Waarop baseren we onze keuze voor een voornaamwoord?
Publisearre op 23 januari 2018
HENK WOLF –
Onderstaande zin klinkt veel mensen raar in de oren – mij ook. Ik hoor namelijk bij een groep mensen die bij het onzijdige woord neefje het betrekkelijk voornaamwoord dat verwachten. Er zijn mensen die een heel ander taalgevoel hebben. Zij gebruiken altijd die om naar mensen te verwijzen. Ze gebruiken dus niet het woordgeslacht voor hun keuze van het betrekkelijk voornaamwoord, maar een ander criterium. Waarschijnlijk is dat criterium ‘menselijkheid’.
‘We gaan naar mijn neefje, die jarig is.’
Dat wordt door de mensen die dat zeggen weleens veroordeeld, maar heel onlogisch is de keuze voor die niet. Betrekkelijke voornaamwoorden worden in de standaardtaal en ook in het taalgevoel van veel mensen namelijk door het woordgeslacht bepaald, maar daarmee vormen ze zo langzamerhand een uitzondering. Bij veel andere voornaamwoorden is dat allang niet meer zo. Daar spelen allerlei andere criteria een rol. Bovendien is er wat de keuze van de voornaamwoorden geen eenheid binnen het Nederlands: de ene spreker kiest het ene criterium, de andere spreker het andere.
Voor een spreker van het Duits is dat erg vreemd. Het Duits en het Nederlands lijken natuurlijk erg veel op elkaar, maar in het Duits bepaalt bijna altijd het woordgeslacht welk voornaamwoord er wordt gekozen. Jenny Audring is een Duitse taalkundige, die uitgevogeld heeft hoe het complexe Nederlandse systeem in elkaar zit. Ze heeft daar een geweldig interessant proefschrift over geschreven: Reinventing Pronoun Gender. Een link vind je hier: https://www.lotpublications.nl/Documents/227_fulltext.pdf.
Wie eens wil weten welke criteria hij allemaal gebruikt bij het kiezen van voornaamwoorden, kan in de onderstaande tabel de vormen omcirkelen die hij gebruikt. Als alle rondjes in de tweede kolom staan, dan gebruikt hij het Duitse systeem – dan is woordgeslacht het enige criterium. Staan er ook rondjes in de derde kolom, dan gebruikt hij een gemengd systeem. In de vierde kolom staat het vermoedelijke criterium om de vorm in de derde kolom te kiezen.
Soort voornaamwoord: | Voornaamwoord dat past bij het woordgeslacht: | Alternatief voornaamwoord: | Vermoedelijk criterium om het alternatief te kiezen: |
persoonlijk (onderwerp) |
Daar staat mijn neefje. Het is jarig. | Daar staat mijn neefje. Hij is jarig. | biologisch geslacht |
Daar komt de minister van Buitenlandse Zaken. Hij heeft een blauw mantelpakje aan. | Daar komt de minister van Buitenlandse Zaken. Zij heeft een blauw mantelpakje aan. | biologisch geslacht | |
Daar staat een schaap. Het heeft een vieze vacht. | Daar staat een schaap. Hij heeft een vieze vacht. | dierlijkheid | |
Daar staat een schaap. Ze heeft een vieze vacht. | biologisch geslacht | ||
Het slachtoffer is biologisch een man, maar het voelt zich een vrouw. | Het slachtoffer is biologisch een man, maar hij voelt zich een vrouw | biologisch geslacht | |
Het slachtoffer is biologisch een man, maar ze voelt zich een vrouw. | identitair geslacht (‘gender’) | ||
Ik heb een koffiezetapparaat gekocht, maar het is kapot. | Ik heb een koffiezetapparaat gekocht, maar hij is kapot. | concreetheid | |
Daar ligt modder. Hij zit ook onder mijn schoenen. | Daar ligt modder. Het zit ook onder mijn schoenen. | ontelbaarheid | |
Hier vergadert de gemeenteraad. Hij is de hoogste baas van de gemeente. | Hier vergadert de gemeenteraad. Zij is de hoogste baas van de gemeente. | abstractheid | |
Hier vergadert de gemeenteraad. Ze zijn de hoogste baas van de gemeente. | collectief-zijn | ||
persoonlijk
(geen onderwerp) |
Daar staat mijn neefje. Heb je het al begroet? | Daar staat mijn neefje. Heb je hem al begroet? | biologisch geslacht |
Daar staat een schaap. Heb je het al gezien? | Daar staat een schaap. Heb je hem al gezien? | dierlijkheid | |
Daar staat een schaap. Heb je haar al gezien? | biologisch geslacht | ||
Het slachtoffer is biologisch een man en voelt zich een vrouw. Wil je het spreken? | Het slachtoffer is biologisch een man en voelt zich een vrouw. Wil je hem spreken? | biologisch geslacht | |
Het slachtoffer is biologisch een man en voelt zich een vrouw. Wil je haar spreken? | identitair geslacht (‘gender’) | ||
Ik heb een koffiezetapparaat gekocht. Wil je het zien? | Ik heb een koffiezetapparaat gekocht. Wil je hem zien? | concreetheid | |
Daar ligt modder. Ik heb hem ook onder mijn schoenen. | Daar ligt modder. Ik heb het ook onder mijn schoenen. | ontelbaarheid | |
Hier vergadert de gemeenteraad. U kunt hem rechtstreeks benaderen. | Hier vergadert de gemeenteraad. U kunt haar rechtstreeks benaderen. | abstractheid | |
Hier vergadert de gemeenteraad. U kunt ze/hen rechtstreeks benaderen. | collectief-zijn | ||
aanwijzend | Ken je zijn neefje nog? Dat is morgen jarig. | Ken je zijn neefje nog? Die is morgen jarig. | menselijkheid |
Ik heb geen ander boek dan dit. | Ik heb geen ander boek dan deze. | concreetheid | |
Daar ligt modder. Die komt uit de tuin. | Daar ligt modder. Dat komt uit de tuin. | ontelbaarheid | |
bezittelijk | Hier is mijn boek. Waar is het jouwe? | Hier is mijn boek. Waar is de jouwe? | concreetheid |
Dit is zijn olie en dat is de hare. | Dit is zijn olie en dat is het hare. | ontelbaarheid | |
Het meisje waste zijn handen. | Het meisje waste haar handen. | biologisch geslacht | |
De minister is biologisch een man, maar zijn geslachtsidentiteit is die van een vrouw. | De minister is biologisch een man, maar haar geslachtsidentiteit is die van een vrouw. | identitair geslacht (‘gender’) | |
Het Catalaanse volk eist zijn soeveriniteit op. | Het Catalaanse volk eist haar soevereiniteit op. | abstractheid | |
Iedereen had zijn handtekening gezet. | Iedereen had hun handtekening gezet. | collectief-zijn | |
herhalend | Mijn zusje, dat is morgen jarig. | Mijn zusje, die is morgen jarig. | menselijkheid |
Het schaap, dat staat in de wei. | Het schaap, die staat in de wei. | dierlijkheid | |
Het boek, dat staat in de kast. | Het boek, die staat in de kast. | concreetheid | |
betrekkelijk | We gaan naar mijn neefje, dat jarig is. | We gaan naar mijn neefje, die jarig is. | menselijkheid |
Daar staat een schaap dat een vieze vacht heeft. | Daar staat een schaap die een vieze vacht heeft. | dierlijkheid | |
Dat is een tafeltje dat ik bij de Kringloop heb gekocht. | Dat is een tafeltje die ik bij de Kringloop heb gekocht. | concreetheid |
Kategory
Tags
Diel dit artikel!
Relatearre artikels
Kategory: Dossier,Frysk yn it ûnderwiis,Taal,Ynterview
WYBRICH BAKKER - It Frysk is ferplichte op de basisskoalle, mar eltse skoalle docht syn eigen sin by de ynfolling fan it fak. In oerke [...]
MARITA DE JONG - Ald-rjochter Rienk Wegener Sleeswijk fielt him Frysk yn ieren en sinen. Dochs praat er de taal net. Hy fynt dat dêr [...]