fotografy: foto: Reyer Boxem

Weerman Hans de Jong was ‘wesp’ voor het KNMI

BAS SLEEUWENHOEK – 

Weerman Hans de Jong uit Gorredijk won het vertrouwen van miljoenen Nederlanders met een radiopraatje en rubrieken in de kranten. Toch kennen weinigen zijn gezicht. ‘Het Kleine KNMI’, zoals hij ook werd genoemd, blikt terug op zijn eerste thermometer, zijn tijd als leraar en zijn collega Jan Pelleboer: ‘Ze noemden ons “de wespen”.’

Soms lijkt de elektriciteit in de lucht te hangen. Dan wandelt Hans de Jong (86) vanaf zijn huis in Gorredijk een paar kilometer de ruimte in. Met een transistorradio turft hij de loop van de donder. Aan het gekraak hoor je hoe ver een bui is en of je een paraplu nodig hebt. Zo staat hij kalm, bijna alwetend tussen de zwarte wolken. ‘Maar het is niet zo dat ik nooit word verrast. Het blijft weleens opvallend stil. Dan denk ik bij mezelf: waarom komt de ene bui wel tot ontlading en de andere niet? Na al die jaren is dat nog steeds een mysterie.’

Vandaag ligt er een grijs dek over Gorredijk. Het is onstuimig. Een jaar of twintig geleden hadden mensen hem met dit soort weer wel gebeld. Over een wervelwind, een bolbliksem of de eeuwige vraag: Krijgen we nog een winter? Maar sinds vijf jaar staat Hans de Jong niet meer in het telefoonboek. Na de aandacht van een miljoenenpubliek is de stilte voor een weerman het mooiste pensioen. ‘Het enige weerbericht dat ik nog geef is voor mijn vrouw Dineke,’ zegt hij lachend. ‘Maar die luistert er nooit naar.’

Als jongetje keek hij al geboeid naar de wolken. Met een economie die voor een groot deel op windkracht draaide, betekende het weer alles. Een simpele storm kon een veerdienst tegen de kant blazen, de kou ondermijnde de meest veerkrachtige lichamen en de donder joeg mensen angst aan. ‘Mijn moeder was tot op hoge leeftijd heel benauwd voor donkere luchten. Soms belde ze me angstig op. Voor haar bestond er weinig verschil tussen onweer en het gedreun van overvliegende bommenwerpers.’ Haar vader, Johannes de Bildt, was ook al nerveus. De Jong herinnert zich de dag dat Johannes op de kleinkinderen kwam passen. Er stak een flinke storm op en de populieren rond het huis begonnen te buigen. ‘Hij schreeuwde: “Ze vallen op het huis! We gaan er allemaal aan!” Nou, gelukkig gebeurde dat niet: de wortels waren zo zwaar dat de bomen schuin bleven staan. Maar als kind werd je verschrikkelijk bang als je grootvader zulke dingen riep.’

Hij is zelf juist broodnuchter: het weer bestaat vooral uit reeksen getallen. Toen hij een jaar of tien was, hing Hans de Jong voor het eerst een thermometer aan de muur. Hij kreeg de meter cadeau bij een partij sigaren van zijn vader, een tabakshandelaar. Spoedig had Hans ook een regenmeter, die hij in de tuin van zijn grootvader plaatste. Een instructieboekje van het KNMI deed de rest. Hij was vol van het weer, maar sprak er nooit over. Zijn ouders wisten wel dat hij pienter was. Vader George liet Hans al vroeg de bestellingen voor de tabak opnemen, zodat hij op 5-jarige leeftijd kon lezen en schrijven.

De kleine Hans de Jong was graag op zichzelf. De mooiste tijd beleefde hij bij de radio. Hij weet nog precies wanneer het toestel het huis werd binnengebracht: 1928. ‘Toen hij voor de eerste keer aanging hoorde ik een vrouw zingen. Het kwam uit Parijs. Klassieke muziek: ik was meteen verkocht. Kijk, door het weer ben ik nog nooit emotioneel geworden. Echt niet. Maar als ik een stuk hoor van Bach of Mozart dan grijpt me dat onmiddellijk aan. Dan kan ik tot tranen toe geroerd raken.’

Dankzij de radio werd hij ook een groot liefhebber van jazz. In de jaren dertig was hij een verdienstelijk jazzpianist en speelde hij in een orkest: The Snake Charmers. In de oorlogsjaren was het zo’n beetje de enige vorm van vermaak in Gorredijk. Aan de piano bloeide ook de liefde op met zijn vrouw Dineke. Ze kon voor een andere vrijer kiezen, maar zoals ze zelf zegt: ‘De muziek gaf bij Hans de doorslag’. In het huis van een tandarts in Beetsterzwaag liepen ze een polonaise en vanaf die tijd waren Hans en Dineke onafscheidelijk.

Hans de Jong was toen al leraar op de lagere school in Gorredijk. Hij hield ervan om de lesstof in een mooi verhaal te verpakken: iets waarvan hij later profijt trok toen hij op de radio zijn weerpraatjes hield. In de klas liet het weer hem ook niet los. Als het onweerde stuurde hij de kinderen naar het raam, zodat ze de bliksem goed konden bekijken. Zijn stijl van lesgeven was vooral losjes. ‘Ik herinner me Johnny van Zijl, een bengel van een leerling. Op een dag klom hij in een boom. Het schoolhoofd reageerde woedend en Johnny bleef natuurlijk zitten. Nou, ik liep naar hem toe en zei: “Johnny, het is wel goed zo joh, kom er maar uit.” Toen kwam hij ook meteen. Kijk, ik was geen man van je moét dit en je moét dat. Ik deed normaal.’

In die jaren dreigde hij bijna een carrière als weerman mis te lopen. Op aandrang van zijn moeder, zelf onderwijzeres, solliciteerde Hans de Jong naar de functie van hoofdmeester. De zaak leek in kannen en kruiken, tot een commissie de klas vroeg om het Wilhelmus te zingen. Er volgde een onsamenhangend gelal en daarmee vervloog alle hoop op een nieuwe baan. ‘Het was not-done als je als aspirant-hoofdmeester het Wilhelmus niet op je lesprogramma had staan. Nou, ja: erg vond ik het niet. Eerder vermakelijk. In mijn hart wilde ik eigenlijk geen hoofdmeester worden.’ Hij kijkt ongemeend treurig. ‘Als ik eerlijk ben: ik ken het Wilhelmus nog steeds niet uit mijn hoofd.’

Het weer eiste in de schooltijd steeds meer de aandacht op. In de jaren veertig begon Hans de Jong met een rubriek in het plaatselijke weekblad De Woudklank. Daar voorzag hij de hoge en lage drukgebieden van een leuk verhaal, voor f 1,25 per bijdrage. Het was een noviteit, want het KNMI stuurde de kranten gortdroge gegevens. ‘Ik betrok de mensen veel meer bij het weer. En ik profiteerde natuurlijk van het algehele gevoel dat het KNMI er altijd naast zat.’ Na de Woudklank volgden meer kranten, waardoor de ‘weerman’ langzamerhand een begrip werd. Hans de Jong verdiende zoveel met zijn stukjes dat hij uiteindelijk ontslag kon nemen als leraar.

Eind jaren veertig kwam hij Jan Pelleboer uit Paterswolde tegen, ook een weerman, ook een pionier. ‘We waren totaal verschillende persoonlijkheden, maar juist om die reden konden we het goed met elkaar vinden. Pelleboer was veel meer een showman. En je kon verschrikkelijk met hem lachen. Ik weet nog dat hij een dementerende moeder had. Die waarschuwde Jan weleens dat de telefoon in de kast rinkelde. Nou, daar zat geen telefoon, maar Jan dook gewoon die kast in, begon een heel gesprek en legde de hoorn er zogenaamd weer op. Dat was Pelleboer ten voeten uit: hij zag overal wel de humor van in.’

De Jong en Pelleboer sloten een verbond. Ze tekenden hun eigen weerkaarten en speelden elkaar gegevens door. ‘Als het hier onweerde, dan belde ik Pelleboer. Dan liet ik de telefoon drie keer overgaan en hing ik weer op. Dan wist Pelleboer dat het in Gorredijk mis was.’ Beide weermannen steunden op een uitgebreid netwerk van weeramateurs. Zo’n 35 voornamelijk plattelanders voorzagen De Jong van informatie. Van de bakker en de slager tot de groenteboer: er zat van alles tussen. ‘Ik herinner me vrouw Buma, die hing hele verhalen op over haar familie in Denemarken. En in Sint Jacobiparochie zat een aardappelhandelaar die ik eerst een paar sigaren moest sturen voordat hij medewerker werd. Ik moest later ook nog aardappelen van hem kopen.’

Het KNMI zat behoorlijk in de maag met de twee weermannen en hun populaire aanpak. ‘De Bilt’ meende zelfs het alleenrecht te hebben op het verstrekken van weergegevens. ‘Ze noemden ons “de wespen”,’ zegt De Jong. ‘Het was voortdurend wij tegen zij.’ Het leek net geen koude oorlog, maar zo voelde het later wel bij een bezoek aan het KNMI. ‘Tijdens de rondleiding kwamen we in de Weerkamer. De directeur zei tegen de meteorologen: “moet je eens kijken wie ik heb meegebracht: Hans de Jong.” Nou, ze reageerden niet eens. Ik was te min in hun ogen. Maar voor mijn gevoel stond ik daar ver boven.’

In de loop der jaren groeide de populariteit van de weermannen. Waar Pelleboer de televisie opzocht, bleef Hans de Jong het liefst achter de coulissen. Een tv-optreden bij de VPRO in 1952 beviel hem maar matig. ‘Je moest naar Hilversum, maar je kon als weerman eigenlijk niet van huis weg. Daar lagen de gegevens. En televisie was ook niets voor mij, want het ligt niet in mijn aard om haantje de voorste te zijn.’ Volgens Elleke van Doorn, destijds presentatrice bij de NCRV, had De Jong een enorme weerzin om naar Hilversum te komen. Ze wist niet eens hoe hij eruit zag: ‘Hoewel wij vele jaren vrijwel dagelijks intensief contact hadden, zou ik hem op straat zo voorbij lopen.’

Een vaste rubriek in Trouw en een praatje op de NCRV-radio: voor De Jong waren dat de beste kanalen naar het grote publiek. Dat wist hij telkens te boeien met volkswijsheden als ‘een kring om de maan doet de winter vergaan’. En wat het KNMI niet lukte: Hans de Jong betrok de gewone man bij het weer en de natuur. Wie als eerste een sneeuwklokje of een eendenkuiken had gezien kreeg op de radio een vleugje roem toebedeeld. Hij denkt dat zijn stem ook belangrijk was. ‘Mensen luisterden er graag naar. Vooral vrouwen, heb ik gehoord. En ik verviel niet in ingewikkelde verhalen. Als ik iets moeilijk vond dan durfde ik dat gewoon te zeggen.’ Hans de Jong zat er ook weleens naast, maar dat werd hem snel vergeven. In zijn hele carrière viel maar één persoon hem eens lastig over een weersvoorspelling. ‘Een man beweerde over de telefoon dat ik er niks van kon. Hij zat in een café in Ureterp en was duidelijk dronken, dus heb ik de hoorn maar op de haak gelegd.’

In jaren met extreem weer kon De Jong uitblinken. In 1983 stak er op Hemelvaartsdag een storm op die het KNMI niet had voorzien. Een Kanaalrat, een kleine uitdiepende depressie, trok Nederland binnen. Tien watersporters kwamen om het leven. Sonja Barend vroeg zich op televisie af waarom het KNMI had gefaald. Hans de Jong had immers wel voor de storm gewaarschuwd. Zelf relativeert hij die waarschuwing. ‘Ik wist eerlijk gezegd ’s ochtends ook niet dat het zo erg zou worden. Ik zei wel dat ik het niet vertrouwde, dat we wat konden gaan beleven. Maar daarna heb ik mijn bed weer opgezocht.’ De bron van Hans de Jong was de Franse radio. ‘Die weerkundigen merkten hoe snel de depressie zich ontwikkelde. Het KNMI luisterde niet naar dat station.’ Vele watersporters namen de waarschuwing van De Jong serieus en lieten hun bootjes in de havens achter. Achteraf meenden sommigen dat de weerman uit Gorredijk hun het leven had gered. Zijn reputatie was gevestigd.

In januari 1985 bracht het vooruitzicht van een Elfstedentocht het hele land in rep en roer. Hoe stond ’t met een hogedrukgebied boven Scandinavië? Het leek de belangrijkste vraag op aarde, maar De Jong wist schaatsend Nederland snel te ontnuchteren. Er kwam geen transportkou, maar dooi. Nederland belandde zowat letterlijk in een depressie, maar daar had hij geen boodschap aan. ‘Je moet het vertellen zoals het komt, het niet mooier maken dan het is. En gelukkig is er nooit iemand boos op me geworden omdat ik de dooi aankondigde.’

In dezelfde winter vond de Elfstedentocht alsnog plaats, op 21 februari. Gek genoeg kreeg De Jong toen het gevoel dat er niet naar hem was geluisterd. Het Elfstedenbestuur raadpleegde de weerdienst van de luchtmacht. Die voorspelde aanvankelijk dooi zodat een Elfstedentocht onmogelijk leek. De Jong zag daarentegen een nieuw hogedrukgebied boven Scandinavië. Het werd een kleine rel, maar uiteindelijk gaf het Elfstedenbestuur toch toestemming voor een tocht. Het werd een wedstrijd die door het vele water en zachte ijs allesbehalve in een winterstemming verliep. ‘De Elfstedentocht werd op donderdag verreden,’ zegt De Jong. ‘Maar weerkundig gezien was woensdag een veel betere dag.’

In 1986 baseerde het Elfstedenbestuur zich opnieuw op een verkeerde weersverwachting. Het werd De Jong te veel en in de Leeuwarder Courant gaf hij te kennen dat het maar eens uit moest zijn met ‘het geklungel van Sipkema en de zijnen’. Het bestuur nam hem die uitspraak niet in dank af en in de daaropvolgende jaren verwaterde het contact met de weerman uit Gorredijk. De jonge Piet Paulusma sprong in het gat. Hij wist de sympathie van het Elfstedenbestuur te winnen met de nieuwste apparatuur, iets wat De Jong hem niet kwalijk nam. ‘Hij kwam voor zijn eigen handel op. Logisch.’

Eind jaren tachtig ging De Jong met pensioen. Op Ameland, waar hij de weersverwachting doorbelde bij de slager, zei hij op een dag tegen Dineke: ‘het is genoeg geweest.’ De weerstukken in de kranten verdwenen evenals het vertrouwde praatje op de NCRV-radio. Het was een afscheid in stukken en brokken, een slowdown zoals hij het zelf noemt, zonder een receptie. Slechts af toe verscheen De Jong in de krant, als hij een plotse wervelwind of een graancirkel moest verklaren.

Tegenwoordig kijkt hij met veel interesse naar zijn collega’s, zoals Piet Paulusma. ‘Voor hem heb ik veel respect omdat hij er elke avond op uittrekt om het weer te verslaan.’ De ingetogen dokterachtige Gerrit Hiemstra lijkt nog het meest op Hans de Jong, die tevreden vaststelt dat er nu ook weervrouwen zijn.

Door het broeikaseffect, de onheilsboodschap van Al Gore en de vele zachte winters is het weer meer dan ooit een gespreksonderwerp. De Jong maakt zich daarentegen niet te veel zorgen over smeltende poolkappen. ‘Er zijn altijd al extremen geweest. In de jaren twintig had je ook een hele periode dat het geen winter werd. Als mensen zeggen: Het wordt nooit meer winter, dan is dat een hele boude uitspraak. Die winter komt er zeker.’

Hij zal in Gorredijk dan wellicht zelf de vrieskou meten. Hans de Jong heeft veel uit handen gegeven, maar hij is nog altijd waarnemer voor het KNMI. Achter het huis meet hij elke dag om tien over half negen de neerslag, en naar believen de minimale en maximale temperatuur. Af en toe nodigen de wolken hem uit naar de weilanden. En al is hij niet meer zo lenig als vroeger: een paar kilometer lopen is geen enkel probleem. Hij kijkt triomfantelijk. ‘Ik heb net mijn rijbewijs verlengd. De ogen zijn scherp en de oren ook. Ik kan de regen nog horen vallen.’

 

Earder publisearre yn de Moanne nûmer 2 -2008.

Comments
Ien reaksje oan “Weerman Hans de Jong was ‘wesp’ voor het KNMI”
  1. Bob de Boer schreef:

    Wat een mooi memoriam voor Hans de Jong op deze site.
    Destijds heb ik het niet gelezen in ‘De Moanne’, maar nu dan on-line.
    Veel dank hiervoor, een bijzonder en markant mens was hij …
    Bob de Boer, Veenwouden

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.