Friese Panda met vleugels

TSJOMME DIJKSTRA – 

Johan van de Gronden is directeur van het Wereld Natuur Fonds. Hij is een van de sprekers op de komende ‘Moanne Live’ (15 september). Hij zal spreken over de verhalen uit zijn dit jaar verschenen essaybundel Wijsgeer in het wild, waarin hij het verband tussen biologische diversiteit en taaldiversiteit op de wereld in historisch en hedendaags perspectief onderzoekt.

Van de Gronden (Almelo, 1963) is opgegroeid in Nunspeet, een plaats gelegen in bosrijk, ruimtelijk gebied, niet ver van de randmeren: een omgeving die hem al op jonge leeftijd in de ban bracht van de natuur. Waar een kind ervan kan dromen om piloot of brandweerman te worden, wilde Van de Gronden als kind dierenarts worden, en anders filosoof. “Bij dat laatste had ik de romantische beelden van Plato en Socrates, wijze mannen in lange gewaden die over de markt liepen en allerlei interessante vragen stelden.” – vertelt Van de Gronden gedurende het gesprek.

 

“Het verband tussen de verwachte afname van taaldiversiteit en biodiversiteit op de wereld ontdekte ik voor het eerst in een studie die voor het WNF is uitgevoerd, waarbij ik tot mijn grote verbazing constateerde dat die bijna volledig parallel lopen.”

 

Na zijn gymnasiumopleiding koos hij voor een studie Wijsbegeerte in Leiden. Hij maakte na de studie met tussenpozen in Nederland enkele omzwervingen over de wereld, woonde een aantal jaren in Suriname, waar hij voor Buitenlandse zaken werkte, in Zuid-Afrika en, in de functie van adjunct-directeur van het Nordic Office (van de VN-organisatie UNDP), in Kopenhagen. In 2006 werd Van de Gronden aangesteld als directeur van het Wereld Natuur Fonds.

In zijn essaybundel brengt hij een altijd gekoesterde passie voor wijsbegeerte en de natuur nader tot elkaar. Van de Gronden bespreekt in de essays hoe natuurwaardering ligt besloten in enkele eeuwenoude filosofische waardesystemen en hoe natuurwaardering samenhangt met de taal, culturele waarden en tradities in samenlevingen. In deze ontdekkingstocht over de wereld is hij gedreven door de diepgewortelde intuïtie dat de menselijke waardesystemen hun weerslag vinden in het landschap.

Vanuit dit veronderstelde verband tussen culturele waarden en landschapsbeheer plaveit Van de Gronden ook de weg om de krimpende weidevogelpopulatie in het boerenland in Friesland een ander licht te plaatsen: in verhouding met de toekomst van het leven op het platteland en zelfs de toekomst van de Friese taal – een onderwerp waar hij een hoofdstuk van zijn bundel aan wijdt.

Het schrijven van de essays gaf Van de Gronden ruimte om met meer distantie naar het fenomeen natuurbescherming te kijken, waarvoor in de dagelijkse praktijk van het WNF geen ruimte is. Toch bespreekt Van de Gronden in de wijsgerige essays ook een reeks natuurbedreigende situaties in de wereld die volgens hem een urgente aanpak vragen; de urgentie voor aandacht hiervoor licht Van de Gronden in het gesprek over het boek uitvoerig toe.

Van de Gronden: “Het verband tussen de verwachte afname van taaldiversiteit en biodiversiteit op de wereld ontdekte ik voor het eerst in een studie die voor het WNF is uitgevoerd, waarbij ik tot mijn grote verbazing constateerde dat die bijna volledig parallel lopen. Tegen het midden van deze eeuw kent vermoedelijk de helft van het aantal talen dat nu nog gesproken wordt – tussen de zes- en zevenduizend talen – geen sprekers meer. Als je naar een verspreidingskaart van talen kijkt die verdwijnen en tegelijk naar de botanische diversiteit, zie je dat de twee sterke overlap tonen: waar de soortenrijkdom hoog is, is de talendiversiteit dat ook.”

 

“Het gaat me er niet om dat we in het Westen zo nodig van het taoïsme moeten leren. Het gaat me meer om het ontdekken van eigen culturele bronnen met levenslessen over hoe je in iets harmonieuzere verhouding met je omgeving om kunt gaan.”

 

“Daar zijn voor een deel ook verklaringen voor. Als je kijkt naar een land als Papua, waar nog honderden talen worden gesproken, zie je dat daar het aantal endemische soorten ook hoog is. Daarbij kun je zeggen dat evolutionair gezien ook isolement – als het maar lang genoeg aanhoudt – leidt tot soortenrijkdom omdat populaties zich niet mengen. Daar staat een groot tijdsverschil tegenover, biologische diversiteit gaat veel langer terug: de talenexplosie begon pas zeventigduizend jaar geleden toen de moderne mens zich vanuit Afrika over de aarde verspreidde. Maar er is een veel intensievere band tussen cultuur en samenleving en natuur en ecologie dan we gewoonlijk denken.”

 

Taoïsme
Als voorbeeld van een samenleving waarin cultuur en natuur nauw met elkaar verbonden zijn, beschrijft Van de Gronden in het boek de taoïstische wijze van leven in China. “Het taoïsme gaat van oudsher heel respectvol om met natuur en omgeving. Het woord ecologie bestaat pas honderdvijftig jaar, maar in het taoïsme is een ecologische levensstijl al tweeduizend jaar oud. Het is een democratische manier van leven met een horizontale organisatie, ook leken vervullen een belangrijke rol in het religieuze leven. Op het platteland van Sichuan en ook in de kustprovincies is het nog altijd een levendige traditie. Er is zelfs sprake van een renaissance van ‘de drie leren’: confucianisme, taoïsme en boeddhisme. De communistische overheid heeft het altijd moeilijk gehad met religie, maar het lijkt of men in China in de huidige tijd van verwestersing en sterke economische groei ook op zoek is naar eigen bronnen.”

Van de Gronden signaleert dat de band tussen cultuur en natuur in veel samenlevingen scheefgegroeid is. Hij pleit in het boek voor het creëren van meer aandacht voor eigen tradities: “Het gaat me er niet om dat we in het Westen zo nodig van het taoïsme moeten leren. Het gaat me meer om het ontdekken van eigen culturele bronnen met levenslessen over hoe je in iets harmonieuzere verhouding met je omgeving om kunt gaan. Veel beschermd gebied in China komt overeen met eeuwenoud taoïstisch gebied. Dat fascineert mij. Ik denk dat daar voor China een grotere bron van hoop ligt dan in internationale conferenties waar de beginselen van een ecologie nog eens worden uitgelegd. Ik hoop dat tradities het inzicht brengen dat je anders met landschap om kunt gaan en dat de basis voor moraal en samenleving met die omgang verweven raakt.”

 

“Ik stel vragen bij de keuzes die we maken. Friesland stond er tot voor kort op als één van de mooiste provincies van Nederland. Dat moet je koesteren.”

 

Teloorgang van het Friese landschap
Verstoorde relaties tussen cultuur en natuur herkent Van de Gronden ook in Nederland. Hij somt een aantal hoofdproblemen op van het Nederlandse landschap: “Tegen de seizoenen in de waterstand kunstmatig verlagen zodat we er al in het vroege voorjaar met zware tractoren op uit kunnen rijden, overbemesting, intensivering, schaalvergroting en in het algemeen het verliezen van de maatvoering: de balans is zoek. Met alle gevolgen van dien. In veertig jaar tijd is meer dan vijfennegentig procent van de broedparen van de veldleeuwerik verdwenen. Een miljoen broedparen.”

In de essays heeft Van de Gronden speciale aandacht voor de situatie op het Friese platteland. “Ik stel vragen bij de keuzes die we maken. Friesland stond er tot voor kort op als één van de mooiste provincies van Nederland. Dat moet je koesteren. Mensen komen hier niet op vakantie om eindeloos raaigras te zien zonder kruiden en vogels. Die willen de roep van de grutto horen, kieviten zien duikelen. Het eenzijdige marktdenken heeft een grote tol geëist. Het waanidee dat je ook vanuit een dorpje in Friesland voor de wereldmarkt moet produceren: ik vind het een achterhaalde opvatting. Je kunt ook tot een hoogwaardige melkproductie komen zonder zo’n schade aan te richten aan de wereld om je heen. Er is een veel rijker landschap mogelijk, met behoud van economische productiviteit.”

 

Grutto
Symbool voor de teloorgang van het Friese landschap, staat wat Van de Gronden betreft het lot van de grutto. “Ik heb wel eens gezegd: ‘u heeft een panda op vleugels: de grutto’. Meer dan tachtig procent van de grutto’s die de Oost Atlantische trekroute volgen is voor zijn broedsucces afhankelijk van Nederland en in belangrijke mate van Friesland. Kijk hoe de grutto is verweven met de Friese cultuur of Friesland verbindt met de wereld. Als je als Friesland ergens verantwoordelijkheid voor draagt, is het dat. Dit populatieverlies treedt hier op, niet in Afrika. Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot een zekere mate van Friese eigenwijsheid: ik vind Nederland een rijker land omdat het ook een minderheidscultuur heeft. Die moet je koesteren.”

In zijn boek besteedt Van de Gronden ruimte aan het verband tussen het landschap en de Friese taal. Hij beschrijft wat hij in het Friese provinciehuis bij de presentatie van het Living Planet Report zei: ‘Het Fries gedijt niet lang op de levensarme vlakte van een agrarische monocultuur’. Van de Gronden hierover: “In Schotland heeft schrijver Robert Macfarlane een glossary gemaakt met allerlei woorden die uit de Engelse taal dreigen te verdwijnen doordat een bepaald type landschap verdwijnt. Hij bepleit een rewilding van de taal. Friesland kent vijfhonderd woorden die met kievitseieren rapen te maken hebben. Er zijn niet veel gebieden in Nederland waar je ook met culturele trots kunt spreken over natuurlijke rijkdom. Hoe meer je je realiseert hoe dat verweven is, hoe meer draagvlak er voor de natuurlijke rijkdom zou moeten zijn.”

 

“Ik was eerst erg sceptisch over de bereidheid van boeren om het roer om te gooien. Nu denk ik dat boeren gevangen zitten in een systeem waar zij ook niet blij mee zijn.”

 

Natuurherstel
Nederland boekt ook vooruitgang, erkent Van de Gronden. Twaalf procent van het land staat te boek als beschermd gebied. Veel natuurgebieden zijn met elkaar verbonden. “Maar natuurherstel moet niet alleen in natuurgebied plaatsvinden. Scheiden van natuur en landbouw is niet handhaafbaar: duinen vergrassen omdat ze te voedselrijk zijn, verdroging houdt niet op bij de grens van het agrarische productieland. Zo beleef je het landschap ook niet: ‘nu ben ik in natuur, nu in boerenland. Ik zou er sterk voor pleiten dat we vooral ook in het agrarische landschap terugkeren naar meer maatvoering, waarin we ons weliswaar blijven richten op hoge productiviteit, maar verantwoorder omgaan met natuurlijke systemen.”

“Er is mij in het verleden wel tegengeworpen dat dat niet kan omdat dat tot te grote productieverliezen leidt, maar dat is een fabeltje. Uit de meest recente, wereldwijde onderzoeken blijkt dat het verschil in opbrengst tussen ecologische verantwoorde en klassiek intensieve landbouw veel kleiner is dan we dachten, misschien wel minder dan twintig procent. Als je in die orde van grootte komt en kijkt naar de enorme maatschappelijke kosten van ammoniakvervuiling, fosfaten in ons drinkwater, verlies van soorten, bijen, vlinders, weidevogels, dan is de keuze toch snel gemaakt?”

Volgens Van de Gronden gloort er hoop op verandering in het bewerken van het boerenland. “De landbouwlobby is lang in staat geweest het drama op het platteland te verhullen of ontkennen, maar zoals het spreekwoord luidt: je kunt een heleboel mensen gedurende enige tijd voor de gek houden, maar nooit altijd iedereen. Er is in Nederland groot draagvlak voor natuurbescherming. Drie of vier miljoen mensen steunen op enigerlei wijze een natuurorganisatie. Men let in Nederland erg op de centjes, maar als ook de economische situatie in het geding is, begint het er wel om te spannen.”

“Nederlandse boerenbedrijven moeten anders willen zijn dan andere melkveehouderijen in de wereld. Er zijn in het buitenland al bedrijven met duizend koeien, daar kun je in Nederland nooit mee concurreren. Je hebt verloren voor je begonnen bent. Je kunt misschien heel tijdelijk mee doen in een rat race, maar Nederlandse landbouwgrond behoort tot de duurste in de wereld: je redt het nooit op prijsconcurrentie. Ik was eerst erg sceptisch over de bereidheid van boeren om het roer om te gooien. Nu denk ik dat boeren gevangen zitten in een systeem waar zij ook niet blij mee zijn.”

 

“Ik hoop dat er inspiratie uitgaat van natuurherstel. Ik denk dat het kantelpunt in het boerenland ook dichterbij is dan we denken.”

 

“Boerenbedrijven kennen natuurlijk veel problematiek. Vier tot vijf boeren stoppen er per dag mee in Nederland, er zijn opvolgingsproblemen en een moderne boer stikt in de schulden. Maar boeren produceren meer dan economische waarde: ze vervullen ook een belangrijke maatschappelijke en sociale rol. Het is tijd voor een herwaardering van het boerenvak. Maar dan moet er ook sprake zijn van een herstel van vakmanschap en de bereidheid te luisteren naar de samenleving. Dan neemt de maatschappelijke waardering ook toe.”

Verandering kan gepaard met wetenschappelijk onderzoek verwezenlijkt worden, denkt Van de Gronden. “Nederland is een kennisrijk land, het moet hier mogelijk zijn tot een meer agro-ecologische productievorm te komen. ’s Wereld beste wetenschappelijk kenniscentrum op het vlak van trekvogel- en dierenecologie zit in Groningen. Vorig jaar nog viel een Friese hoogleraar (Theunis Piersma) de belangrijkste Nederlandse wetenschappelijke onderscheiding ten deel: de Spinozaprijs. Friesland stemt mij op dat gebied juist hoopvol. Als je naar het burgerinitiatief Kening fan ’e Greide kijkt, compleet met burgerjury’s, naar Culturele Hoofdstad 2018 en het thema mienskip: de gemeenschapszin, de taal, cultuur, de rijke geschiedenis, dan zijn hier genoeg factoren die verandering in gang moeten kunnen zetten.”

 

Kening fan ’e Greide
Het Wereld Natuur Fonds doet met onder meer de Rabobank en Friesland Campina momenteel mee aan een pilot bij drie agrarische natuurverenigingen die economisch voordeel moet opleveren voor boerenbedrijven die een ecologisch verantwoorder produceren. “Samen met het Louis Bolk Instituut zijn we daarvoor een hele systematiek aan het ontwikkelen. We nemen twee groeiseizoenen de tijd om dat uit te werken. Er zijn nog veel meer boeren die nu al mee willen doen, maar eerst moet de boel goed op de rails staan.”

Het Friese initiatief Kening fan ’e Greide heeft het WNF bij deze pilot betrokken. “Zonder initiatief van Kening fan ’e Greide en mensen als Sytze Pruiksma, Klaas Sietse Spoelstra en Theunis Piersma, zou de pilot die we gestart zijn niet hebben plaatsgevonden. Je kunt zeggen dat ze ons er met de haren hebben bijgesleept. Zij zijn ook een inspiratiebron geweest voor ons om de taaldiversiteit verder uit te zoeken en voor mij om de relatie tussen landschap, moraal en talige diversiteit verder uit te diepen. De trekvogelecologie voedt onze strategische oriëntatie over hoe we over Nederland en andere plekken in de wereld denken. Mede daardoor hebben we ‘herontdekt’ dat Nederland een belangrijk knooppunt is in de internationale biodiversiteit.”

Inspiratie en hoop voor goede natuurbescherming in Nederland put Van de Gronden ook uit de aanpak van natuurorganisaties om ruimte voor de grote Nederlandse rivieren te creëren. “Als er ergens de afgelopen jaren veel natuurherstel heeft plaatsgevonden, is het langs de uiterwaarden en oevers van onze grote rivieren. Daar zijn we de afgelopen decennia in staat geweest een veiligheids- en waterhuishoudingvraagstuk te verbinden met ecologisch herstel. Dus we kunnen het wel. Ik hoop dat er inspiratie uitgaat van natuurherstel. Ik denk dat het kantelpunt in het boerenland ook dichterbij is dan we denken.”

 

Johan van de Gronden is tiisdeitejûn 15 septimber ien fan de sprekkers op ‘de Moanne Live’ yn gearwurking mei ‘Kening fan ‘e Greide’ op in jûn oer boeken. Neist Van de Gronden binne tegast: Kees Kooman, Albert Beintema en de dichters Elmar Kuiper en Sytse Jansma.

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.