Bijna elk zinsdeel kan bestaan uit alleen een bijvoeglijk naamwoord 

Publisearre op 30 juni 2017

HENK WOLF – 

Een paar jaar geleden zette een vertwijfelde lerares Nederlands de volgende taalkundevraag uit een schoolboek op Facebook: “In welke zinsdelen kan als enige woord een bijvoeglijk naamwoord voorkomen?”

Ik heb een tijd nagedacht en kwam tot de conclusie dat dat er minimaal veertien zinsdelen zijn waarin dat kan. Vermoedelijk hebben de makers van het schoolboek die niet allemaal bedacht, daarom zet ik ze hieronder op een rijtje, steeds met een of meer voorbeeldzinnen erbij. De zinsdelen waar het om gaat, heb ik gecursiveerd.

 

“In welke zinsdelen kan als enige woord een bijvoeglijk naamwoord voorkomen?”

 

onderwerp:
* Hoger is beter.
* Gelukkig duurt nooit lang.
* Koude dranken zijn voor in de zomer, warme zijn voor in de winter.

werkwoordelijk gezegde:
* Belachelijk heb ik hem niet gemaakt, wel zwart.

naamwoordelijk gezegde:
* De stoel is bruin, de tafel zwart.

lijdend voorwerp:
* Ze haat gepureerd.
* Hij draait late diensten, zij draait vroege.

meewerkend voorwerp:
* Ze geeft socialistisch de voorkeur boven liberaal.
* Hij biedt oude klanten vertrouwen en geeft nieuwe een kans.

belanghebbend voorwerp:
* Arm en rijk zijn welkom, maar ik zal vooral arm een feest bereiden.
* Mannelijke en vrouwelijke bezoekers waren allebei welkom, maar hij schonk vooral vrouwelijke vaak iets in.

ondervindend voorwerp:
* Blank en zwart waren aanwezig, maar de discussie stond vooral blank niet erg aan.
* Oude klanten houden van zo’n entree, maar nieuwe staat zo’n formele toegang niet zo aan.

bezittend voorwerp:
* Jij irriteert hoog- en laagopgeleid. Ik werk vooral hoogopgeleid op de zenuwen.
* Jij zit grote boeven in de weg en ik loop kleine voor de voeten.

oorzakelijk voorwerp:
* Ik ben bruin beu.
* Ik weet dat je veel documenten mist, maar ben je ook belangrijke kwijt?

voorzetselvoorwerp:
* Bruin, daar houd ik helemaal niet van.
* Klassieke auto’s heb ik meer mee dan moderne.
* Van welke wijn houdt u het meest? Franse?

bepaling van gesteldheid:
* Gepikeerd liep ze de trap op.
* We troffen de hond halfdood in de tuin aan.

resultatieve bepaling:
* Ik schilder het hek groen.
* Ik vind het goed.

bijwoordelijke bepaling:
* Rood is lakmoespapier een verklikker van zuren.
* Heeft ze hem nou vorige week geholpen of voorvorige?

door-bepaling:
* Door wat voor schilders is dat dat houtwerk gedaan? Kleurenblinde?

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels