Beschoffing

Publisearre op 26 juni 2011

Tijdens de dagelijkse autoritten van mijn woonplaats Groningen naar Museum Belvédère luister ik regelmatig naar de radio. Vaak zap ik van de ene naar de andere zender, totdat ik iets hoor wat mijn aandacht vraagt. Zo viel ik nog niet zolang geleden middenin een discussie tussen een mevrouw van de PvdA en een meneer van de PVV. Waar het precies over ging, weet ik niet meer. Toen de mevrouw in haar vertoog het woord beschaving liet vallen, werkte dat als een rode lap op een stier. Ze was nog niet aan het einde van haar zin aanbeland of de meneer viel haar in de rede. Ook hij had het plotseling over beschaving, maar zoals hij het woord uitsprak, klonk het meer als beschoaving. En hoe vaker hij het woord liet vallen, hoe meer de zachte v begon te klinken als harde f , totdat ik niets anders meer kon horen dan beschoffing. Het trof me als de clou van een foute grap. Beschoffing is eigenlijk precies waar veel spreekbuizen van de PVV zich aan bezondigen. Ik kan ze niet anders zien dan een stel afbrakelingen die met snerende oneliners en onder het mom van de vrijheid van meningsuiting alles wat authentiek, eigenzinnig of anders is, onderuit mogen schoffelen. En wij leven in een samenleving waarin de media dat theater gretig een podium bieden en de meeste politici zo zijn opgenomen door het systeem van graaien, pappen en nathouden, dat ze niet meer optimaal in staat zijn om integer en vrij van dubbele agenda’s weerwoord te bieden.

Alles wat mooi en kwetsbaar is, lijdt daaronder. Ook de kunst en cultuur. De onevenredig hoge bezuinigen die van regeringswege zijn afgekondigd, zijn daarvan een schrijnend voorbeeld. Dat er bezuinigd moet worden en er binnen de culturele sector veel efficiënter kan worden gewerkt, vind ik ook. Maar aan het huidige beleid ontbreekt elke zorgvuldigheid en elke visie. Met het kapmes in de ene en de botte bijl in de andere hand wordt de afbraak ingezet. Maar wat me misschien nog wel het meeste stoort, is de toon waarop dat allemaal gaat, het dédain waarmee gesproken wordt over kunst als iets overbodigs van een voorbije linkse elite. En de woordvoerders van die elite – de groep mensen die kunst koesteren als waardevol – blijken nauwelijks in staat tot passende antwoorden, omdat ze geen kwalitatief onderscheid durft te maken en dientengevolge grijpt naar de verkeerde argumenten zoals de economische betekenis van kunst. Natuurlijk, goede culturele voorzieningen begunstigen zowel de recreatie als het leefklimaat en daarmee de ontwikkeling van het bedrijfsleven. Maar werkelijke kunst trekt zich daar nu juist niets van aan en kan zelfs vormen aannemen die ver afstaan van het grote publiek en – vooralsnog – slechts worden gewaardeerd door een selecte groep vrijdenkers. Zij moet die kwaliteit onderkennen, beschermen en uitdragen, opdat de betekenis van kunst kan doordringen tot alle geledingen van de maatschappij. Zij moet ook duidelijk durven maken dat kunst los staat van ‘economie’, omdat ze reflecteert, reageert en vrij is. Kunst viert de vrijheid van de geest en de menselijke creativiteit en vormt daarom de basis van elke beschaving, vroeger en nu.

Wat ik persoonlijk ervaar als de grote waarde van kunst is dat het in staat is vooroordelen weg te nemen en je blik op de wereld kan verruimen. Kunst kan je vertrouwd maken met datgene wat je aanvankelijk als vreemd of zelfs bedreigend ervoer. Het kan je dan ook helpen een mechanisme te ontwikkelen om het ‘nieuwe’ en ‘onbekende’ open tegemoet te treden om vervolgens te begrijpen en te accepteren. Dat mechanisme is binnen elke samenleving van onschatbare betekenis en wanneer het van binnenuit wordt aangetast, devalueert beschaving tot beschoffing.

Han Steenbruggen, direkteur Museum Belvédère

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels