Doorzeefd

DOUWE KOOTSTRA –

Congressen en symposia, je kunt me er altijd wakker voor maken. En ik bof, want er gaat bijna geen kwartaal voorbij of ik mag weer aantreden. Het Mercator Research Centre, opererend onder de krachtige vleugels van het Center of Excellence de Fryske Akademy, is op het terrein van meertaligheid internationaal sterk profilerend bezig. Taalwetenschappers uit heel Europa en soms ook daarbuiten worden ingevlogen om de meest recente stand van onderzoek uit de multilinguale doeken te doen. De problematiek kent een in de loop der jaren sterk toegenomen specialistische aanpak met vragen als: Wat is de invloed van de minderheidstaal op het gebruik van het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de meerderheidstaal? Hebben sprekers van een streektaal in gematigde gebieden significant minder last van hoogtevrees dan vergelijkbare groepen in de subtropen? Leidt consequent volgehouden additieve meertaligheid tot een flexibeler denken bij politici uit sterk monoglotte, overbevolkte randstedelijke conglomeraties?

De uitkomsten van dergelijke relevante onderzoeken zullen over enkele decennia zeker leiden tot praktische toepassingen in het leven van grote groepen Europeanen in het algemeen en dat van de Friezen in het bijzonder. Als het een beetje meezit misschien al in 2018, wanneer Leeuwarden en wijde omgeving, hopelijk meertalig, glorieert als Culturele Hoofdstad van datzelfde Europa.

Bovengenoemde congressen kennen een ijzeren structuur. Van ’s morgens negen tot ’s middags vijf krijgt elk kwartier een spreker de gelegenheid om zijn of haar onderzoek te presenteren. Dat gebeurt in allerlei variaties van soms heel verrassend Engels. Als vier-en-een-halftalige inwoner van Fryslân is dat voor mij in principe geen probleem. Het congres wordt slechts onderbroken door korte pauzes en de dienstdoende chairmen – chairwomen komen in Fryslân nog nauwelijks voor – zijn onverbiddelijk. Sprekers grijpen dan ook hun kans en spuiten in de hun toegemeten vijftien minuten een snelvuur aan wetenschappelijke bevindingen de zaal in. En omdat ze altijd twijfelen aan de luistervaardigheid van de aanwezigen – inderdaad en helaas een nog altijd onderontwikkeld onderdeel van ons taalonderwijs – lezen de geleerde inleiders voor alle zekerheid de teksten op het scherm ook nog eens voor. U begrijpt het al: na een groot aantal van die perfect uitgevoerde presentaties springen mijn gedachten alle kanten uit. Kort gezegd, ik ga, alle goede professionele meertalige wil ten spijt, doorzeefd ten onder. Kijk om me heen, krijg hevige dirty en andere minds aangaande de spreekster en ruik steeds duidelijker de frituur die een verdieping lager wordt opgestookt ter voorbereiding op het afsluitende en vooral verlossende onderdeel ‘get-together with bites and drinks’. Ik moet tijdens zulke woordmarathons ook voortdurend denken aan het klassieke pedagogische principe dat een mens hooguit een half uurtje achter elkaar tot geconcentreerd luisteren in staat is. Iedereen op de wereld weet het, maar niemand past het toe. Behalve met de bitterballen is er nauwelijks enige interactiviteit. Ja, hooguit na afloop snel één heel belangrijke vraag want we moeten wel binnen het schema blijven. Heerlijk, zulke ouderwetse congressen.

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.