Brandewijnkommen met opstaande oren en wulpse avondmaalsbekers

Publisearre op 5 juni 2014

DIRK VAN GINKEL – 

Eerder deze week werd in De Harmonie te Leeuwarden het standaardwerk ‘Fries Goud en Zilver’ gepresenteerd. Drie delen in cassette, acht kilo zwaar, meer dan 1000 pagina’s dik en bulkend van de illustraties: zo’n 1250 stuks. Redacteur is prof. dr. Joh. Ter Molen, de initiatiefnemer en inspirator is de Ottema-Kingma Stichting onder aanvoering van scheidend voorzitter Douwe de Vries. Een interview met beiden over het gewichtige ‘Fries Goud en Zilver’ staat in de Moanne nr. 3. Hieronder aandacht voor het Groningse zilver, dat aanmerkelijk verschilt van het Friese, zo vertelde Egge Knol, conservator bij het Groninger Museum, tijdens het OKS-symposium.

De Groninger zilversmeden waren in de zeventiende eeuw – in tegenstelling tot de dan al op het westen gerichte Friezen – nog sterk op het oosten georiënteerd. Zij onderhielden nauwe betrekkingen met de zilversmeden in Emden, ze waren vaak zelfs familie van elkaar. Deze sterke onderlinge betrokkenheid kwam volgens Egge Knol tot uitdrukking in een paar specifieke zilveren vormen die voor Groningen en Ostfriesland kenmerkend zijn.

Avondmaalsbekers
Er is nauwelijks iets bekend over het Groninger zilver uit de periode voor 1600. Aan het einde van de zestiende eeuw woedde er in Groningen een oorlog tussen Spanjaarden en Staatse soldaten: de Groninger Schansenkrijg. Al het zilver dat voorhanden was werd ingezameld om daarvan ‘noodmunten’ te slaan waarmee de troepen betaald konden worden. Met de val van Groningen en het wegtrekken van de soldaten begint de – gedocumenteerde – geschiedenis van het Groningse zilver. En er is direct een hoogtepunt te melden.

‘Het Groningse zilver staat te boek als eenvoudig, vaak glad afgewerkt en niet zo overuitbundig als het Friese. Maar evenmin als het Friese zilver altijd uitbundig is, is het Groningse altijd eenvoudig.’

De zilversmid Adrianus Munting legde in 1594 een ornamentenverzameling aan die andere zilversmeden als voorbeeld diende voor hun gravures. Egge Knol: ‘Die voorbeelden werden op grote schaal nagevolgd, hij heeft er een enorme invloed mee gehad. Er bestaan zelfs documenten waaruit blijkt dat de decoratie op de avondmaalsbeker van de kerk van Flatbush in New York gemaakt is naar een model van Munting.’

Een van de meest kenmerkende vormen van het Emder-Groninger zilver is die van zo’n drinkbeker: een gegoten voet met daarboven een manchet en daarboven de ‘cupa’: het deel waaruit gedronken wordt en dat vaak prachtig gegraveerd is. Knol: ‘Dit zijn dus de bekende “Groninger bekers, die echter door Duitse antiekhandelaren – verwarrend genoeg voor ons – nogal eens “Friesische Becher” genoemd worden.’

Deze bekers blijven tot in de tweede helft van de zeventiende eeuw in gebruik. Daarna verdwijnt hij uit de huishoudens, omdat de manier waarop hij gebruikt werd – tijdens maaltijden en festiviteiten ging hij van mond tot mond – uit de mode raakte. ‘Veel van die drinkbekers werden aan kerken geschonken, met als resultaat dat sommige kerkelijke drinkbekers er nogal onkerkelijk uitzagen.’ Knol toont een afbeelding van zo’n kerkbeker met aan de ene kant een dame in een doorkijkjurk en aan de ander kant een even schaars geklede Vrouwe Fortuna. Het is de avondmaalsbeker van het dorp Huizinge.

Brandewijnkommen
Brandewijnkommen – waaruit in brandwijn gedrenkte rozijnen konden worden gelepeld – zijn in grote hoeveelheden gemaakt in Friesland en Groningen. Tot 1650 zagen ze er in grote lijnen hetzelfde uit, maar dan gaan Groningen en Emden over op een afwijkende vorm. De kom wordt ovaal, er worden bewerkte lobben in de schaal aangebracht, en de oren – eerst een soort horizontale handvatten – worden rechtop geplaatst en krijgen een S-vorm waarop vervolgens een drakenkopje of ‘Seepferdchen’ is geplaatst. De Groninger brandewijnkom is tot diep in de negentiende eeuw gemaakt. Met de opkomst van de vraag naar ‘Antiek zilver’ ontstond er veel belangstelling voor, zodat zelfs in Friesland Groninger brandewijnkommen werden geproduceerd. Nog steeds krijgt de commissaris van de koning(in) van Groningen bij zijn afscheid zo’n kom cadeau.

‘Veel door burgers gebruikte drinkbekers werden aan kerken geschonken, met als resultaat dat sommige kerkelijke drinkbekers er nogal onkerkelijk uitzagen voor wat betreft hun decoratie.’

Net als bij de bekers het geval was, fungeren brandewijnkommen soms in een kerkelijke omgeving. In de doopgeszinde kerk van Veendam werd een brandewijnkom gebruikt als doopvont. De kom is nu te zien in het Veenkoloniaal Museum in Veendam.

Bierpullen
Een derde product dat volgens Egge Knol typerend is voor Groningen is de zilveren bierpul. Het Groninger Museum is in het bezit van meerdere exemplaren, waaronder één die ooit het eigendom was van de schoenmaker Michiel Jans uit Aduard. Knol: ‘In Groningen was, net als in Friesland, het zilver dus aanwezig onder brede lagen van de bevolking.’

Pochen in kleine kring
Na 1700 kocht de Groninger elite, net als de Friese elite, steeds meer zilverwerk in Den Haag, soms ook in Amsterdam. Het betreft doorgaans objecten van grotere importantie, maar ze zijn ook weer niet zo uitzonderlijk dat een Groninger edelsmid ze niet had kunnen maken. Egge Knol verwondert zich erover: ‘Hoe je het ook wendt of keert, zilver is bedoeld om mee te pochen. Maar men wilde dat kennelijk toch ook weer niet al te opzichtig doen. Niet iedereen hoeft te weten wat je allemaal in huis hebt.’

Dat zou verklaren waarom de kerkbesturen, edelen en boeren uit de ommelanden van Groningen in de stad hun zilver kochten, ook al woonden er vlakbij ook zilversmeden die de gewenste objecten hadden kunnen maken. De aankoop blijft immers onbekend. En het zou ook verklaren waarom de elite uit de stad Groningen in Den Haag hun zilverwerk kochten, want daar kwamen ze toch met enige regelmaat naar de Staten-Generaal. Wat in het laatste geval ook mee zou kunnen spelen is dat de grote internationale trends in de decoratie het eerst voet aan de grond kregen in Den Haag. Kocht je daar je zilveren objecten, dan deed je volop mee met de mode. Hoewel inmiddels vast staat de noordelijke zilversmeden goed bij de tijd waren en beslist niet achterliepen. Bovendien was dat werk voorzien van zilverkeurmerken, iets waaraan de Groninger zilversmeden uit de stad wel, maar die uit de Ommelanden niet hoefden te voldoen.

‘In Groningen was, net als in Friesland, het zilver aanwezig onder brede lagen van de bevolking.’

Verschillen verdwijnen
Aan het begin van de negentiende eeuw ontstaat in de drie noordelijke provincies het gebruik van oorijzers van goud of zilver. De verschillen tussen die oorijzers zijn zo gering dat Egge Knol concludeert: ‘Het lijkt erop dat de noordelijke provincies naar elkaar toegroeien. Misschien wordt dat aan het eind van de negentiende eeuw wel versterkt doordat veel Friese edelsmeden zich in Groningen vestigen. Maar hoever die invloed precies reikt, is nog niet onderzocht. En er is nog veel meer te doen. Het Groningse zilver staat te boek als eenvoudig, vaak glad afgewerkt en niet zo overuitbundig als het Friese. Maar evenmin als het Friese zilver altijd uitbundig is, is het Groningse altijd eenvoudig. Wat zich hier wreekt, is dat we – net als het geval is bij zilver uit andere delen van het land – maar een paar procent van de zilveren objecten kennen.’

Egge Knol riep alle deelnemers van het drukbezochte OKS-symposium op om de nieuwe, uitbundige zilveropstelling in het Groninger Museum te gaan bekijken. ‘Als u dat dikke boek over het Friese zilver hebt uitgelezen, bent u van harte welkom om bij ons te komen kijken.’

 

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels