Stijl

Publisearre op 22 november 2016

BAUKE TUINSTRA – 

In een artikel in de NRC van 21 oktober 2016 gaat architectuurcriticus Bernard Hulsman in op de populariteit van de jaren-dertighuizen en daarmee de jaren-dertigarchitectuur. Al 25 jaar is deze architectuurstijl populair. Hiervoor heeft Hulsman een plausibele verklaring: ‘De populariteit van de jaren-dertigstijl is niet moeilijk te verklaren: het is de laatste huiselijke, rijke architectuurstijl die de twintigste eeuw heeft opgeleverd.’ Dat brengt evenwel de vraag naar voren: wat zal later eigenlijk gezien worden als de architectuurstijl van de jaren tien?

 

Wat zal later eigenlijk gezien worden als de architectuurstijl van de jaren tien?

 

Verschillende decennia hebben een eigen en herkenbare architectuur. Bij jaren-zeventigarchitectuur komen bloemkoolwijken met veelvormige woningen met geelbruin metselwerk, bruine houten kozijnen en kappen en kapjes met donkergrijze betonpannen in beeld. In de jaren zestig waren er wijken met stempelplannen met flats en lange blokken gelijkvormige woningen.

De jaren vijftig, de periode van de wederopbouw, was de tijd van de Delftse School, met traditionele woningen in rood metselwerk, witte houten kozijnen keramische rode pannen. Ook de stedenbouw was traditioneel; gesloten bouwblokken vormden samen op een hiërarchische wijze straten en pleinen.

Die kenmerkende stijl is dan wel de stijl die het beeld van een tijdperk bepaald, maar wel altijd naast andere architectuurstijlen. Het idee dat elke periode een algemeen gedragen architectuurstijl had doet geen recht aan de harde strijd die vaak tussen architecten werd gevoerd.

In de heroïsche tijd van de modernistische architectuur, in de jaren twintig, werd nadrukkelijk afstand genomen van de traditionele architectuur. Ook na de oorlog ging deze tweespalt tussen architecten door. Eerst hadden de traditionalisten de overhand, met bijvoorbeeld de bouw van de dorpen in de Noordoostpolder in een traditionele opzet, maar later kregen de modernisten de overhand. Nagele, ook in de Noordoostpolder, is hiervan een prachtig voorbeeld.

De keuze voor een architectuurstijl was niet vrijblijvend. De keus was onlosmakelijk verbonden met de persoon van de ontwerper. Je was modernist of je was traditionalist. Modernistische architecten die later in hun carrière minder strikt in de leer waren, zoals Oud en Van Ravensteyn, werden door collega’s verguisd. Deze stammenstrijd is ook nu nog voelbaar, maar wordt gelukkig wel minder hard.

En wat is dan de architectuurstijl van de jaren tien? Die is er niet. Nu bestaan stijlen naast elkaar en, misschien wel opvallender, zijn er veel architecten die nu eens een heel abstract modern ontwerp kunnen maken en dan weer eens een traditionele trapgevel. En dat nog wel zonder in een identiteitscrisis te raken. Waar een stijl dus eerder onlosmakelijk aan de ontwerper was verbonden, is stijl nu meer en meer een middel dat door een ontwerper afhankelijk van de opgave kan worden ingezet. Stijl is daarmee een van de vele middelen uit de gereedschapskist van de architect geworden. Misschien wel het belangrijkste middel.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels