Harlingen als literair decor

Publisearre op 17 juni 2014

JAN FOLKERTS & JEANINE OTTEN –  

 

Het non-fictie-element in de roman Anna Casparii van Theun de Vries
Kleine steden vormen voor auteurs vaak een ideale microkosmos waarvan de mensen, de plaatsen en de gebeurtenissen de ingrediënten vormen voor romans waarvan de betekenis die van de kleinsteedse samenleving verre overstijgt. Weinig kleinere Nederlandse steden hebben het geluk gehad van Harlingen. De Friese zeestad vormde het decor voor enkele van de bekendste werken van Simon Vestdijk en later situeerde Theun de Vries er zijn bekende roman Anna Casparii. Het bijzondere van deze romans is dat zij zich alle afspelen in een vrij kort tijdsbestek, namelijk de periode 1895-1915, zodat er voor de ontvankelijke lezer een indringend beeld ontstaat van de Harlinger samenleving in die tijd, een beeld dat dan bovendien ook nog van twee heel verschillende zijden wordt belicht. Wie Vestdijks nog altijd lezenswaardige roman Meneer Vissers Hellevaart meerekent kan dat beeld van Harlingen nog uitstrekken tot het begin van de jaren twintig.

In recensies en biografieën van beide schrijvers valt de nadruk vanzelfsprekend op de literaire kwaliteiten van het werk en niet op het non-fictie-element dat in de Anton Wachtercyclus, maar meer nog in Meneer Vissers Hellevaart en Anna Casparii ook onmiskenbaar aanwezig is[1]. Voor Meneer Vissers Hellevaart is dat recent nog aangetoond aan de hand van tot nu toe onbekende bronnen over een van de centrale gebeurtenissen in het boek[2].

In dit artikel wordt ingegaan op het non-fictie-element in de belangrijke roman Anna Casparii of het Heimwee (1952) van de schrijver Theun de Vries. Het boek vormde de ‘ouverture’ van een serie romans, die tezamen ‘het beeld van een tijd’ hadden moeten schilderen. Dit zeer ambitieuze project had moeten uitmonden in een lange reeks met elkaar samenhangende romans en novellen, door De Vries begroot op maar liefst zestien delen.[3] Uiteindelijk bleef de serie na het tweede deel steken, en ging de belangstelling van de auteur toen weer uit naar andere romanstof. De ontvangst van het boek was gemengd: naast zeer veel lof en een prijs was er ook kritiek, onder meer op de stereotiepe beschrijving van de bijfiguren. Opmerkelijk is de waardering die het boek veel later ten deel viel, toen De Vries in 1979 aan de Rijksuniversiteit Groningen een eredoctoraat ontving. Zijn promotor, de bekende historicus E.H. Kossmann, had veel waardering voor de sympathie en empathie waarmee Theun de Vries aan de hand van een familiegeschiedenis een beeld opriep van de ondergang van het kleinsteedse patriciaat. Hij vergeleek het boek zelfs met Buddenbrooks van Thomas Mann[4].

De Vries, lange tijd overtuigd lid van de Communistische Partij Nederland (CPN), schreef boeken met een politieke boodschap. Anna Casparii is vanuit het marxistische perspectief dan ook niet zo maar een literair werk, maar een boek over verschuivende klassenverhoudingen. En waaraan konden zulke schuivende panelen mooier geillustreerd worden als juist aan het kleinsteedse Waddingen?

Wie deze roman leest met een ‘lokale bril’ raakt snel onder de indruk van de precisie waarmee De Vries de stadsgeografie van Waddingen schetst, zoals Harlingen in het boek wordt genoemd. Dit is de meeste recensenten – die de plattegrond van Harlingen immers niet op het netvlies hadden – ontgaan, maar het was voor hen ook ongetwijfeld niet belangrijk. Merkwaardiger is het, en ook meer van belang, dat zij ook een historische figuur hebben gemist die een centraal personage vormt in Anna Casparii.

 

 

Het Volksgebouw (links), ‘een eenvoudig koffiehuis’, eind negentiende eeuw (Collectie Hannemahuis)

Het Volksgebouw (links), ‘een eenvoudig koffiehuis’, eind negentiende eeuw (Collectie Hannemahuis)

 

Tjeerd Stienstra
In de roman schetst De Vries het leven van de jonge Anna Casparii, een dochter uit een stedelijke patriciërsfamilie. De familie heeft zijn beste tijd gehad, en dreigt vermalen te worden door het nieuwe opkomende kapitalisme, dat in Harlingen vooral tot uitdrukking komt door de geleidelijke ondergang van de zeilvaart en de opkomst van de stoomschepen.

Een eenvoudige koffiehuishouder, Monse Monsma ontpopt zich in Harlingen als een geharnaste tegenstander van de regenten, die de armen tot een ongelijke strijd aanzet tegen de uitbuitende klasse, waarvan de familie Casparii deel uitmaakte. Uit alles blijkt dat Theun de Vries uitstekend op de hoogte was van de lotgevallen van de befaamde Friese socialist Tjeerd Stienstra, die in de jaren negentig enkele jaren in Harlingen woonde, alvorens scheep te gaan naar Amerika[5]. Het was deze Tjeerd Stienstra die model stond voor Monse Monsma in Anna Casparii.

Stienstra was een kleermaker afkomstig uit Beetgum, die een succesvolle pettenmakerij dreef in Drachten voordat hij aangeraakt werd door de socialistische idealen, en naam maakte als leider van verscheidene veenstakingen. Hij raakte betrokken bij de fameuze Hogerhuiszaak, die de gemoederen in de jaren negentig in Friesland hoog deed oplopen. De zaak – door De Vries beschreven op p. 110 e.v. van Anna Casparii – tegen de voor een inbraak gepakte gebroeders Hogerhuis was voor de ‘socialen‘ een schoolvoorbeeld klassenjustitie: justitie was op de hand van de heersende machten en er was geen sprake van ‘recht voor allen’.

Deze Tjeerd Stienstra vestigde zich in mei van het jaar 1892 in Harlingen. De Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht nam een herberg met stalling over, voorheen bekend als het Wapen van Harlingen; Stienstra was de pachter. Zijn vrouw dreef het koffiehuis, hij zelf was vrijgesteld propagandist. Vanuit Harlingen gaf Stienstra ‘t Morgenrood (in het boek De Toekomst) uit, een weekblad dat het lokale regentenpatriciaat als voornaamste doelwit had[6]. Niet geheel ten onrechte zagen de Harlinger notabelen Stienstra als een voor hun positie gevaarlijke agitator, die een lesje geleerd moest worden. In de herfst van 1894 mondt dit uit in een gevangenisstraf van een jaar. Wanneer hij opnieuw veroordeeld wordt, weigert hij te betalen. De gedwongen veiling van Stienstra’s boedel kan echter door zijn massaal opgekomen medestanders worden voorkomen.

Als enkele maanden later de gedwongen boedelverkoop alsnog onder het toeziend oog van de gewapende macht plaatsvindt, weet – in Anna Casparii – Monsma in een van de aardigste passages in het boek met behulp van Anna te ontsnappen. Hier overstijgt de romanschrijver De Vries de historicus: van een dergelijke ontsnapping was in werkelijkheid geen sprake, maar het voorbeeld dient ook om de innerlijke tweestrijd van de hoofdpersoon te laten zien; deel uitmakend van een regentenfamilie, maar anderzijds ook niet ongevoelig voor de harde sociale tegenstellingen in het stadje. Zelfs in het culturele tijdschrift van de CPN, Politiek en Cultuur, dat Anna Casparii uiteraard vanuit een marxistische invalshoek besprak[7], werd de bekende socialistische voorman Tjeerd Stienstra niet herkend in de romanfiguur van Monsma. Theun de Vries heeft hier de schijnwerper gezet niet op een onbetekenende bijfiguur uit het vroege socialisme, maar op een man die op de ontwikkeling van de arbeidersbeweging in Harlingen en omgeving een belangrijk stempel zette en wiens invloed nog lang bleef bestaan. Frieswijk citeert E. van Hinte: ‘de anarchistische neigingen der arbeiders van Harlingen werden hier niet dan met veel tegenstand overwonnen, hetgeen wel hieruit blijkt, dat de “moderne” arbeidersbeweging hier later dan elders vasten voet kreeg’.[8]

Theun de Vries heeft zijn kennis van de levensloop van Stienstra vermoedelijk gebaseerd op het boek van W.H. Vliegen over de vroege arbeidersbeweging, zonder echter diens uiterst ongunstige oordeel over de man zelf over te nemen. Volgens Vliegen, die kennelijk wilde afrekenen met de radicalen in de ‘oude’ beweging, was Stienstra een slecht spreker, zwak van karakter en gespeend van enig politiek inzicht of verstand van organisatie[9]. Frieswijk, die een biografie over Stienstra schreef, noemt hem juist een bevlogen en goed spreker die – gezien zijn artikelen – wel degelijk politiek inzicht had.

 

IJs in de Noorderhaven (Haven de Maan), ca 1930, met zicht op het woonhuis van Anna Casparii (rechts het grootste van de twee klokgevels, nu hotel Anna Casparii), collectie Hannemahuis.

IJs in de Noorderhaven (Haven de Maan), ca 1930, met zicht op het woonhuis van Anna Casparii (rechts het grootste van de twee klokgevels, nu hotel Anna Casparii), collectie Hannemahuis.

 

Simon Vestdijk sr.
In het kleine Harlingen van een eeuw geleden kende iedereen elkaar, althans binnen eigen stand of klasse, en daarin paste dan ook dat Theun de Vries in zijn boek een flinke bijrol inruimde voor de vader van de door hem bewonderde collega Simon Vestdijk. Vanaf halverwege de roman duikt Vestdijk sr.[10] op als regisseur van de plaatselijke operettevereniging. ‘De man, die deze regie op zich had genomen, was de gymnastiek-onderwijzer Nicolai, een grote joviale oud-militair, die alle festiviteiten in Waddingen arrangeerde, de rederijkerskamer leidde, maar ook het bal na, op het jaarlijke diner van de schutterij en van de zeevaartschool de gezochte ceremoniemeester, en als het moest ook meester-cuisinier kon zijn, en in al die functies honderden Waddingers vermaak en zijn eigen mager salaris meer ruggesteun verschafte.’[11] Deze beschrijving in Anna Casparii vertoont meer dan toevallige overeenkomsten met die van Wim Hazeu in zijn Vestdijkbiografie, waarin vader Vestdijk ook als een duizendpoot werd gekwalificeerd: regisseur, dirigent, gymnastiekleraar, kok etc. etc.[12]

 

 

Tijd
Wat de chronologie betreft: Theun de Vries situeert Anna Casparii in de jaren 1898-1899, terwijl de gebeurtenissen rond Stienstra zich in werkelijkheid ongeveer vier jaar daarvoor hadden voorgedaan. De eerste executie van de boedel van Stienstra vond plaats in de herfst van 1894, die van Monsma in het boek in december 1898.

Opmerkelijk is dat Anna’s oom Reinder Casparii met nadruk het kalenderblaadje van 14 december (1898) afscheurt, kort voordat de boedelverkoop van Monsma plaats zal vinden. Een vermelding van deze boedelexecutie staat onder precies die datum (maar dan in 1894) vermeld in Wumkes Stads- en Dorpskroniek, volgens Stienstrabiograaf Johan Frieswijk mogelijk een van de belangrijkste secundaire bronnen voor Theun de Vries[13].

Waarom heeft Theun de Vries het boek niet gewoon in de jaren 1894-1895 gesitueerd, als hij zich overigens zo vaak wel aan de feiten heeft gehouden? Misschien is het toeval en niet belangrijk, maar wellicht is het ook een knipoog naar zijn bewonderde collegaschrijver Simon Vestdijk, die op 17 oktober 1898 in Harlingen werd geboren, zo ongeveer op het moment dat het verhaal van Anna Casparii begint[14]. Het is verleidelijk om in Anna Casparii een tegenwicht te zien van de Anton Wachtercyclus dat een ander, ‘ klassenbewust’ beeld van het Harlingen moest schetsen, dan dat in de liefdevolle tekening van Vestdijks jeugd in de Anton Wachterboeken. Toeval of geen toeval, met Anna Casparii schetst De Vries zijn eigen beeld van het Harlingen waarin Simon Vestdijk werd geboren[15].

Theun de Vries en Simon Vestdijk hadden een bijzondere relatie. De Vries was een van de vroege bewonderaars van Vestdijk, maar tijdens de koude oorlog raakte hun verhouding bekoeld. Toch was het De Vries die bij de zeventigste verjaardag van Vestdijk in 1968 de feestrede hield, ook al had hij het verschil tussen zichzelf en Vestdijk ooit – overigens wel erg schematisch – getypeerd als dat tussen Marx en Freud[16].

 

Bronnen
Zoals gezegd gaf Theun de Vries een geografisch opvallend nauwkeurig beeld van Harlingen. Alvorens op dat beeld verder in te gaan is het goed om de belangrijkste bronnen van de auteur te bespreken. De Vries was immers afkomstig uit Veenwouden, gelegen in een heel ander deel van Friesland, en had evenmin ooit in de Friese havenstad gewoond.

Toen Theun de Vries elf jaar was huwde zijn oom van moederskant Alle Uilkes Dijkstra, hoofdcommies bij het postkantoor in Harlingen, met Meike Jacobs Vellinga, een dochter uit een Harlinger familie. Door deze nieuwe tante kwam De Vries in contact met haar broer, Tjalko Hans Vellinga[17], die veel later als een belangrijke bron voor De Vries zou fungeren. Vellinga was een ex-zeeman, later leraar aan de zeevaartschool in Amsterdam, die toen De Vries stof begon te verzamelen voor Anna Casparii, een boekje opendeed over de Harlingse beau monde[18]. Van Vellinga ving De Vries ook de bijzonder voornaam Scato op, in Anna Casparii de naam van een van de hoofdpersonen, en een in het negentiende eeuwse Harlinger patriciaat geen onbekende voornaam.

De Vries heeft de Harlinger verhalen – en vermoedelijk ook enige schriftelijke bronnen zoals de eerder vermelde Stads- en Dorpskroniek van Wumkes – gebruikt als literair materiaal, en niet om van Anna Casparii een sleutelroman te maken. Met uitzondering van Tjeerd Stienstra en Vestdijk senior komen in het boek geen duidelijk herkenbare historische figuren voor. Dat zou ook niet passen bij de politieke strekking van het boek. Anders dan bij Vestdijk staat bij De Vries immers niet de psychologische ontwikkeling van de hoofdpersonen voorop, maar zijn de belangrijkste personages vooral vertegenwoordigers van hun sociale klasse die in marxistische zin hun ‘historische’ rol spelen. De roman is het beste geslaagd waar De Vries zijn neiging tot sociaal schematiseren onderdrukt. Anna Casparii zelf is meer van vlees en bloed dan de andere spelers op het toneel van Harlingen. Daarnaast weet De Vries in Anna Casparii op meesterlijke wijze de Harlinger onderklasse neer te zetten, een milieu dat in de romans van Vestdijk hooguit vaag wordt aangestipt. Wie zijn evocatieve schildering van de schrijnende sociale tegenstellingen aan het einde van de negentiende eeuw in Harlingen leest, begrijpt op slag ook beter de recente geschiedenis van die stad, waarin die tegenstellingen een andere gedaante hebben gekregen, maar allerminst zijn verdwenen.

 

Hotel Zeezicht (links) was de sociëteit Zeeburg, in Anna Casparii het Zeekasteel, waar de beau monde van Harlingen vanouds bijeenkwam. Foto van 1955. Collectie Hannemahuis.

Hotel Zeezicht (links) was de sociëteit Zeeburg, in Anna Casparii het Zeekasteel, waar de beau monde van Harlingen vanouds bijeenkwam. Foto van 1955. Collectie Hannemahuis.

 

 

Plaats
Met kennelijk plezier heeft De Vries zich gezet aan de ‘vertaling’ van de toponiemen van Harlingen in die van zijn schepping Waddingen. In veruit de meeste gevallen zien we achter de nieuwe naam de oude nog oplichten. Zo zijn de twee familiehuizen van de familie Casparii gesitueerd aan de Haven De Zon en Haven De Maan, respectievelijk de Zuiderhaven en de Noorderhaven.

De herensociëteit het Zeekasteel is natuurlijk Zeeburg, terwijl het kantongerecht, het Havenmantsje, in Anna Casparii de naam het Schuttertje krijgt. De beroemde Stiennen Man, het eenzame Harlinger landmark op de Westerzeedijk, heet bij De Vries de IJzeren Janus. Van de Schritsen en de Lanen maakt De Vries de Tritsen en de Tuinen, en in de Franse Plantage herkennen we direct de Engelse Tuin. Ook de vanouds arme buurt van de Zoutsloot en omgeving komt in het boek voor, als de Zoutkeetsbuurt. De Bargebuurt is het Swinerak, en de pakhuizen aan de Noorderhaven Polen en Rusland heten Riga en Archangelsk.

Een belangrijke rol in het boek speelt het koffiehuis De Toekomst van Monse Monsma. Als inspiratiebron voor deze plek kunnen we het Volksgebouw van de Harlinger afdeling van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, later cafe De Franekerpoort aanwijzen. Hier woonde Tjeerd Stienstra en gaf hij in een bijgebouwtje het blad ‘ t Morgenrood uit.

Het beeld dat De Vries van Harlingen geeft is zo nauwkeurig, dat een schoolreisje en een enkel familiebezoek bijna te weinig basis lijken voor een zo goed gelijkende schets van het stadje. Wellicht dat De Vries er in zijn middelbare schooltijd soms bij zijn oom en tante logeerde? Een scherp geheugen en een groot evocatief talent hebben dan de rest gedaan.

 

Conclusie
In Harlingen is een scholengemeenschap naar Simon Vestdijk genoemd en staat het beeld van Anton Wachter op een prominente plaats in de binnenstad. Anna Casparii moet het doen met een hotel aan de Noorderhaven dat naar de schepping van Theun de Vries is genoemd. Theun de Vries zelf is geheel afwezig. In het licht van de grote buiten-literaire waarde van Anna Casparii voor de stad Harlingen een eigenaardige conclusie.

Dat de ‘cultuurloze hel die Sneek heet’[19], de stad waar Theun de Vries enige tijd woonde, geen monument voor hem opricht is in het licht van de weinig vleiende bewoordingen waarin de schrijver zich er over uitliet wel begrijpelijk. Dat geldt echter niet voor Harlingen. Samen met de Harlinger romans van Vestdijk geeft Anna Casparii een uniek beeld van het leven in de Friese havenstad van ruim een eeuw geleden. Welke kleinere Nederlandse stad kan er op bogen dat zijn inwoners uit een bepaalde periode vanuit zowel een sociaal als een psychologisch perspectief zo grondig geportretteerd zijn?

En dat de worsteling over de toekomst van de stad geen nieuw verschijnsel is, kan voor de Harlingers van nu een troostrijke gedachte zijn. Met dank aan Theun de Vries.

 

 

Earder publiseard yn de Moanne, 13 (2014) 4 (juny) s. 16-21. Sjoch ek: http://www.webklik.nl/user_files/2010_07/153420/Tjalko_van_Rees_Vellinga_als_bron_voor_Anna_Casparii_van_Theun_de_Vries.pdf

 

 

 

 

 

[1] Recente biografieën: Wim Hazeu, Vestdijk. Een biografie. Amsterdam, 2005, en: Jos Perry, Revolte is leven. Biografie van Theun de Vries (1907-2005). Amsterdam, 2013.

[2] Jeanine Otten, ‘Het seksschandaal in de Bargebuurt’, in: Vestdijkkroniek 121 (2013), p. 43-47; Jeanine Otten, ‘De foto uit de etalage van de dames Kistemaker’, in: Vestdijkkroniek 122 (2013), p. 36-40. Voor het biografische element in de Anton Wachtercyclus zie vooral Nol Gregoor, Simon Vestdijk en Lahringen. De biografische achtergronden van de Anton Wachter-romans. Utrecht, 1977.

[3] Perry, Revolte is leven, 155.

[4] Perry, Revolte is leven, 294.

[5] Zie voor Tjeerd Stienstra Johan Frieswijk, ‘Een socialisties propagandist in revolutionaire jaren. Biografie van Tjeerd Stienstra (1859-1935)’, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis (1976), 219-256, en dezelfde auteur: ‘Tjeerd Jans Stienstra (1859-1935)’ in Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland. De auteurs bedanken Frieswijk voor zijn deskundige commentaar bij een eerdere versie van dit artikel.

[6] Zie voor Morgenrood Jo Huizinga, ‘Morgenrood. Het verdriet van ordelievend Harlingen’. Fryslân 7, nr. 4 (2001), 3-7.

[7] G. Geelhoed, ‘Theun de Vries schrijft voor Nederland’, in: Politiek en Cultuur, jrg. 3 (mrt 1952), 136-140.

[8] Frieswijk, ‘Een socialisties propagandist’.

[9] W.H. Vliegen, De dageraad der volksbevrijding. Schetsen en tafreelen uit de socialistische beweging in Nederland (Amsterdam, 1905, 2 delen), II, 211.

[10] Simon Vestdijk (sr.), Haarlem 1863 – Zeist 1944.

[11] Theun de Vries, Anna Casparii of Het heimwee (Amsterdam, 1968), 211.

[12] Hazeu, Vestdijk. Een biografie, 68.

[13] G.A. Wumkes, Stads- en Dorpskroniek van Friesland (2 delen, Leeuwarden, 1930-1934), deel 2, 575. Een alternatieve verklaring voor de datum van 14 december is ook mogelijk. Twee jaar voor Anna Casparii verscheen van Theun de Vries de novelle Hoogverraad over de Russische dekabristenopstand van 1825. Deze opstand brak – in de in Rusland gebruikte Juliaanse tijdrekening – uit op 14 december. Voor Theun de Vries ging het hier dus hoe dan ook niet om een willekeurige en betekenisloze datum.

[14] De eigenlijke handeling begint in het boek omstreeks het begin van de maand oktober 1898 (43).

[15] Zie voor de relatie tussen Vestdijk en De Vries ook: Wim Hazeu, ‘Een wandeling met Theun de Vries’, in: De Moanne 12 (2013), nr. 6, 36-41.

[16] Brief aan Simon Vestdijk, 19 juli 1940. Theun de Vries, Brieven uit de oorlogsjaren aan S. Vestdijk (ed. S.A.J. van Faassen). Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1981, 4B.

[17] Tjalko Vellinga nam in 1927 als nieuwe geslachtsnaam aan Vellinga van Rees.

[18] Niet gepubliceerde brief van Theun de Vries aan Thea Elsinga-van der Zee, 14 mrt 2001. In dezelfde brief vermeldt De Vries dat hij al vanuit Leeuwarden een schoolreisje naar Harlingen had gemaakt. ‘Met Harlingen had ik al een relatie als schooljongen’.

[19] Geciteerd in Perry, Revolte is leven, 41.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels