Zero in Wit-Rood-Zwart

DIRK VAN GINKEL – 

Tot 28 september toont Museum Belvédère werk van vier Zero-kunstenaars: Jan Schoonhoven, Henk Peeters, Leo Erb en Bernard Aubertin. Opvallend is dat hun werk niet is geselecteerd op de specifieke karakteristieken van de Zero-beweging – de overkoepelende benaming van de moderne stromingen uit het begin van de jaren zestig waarvan de Nederlandse Nul-groep een vitaal onderdeel was – maar op de kleurkeuze van de kunstenaars voor hun veelal monochrome en monotone uitingen: wit, rood en zwart. Die benadering is nieuw. Gastcurator Fred Wagemans: ‘Deze tentoonstelling is anders dan anders: ze biedt de kijkers heel veel leegte, maar ook heel veel ruimte.’

En paar jaar geleden was in het Stedelijk Museum Schiedam een grote overzichtstentoonstelling te zien van de Nederlandse Nul-groep en hun buitenlandse geestverwanten, onder wie kunstenaars van het Duitse Zero en het Franse Nouveau Réalisme. Installaties, objecten, beeldhouwwerk, schilderijen, films, foto’s en andere documenten… Het was allemaal te zien in fraai ingerichte ruimtes waarin het werk van kunstenaars als Armando, Günther Uecker, Henk Peeters, Yves Klein, Jan Schoonhoven, Jan Henderikse, Otto Piene, Bernard Aubertin en vele anderen bijeengebracht was. Hoe kun je zo’n grootse benadering overtreffen? Niet. Het enige dat je kunt doen is het heel anders aan te pakken. En dat is precies wat Han Steenbruggen, directeur van Museum Belvédère, en gastcurator en galeriehouder Fred Wagemans hebben gedaan met hun tentoonstelling Wit-Rood-Zwart.

 

Han Steenbruggen: ‘Belvédère biedt geen impressie van Zero- of Nul-kunst, maar een overzicht van vier kunstenaars wier werk zich mooi tot elkaar verhoudt. Je proeft een soort beeldrijm. Maar het is geen makkelijk werk, het is monochroom en nogal minimalistisch.’

 

Beeldrijm
Het idee om deze tentoonstelling te maken ontstond een paar jaar geleden toen Han Steenbruggen in zijn museum een kabinet had ingericht waarin hij een Schoonhoven, een bruikleen van het Groninger Museum, combineerde met werk uit de eigen collectie van Vincent Hamel en Willem van Althuis en – verrassend genoeg – met iets van de in Nederland nauwelijks bekende Leo Erb.

‘Van Leo Erb had ik nog nooit gehoord’, zegt Steenbruggen. ‘Ik was niet lang daarvoor werk van hem tegengekomen in Kunstruimte Wagemans in Beetsterzwaag, die nog veel meer van hem bleek te hebben. Ik vond het fantastisch en mocht het van Fred Wagemans direct lenen voor die kleine tentoonstelling. Het was al met al een heel mooi kabinetje geworden. Toen vatte ik het plan op om in Belvédère nog eens iets meer te doen met de kunst uit het begin van de jaren zestig.’

Steenbruggen raakte vervolgens in contact met twee Nederlandse verzamelaars die ook veel van Erb in portefeuille bleken te hebben. Uiteindelijk ontstond er een ‘denktank’ van vier man – de verzamelaars, Steenbruggen en Wagemans – die het idee uitwerkte van een groepstentoonstelling met werk van Erb, Schoonhoven, Peeters en Aubertin. Steenbruggen: ‘Fred Wagemans was de echte kenner, ik heb hem gevraagd het concept van de tentoonstelling te bedenken.’

In Belvédère is dus geen impressie te zien van Zero- of Nul-kunst, maar een overzicht van vier kunstenaars ‘wier werk zich mooi tot elkaar verhoudt’, zoals Steenbruggen zegt. ‘Het is bedacht vanuit de onderlinge verbanden in het werk van die vier. Je proeft een soort beeldrijm. Maar het is geen makkelijk werk, het is monochroom en nogal minimalistisch.’

 

Geen moraal, geen betekenis, geen boodschap
Belvédère toont het werk van de vier kunstenaars door de jaren heen.

‘Je krijgt een dwarsdoorsnede gepresenteerd van de ontwikkeling van hun oeuvre’, zegt Wagemans. ‘Er zijn de nodige overeenkomsten. Het werk dat we laten zien heeft geen bedoeling, geen moraal, geen betekenis, geen compositie, het is niet autobiografisch, er is geen maatschappijkritiek en het is niet gemaakt om te behagen. Het bestaat louter en alleen om zichzelf.’

Daar zal de bezoeker van opkijken, vermoedt Fred Wagemans. Want wat moet hij ermee? Waar moet hij op reageren?

‘De eerste indruk zal er een zijn van grenzeloze monotonie. Ikzelf heb altijd associaties met minimal music: pas bij veel concentratie ervaar je variatie en verandering. Als kijker heb je bij deze tentoonstelling een absolute vrijheid. Je kunt er heel snel doorheen wandelen, want het lijkt op het eerste gezicht vooral veel van hetzelfde te zijn en betekenis is er ook al niet. Maar als je bereid bent om rustig te kijken, dan is er voor je ogen – niet voor je hersenen, maar voor je ogen – veel te zien. Dan blijkt er opeens heel veel variatie te zijn en wordt de monotonie ogenschijnlijk. Het publiek dat de tijd neemt om te kijken, zal de differentiatie in de werken leren zien.

‘Pas als je een paar Aubertins bij elkaar ziet bijvoorbeeld, ervaar je dat er in zijn monochrome schilderijen telkens sprake is van een ander soort rood. En blijf je langer stilstaan bij de Schoonhovens, dan ervaar je dat er in de witte monotonie veel variatie schuilt in de driedimensionale vorm en daarmee lichtval. En dan heb je natuurlijk Erb, de ideoloog van wit, de man die alleen maar in wit werkte, altijd in wit gekleed ging en een wit atelier had. Met eindeloze precisie bewerkte hij met zijn mesje papieren vellen met een heel apart effect als resultaat. Je hebt niet het idee dat je naar kunstwerken kijkt die een enorme inspanning hebben gekost, maar het omgekeerde is waar. ’t Is monnikenwerk, het resultaat van heel veel discipline en concentratie.’

 

Contrast
Daarmee raakt Wagemans aan een opvallende contrastwerking in de expositie. Schoonhoven, Aubertin en Erb zijn kunstenaars die hun werken creëren door een eindeloze herhaling van handelingen: tientallen witte vakjes modelleren, 50 of 100 lagen rood aanbrengen, ontelbaar veel haaltjes met een mesje maken. Henk Peeters besteedde het liefst zo weinig mogelijk tijd en handwerk aan zijn kunst. Hij was een denker, zorgde voor de internationale contacten tussen verwante kunstenaars, gaf les aan de academie in Arnhem. Voor zijn kunst gebruikte hij nogal eens voorwerpen die gewoon in de winkel konden worden gekocht: watten, afwasborstels, plastic broodzakjes en later koeienhuiden. Readymade materialen dus. Vaak verwerkte hij deze producten in assemblages met een zwarte achtergrond.

‘Peeters deed er alles aan om handschriftloos te werken’, zegt Wagemans. ‘Vergelijk dat met het werk van de andere drie, die een uitgesproken signatuur hebben ontwikkeld. Ook onderscheidt Peeters zich van hen door toepassen van zachte materialen. Door de in veel opzichten afwijkende Peeters in de expositie op te nemen, benadrukken we het contrast met en de eigenheid van de andere drie.’

 

Fred Wagemans: ‘Het werk dat we laten zien heeft geen bedoeling, geen moraal, geen betekenis, geen compositie, het is niet autobiografisch, er is geen maatschappijkritiek en het is niet gemaakt om te behagen. Het bestaat louter en alleen om zichzelf.’

 

Kleur en non-kleur
De Nederlandse Nul-beweging bestond uit Armando, Peeters, Schoonhoven en Jan Henderikse. Zij waren alle vier voortgekomen uit de Informele Groep, uit de tweede helft van de jaren vijftig. Een aantal van informele karakteristieken keert terug in het werk van de Nul-groep: het gebruik van andere materialen (in tegenstelling tot de geijkte schildersmaterialen); de breuk met figuratieve kunst; de ondergeschikte rol van kleur; monochromie (wit, rood, zwart) wordt gepropageerd. In Belvédère is dat allemaal te zien.

‘Klopt’, zegt Wagemans. ‘En met al dat wit, rood en zwart lijkt het een heel kleurige tentoonstelling te zijn, maar dat is het dus niet. Wit en zwart zijn non-kleuren. Dat rood moet je maar opvatten als een soort steunkleur, een tussenkleur, een verbindend element. Het leuke is dat die drie kleuren ook de kleuren zijn van het internationaal constructivisme van kunstenaars als Lissitzky, Rodchenko en de vroege Werkman. Daarmee krijgt de periode van de Informelen, de Nul-beweging en Zero, toch bekend om hun antikunst-houding, een kunsthistorisch verband.’

En ook gaat er dan toch iets van betekenis meezoemen op de achtergrond.

Wagemans: ‘In de kunst- en literatuurgeschiedenis hebben de kleuren een bepaalde lading gekregen: rood staat voor bezieling,wit voor geest en zwart voor materie. Het zou leuk zijn als hier verder onderzoek naar gedaan zou worden.’

 

Beeldrijm
De tentoonstelling Wit-Rood-Zwart verwacht je eigenlijk niet in het Belvédère, dat je meer associeert met figuratieve kunst – met name landschappen en zeegezichten – door schilders die op enigerlei wijze met Friesland verbonden zijn.

‘Ik zoek altijd naar werk dat inhoudelijk relevant is voor ons museum’, zegt Han Steenbruggen. ‘Maatgevend daarbij zijn de natuurlijke omgeving van het gebouw en de geometrie en symmetrie van het gebouw zelf en in de kabinetjes binnenin. Dat laatste zie je bijna een-op-een terug in het werk van Aubertin, Erb en Schoonhoven. Naast dit formele aspect kun je ook kijken naar onze vaste collectie, waartoe belangrijk werk behoort van Nederlandse modernisten als Rinsema en Werkman, maar ook van Willem van Althuis. Die bedient als het ware aan de rechterkant de figuratie, maar aan de linkerzijde zit hij weer dicht aan tegen de concrete kunst. Er is dus ook een inhoudelijk rijm. Er zijn goede argumenten te bedenken waarom deze tentoonstelling juist hier tot haar recht komt, ook al valt de aard van het werk gevoelsmatig niet helemaal samen met wat mensen kennen van onze vaste collectie. Maar het mooie van Belvédère is dat dit museum het hele speelveld kan bedienen: van figuratief tot concreet. En ik ben voortdurend op zoek naar juist die volle breedte. Het Belvédère-karakter zit ‘m dan vooral in de keuze voor een zekere versobering en verstilling van het te exposeren werk.’

 

Herwaardering
De tentoonstelling in Belvédère loopt vooruit op een grote expositie over Zero die in het najaar in het Guggenheim Museum in New York te zien zal zijn.

‘In het kader van die overzichtstentoonstelling in Amerika is er uitgebreid kunsthistorisch onderzoek gedaan’, zegt Fred Wagemans. ‘Men is onder andere nagegaan of de Amerikaanse kunst uit de jaren zestig werkelijk zo richtinggevend is geweest als we altijd met z’n allen gedacht hebben. Wat blijkt nu? Er is een chronologie van werken vastgesteld en daaruit komt ondubbelzinnig naar voren dat heel veel baanbrekende concepten juist in Europa zijn ontstaan. Er is dus sprake van een inhoudelijke herwaardering van de Europese kunst uit die periode: die is helemaal niet zo ondergeschikt aan de Amerikaanse als we denken.’

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.