat is de Tryaterbibliotheek hoor, er staan nog geen boeken van mij. Ik kom helaas nauwelijks aan lezen toe. Het laatste boek dat ik gelezen heb was Kafka on the shore van die Japanse schrijver, Murakami. Verder lees ik slechts toneelstukken. Mijn leven is mijn werk. Het is zo persoonlijk, het is waar ik van hou, dat het niet vaak voorkomt dat ik er niet mee bezig ben, al is het maar in mijn hoofd. Als je iets wilt bereiken in je leven moet je er volgens mij ook wel op die manier voor gaan. Anders kun je ook niet op je 33e een gezelschap leiden. Gelukkig is het ook een sociaal vak, ik ga vaak met vrienden naar voorstellingen toe, en mijn vriendengroep groeit per seizoen. Ik heb naast mijn werk een rijk sociaal leven. En ook mijn relatie is heel belangrijk voor me.’

Krityk

‘Elke voorstelling is een droom, maar niet elke voorstelling lukt op die manier. Dat moet je kunnen accepteren. Je stelt je elke keer andere doelen, maar je hebt niet alles in de hand. De omstandigheden, de mensen met wie je werkt.

Kun je goed tegen kritiek?

‘Ik loop er niet mee rond maar ga ermee aan de slag. Het vak maakt je heel erg nuchter. Ik zie een voorstelling als een samenwerking: Als een acteur het niet met me eens is gaan we erover discussiëren en dan komen we er uit.’

En kritiek van recensenten?

‘Ik ben gezegend dat ik nog niet veel slechte kritieken heb gehad. Maar ik lig er niet wakker van. Voor acteurs is het wat anders, voor hen is het kwetsend als ze persoonlijke kritiek krijgen. Het is mijn stuk, maar zij moeten ermee op het toneel staan en het nog veertig keer spelen. Ik vind het heel kwalijk als je zo iemand de grond in schrijft, waarom doe je zoiets, vraag ik me af. Maar met mijn familiegeschiedenis ga ik niet wakker liggen van een slechte recensie. Het is alleen vervelend om niet gezien of begrepen te worden. Soms lach ik erom. Een recensie zegt veel over de schrijver, over wat hij verwacht en wat het niet wordt. Dan begrijpt hij het gewoon niet.’

‘In Nederland krijgen recensies weinig ruimte, ze zijn kort ‘geknipt’ met rare overgangen. Ook zo vreemd dat ze altijd over de première gaan. Een voorstelling ontwikkelt zich, dus waarom kan zo’n journalist niet op de twintigste keer nog eens langskomen? Recensies zijn hier geen inhoudelijk forum van gedachtewisseling. Ze hebben alleen de functie van: was het leuk, waren de acteurs goed of slecht, bijna op het niveau zoals je er op een verjaardag over praat. Geef mij een recensente als Hanna Bobkova, een Tsjechische die lange tijd voor het Financieel Dagblad heeft geschreven. Hele pagina’s toneelanalyse, die je bewaart! In die stukken gaat het niet om persoonlijke voorkeur, of: ‘slecht geslapen, vet gegeten, daardoor niet goed opgelet’. Bobkova beschrijft de ontwikkeling van de maker, in het licht van honderden jaren theatergeschiedenis. Dan kan kritiek heel hard aankomen. Maar het is interessant, omdat het je uitdaagt anders te denken. Ik heb het verzameld werk van Belinski, hij legde in de 19e eeuw de basis van de Russische kunstkritiek. Zijn filosofie over de rol van literatuur in de samenleving en kunstbeschouwing heeft veel schrijvers gevormd. Daaraan kun je je ideeën toetsen, ook nu nog. Interessant is hoe men er toen tegenaan keek, hoe viel nieuw werk in die tijd, bijvoorbeeld van Dostojevski. Ik ben – anderhalve eeuw later – met zo iemand in gesprek. Ik ben een toneelregisseur van nu en  praat met een schrijver van een stuk van eeuwen geleden. Communicatie die voorbij gaat aan de tijd, dat is kunst.’

‘Met mijn familiegeschiedenis ga ik niet wakker liggen van een slechte recensie.’

Shocking

Wat betekent kunst voor je?

‘Ik ben lange tijd niet in musea geweest, nadat ik als studente in Amsterdam drie jaar in het Stedelijk heb gewerkt als suppoost. Verschrikkelijk, ik kon er niet meer tegen. Het museum had zo’n glazen dak, het was net een broeikas. Een schilderij van Andy Warhol werd weggehaald omdat het niet tegen de hitte kon, en wij stonden daar in onze synthetische pakken. Als er een nieuwe tentoonstelling kwam, dacht ik: hier ga ik de komende maanden dus tegenaan kijken. Ik ben Chagall echt gaan haten, wéér die vliegende geit… Ik herinner me een schoolklas, die gevraagd werd: ‘En wat leert dit schilderij ons?’ Een kind zei: ‘Dat geiten kunnen vliegen!’ Abstracte kunst daarentegen ben ik echt gaan waarderen. Het licht dat steeds anders viel, ineens dacht ik: ‘Wauw, dít gebeurt er met de ruimte.’ Sinds een paar jaar kom ik weer in musea, vooral in het buitenland ga ik graag. De Pinakotheek in München vond ik geweldig. Als ik in het buitenland in een museum ben, vraag ik me nooit af: waarom moet kunst? Je voelt: het is er en het is belangrijk, want wij geven het mooiste gebouw voor een museum. In Nederland vragen mensen zich gauw af: waar dient het toe, hoeveel subsidie geeft de staat. Men lijkt zich niet bewust van het belang van kunst op lange termijn. Je kunt een land als persoon zien, als totaal van ontwikkeling en verbondenheid. Wijsheid is essentieel om naar kunst of theater te kunnen kijken, om abstract te kunnen denken, om links te kunnen leggen. Driekwart van de mensen weet niets van zijn eigen geschiedenis. Ze ervaren dingen, maar kunnen ze niet in een context plaatsen. Ik vind dat shocking. Toevallig ben ik in bepaalde historische perioden aardig onderlegd, dat komt door stukken uit die tijd die ik heb gedaan. Om problematiek uit de 18e eeuw, die dezelfde is als nu, in een ander perspectief te zien, werkt heel bevrijdend. Ik vind het slecht dat er bezuinigd wordt op onderwijs en kunst. Een arts die een fout maakt, dat zie je meteen. Een fout van een docent zie je niet, maar heeft op de lange termijn grote gevolgen. Je maakt iemand dom of bang voor de rest voor zijn leven. Een slechte leraar wiskunde die niet kan inspireren, die de poëzie van de geest niet kan uitleggen, sluit een kind voorgoed af voor een abstracte manier van denken, voor zijn ontwikkeling.

Theater is ook belangrijk op scholen, je moet de fantasie bij kinderen openbreken. Dat is essentieel om te leren, in welke situatie je ook komt. Anders word je bekrompen in je denken.

Hier in Friesland valt het mee. Mensen gaan graag naar het theater, daarbij is de Friestalige cultuur ook nog belangrijk. Ik zie mensen genieten van de gezamenlijke belevenis. In Friesland is mij nog nooit de vraag gesteld: ‘Je bent regisseur? O, dan leef je dus van belastingcenten.’ Mensen kijken hier tegen je op, dat voel ik, net als in Rusland. Cultuur moet, het geeft je vreugde, het voegt iets toe. Het doet me aan mijn jeugd denken. Ik ben naar Friesland gegaan omdat hier geweldig theater is.’

Je bent hier nu al een tijd aan het werk. Wat is er over van het romantische Friesland van het zeilkamp?

‘Dat is moeilijk te zeggen, het gevaar bestaat dat je in cliché’s vervalt. Ergens is het romantische beeld wel overeind gebleven. Ik word geraakt door de natuur en het landschap. De toneelavonden in het dorpshuis, dat het hele dorp komt kijken. Bij de Friezen treft me een bepaalde rustige geaardheid. Als mensen naar mijn voorstellingen komen, kijk ik heel graag naar hun schoenen. Vaak zijn dat van die stevige no-nonsense wandelschoenen. Ze staan letterlijk met beide voeten op de grond.

Ik heb nog niets gemerkt van een eventuele geslotenheid. De vraag is: hoe communiceer je? Hoe zet je de deuren open en blijf je toch wat je bent? Het moet natuurlijk niet zo gaan waaien dat je alles kwijtraakt. Door met anderen te communiceren, word je bewuster van wie jij bent. Dus ik hoop op coproducties van Tryater met andere makers uit Nederland, en zo duidelijk te maken wat de Friese cultuur en identiteit is. Ik kan het niet zo benoemen, maar een klein voorbeeld zal ik nooit vergeten. Tijdens de repetitie voor Polaroid zaten Jan Arendz, Eelco Venema en Freark Smink te praten over hoe je een kalfje ‘van de koe’ moest halen. Hoe je de draai moet doen, dan met wat gras erover heen wrijven. Toen dacht ik: dit gesprek zou bij Orkater nooit kunnen. Waanzinnig, en dan daarna gewoon op het toneel staan en spelen. Dat aardse, dat is toch bijzonder.’

Pas jij daarin?

‘Tot nu toe heb ik me hier heel erg thuisgevoeld. Ik werk in Nederland maar ik ben niet Nederlands, ik ben niet hip, ik zoek mijn weg, ik hou van bepaalde stukken en bepaalde boeken, en dat blijf ik doen.’

Tryater staat bekend om zijn sterke band met het publiek. Wat zijn jouw plannen?

‘Ik ben tegen revoluties, of dat nou komt door mijn achtergrond of niet. Ik wil voortzetten wat goed is. Tryater is uniek, de historische band met het publiek, hoe het leeft temidden van de Friese samenleving. Een voorstelling met kwaliteit geeft volle zalen, dat is een grote luxe vergeleken met de rest van het land. Maar tegelijk wil ik dingen anders doen. Theater mag nooit routine worden. Ik hou van tragikomedie, een lach en een traan dicht bij elkaar. Ik wil geen zintuig onberoerd laten. Acteurs moeten breed onderlegd zijn, fysiek, muzikaal. Tryater heeft het in zich. Er is heel veel talent in Friesland en wij moeten dat ontwikkelen.’

 

Earder publiseard yn de Moanne, 7 (2008) 5 (juny) s. 4-8.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels