Rik Vos: ‘Hoera, er komt weer wat nieuws!’

Publisearre op 1 maart 2005

KAREN BIES

In nij Fries Museum is kommendewei, as it oan Cees van ’t Veen en syn meiwurkers leit. It ûntwerp fan arsjitekt Hubert Jan Henket is der, oan de Turfmerk wurde de plannen fierder útwurke. It wachtsjen is noch op de polityk, want in nij museum betsjut tagelyk in werynrjochting fan it hiele Ljouwerter Saailân. Dizze maitiid falt it beslút.

It is noch mar acht jier ferlyn dat it ferboude Fries Museum iepene waard troch keningin Beatrix. En de direkteur dy’t de hiele ferbouwing meimakke hat, wie Rik Vos. Syn museum, dêr’t er sa grutsk op wie, is no al net goed genôch mear. Sjocht er nei de nije plannen op it Saailân mei ûlseagen…? Nee.

‘Hoera, er komt weer wat nieuws! Echt waar, ik heb er geen enkele moeite mee. En niet omdat ik er niks meer mee te maken heb. Acht jaar is best lang voor een museum. Hoog tijd dat er weer iets nieuws, iets goeds bedacht wordt.’

Doe’t Rik Vos yn 1996 nei seis-en-in-heal jier by it Fries Museum wei gong, waard er direkteur fan it icn, it Instituut Collectie Nederland. Yntusken wurket er al wer in pear jier by it ministearje fan oc&w. Hy is projektdirekteur ‘Fusie van de inspecties cultureel erfgoed’. En as er yn maaie dat putsje derop sitten hat, wachtet der gjin nije baan mear. ‘Hoef ik lekker niet meer te werken.’ Watfoar ambysjes hie er, doe’t er yn 1990 yn Ljouwert kaam?

‘We waren bezig met de vernieuwing van het Fries Museum. Er was hier net die discussie geweest over Thom Mercuurs vorige plan, het museum voor moderne kunst in het Tjeukemeer, dat architect Aldo van Eyck zou gaan maken. Dat plan ging niet door, maar had wel als gevolg dat wij ook gingen praten over meer moderne kunst in het museum. Met het bestuur, de politiek, kunstenaars. Er was subsidie voor de aankoop van moderne kunst, de Mondriaanstichting werd opgericht. Ik heb dingen van Anne Feddema aangekocht, Jan Maaskant, vond ik heel mooi. Die contacten met kunstenaars, die atelierbezoeken, die heb ik gemist. Zoltin Peeter, Gerrit de Wilde. Ik hou erg van moderne kunst. Tames Oud, die nu ook bij Thom Mercuur in Belvédère hangt, vind ik zo mooi. Mercuur heeft veel kennis en smaak. Ik hoop dat de onderlinge contacten goed blijven, dat het Fries Museum en Belvédère elkaar ook in de toekomst gaan helpen met bruiklenen en zo.’

Moderne keunst, mar wat diene jo mei de âlde kolleksje?

‘We wilden de Kanselarij erbij betrekken, dat prachtige gebouw met die tuin erachter. En je had toen het Deltaplan Cultuurbehoud van Hedy d’Ancona, om de collecties van musea tot een hoger niveau te brengen. Conserveren, restaureren. Er was geld, en als je zelf geld bijlegde kreeg je een hoop subsidie. Zo konden we collectieregistratie invoeren, er kwamen depots in Paasloo en Nuis. Het museum ging ‘ontzamelen’, dingen weggeven, de mooiste en belangrijkste dingen zelf houden, kortom opruimen. Maar die rijke collectie van het Fries Museum aan archeologie, het vooroorlogse bezit, textiel, het prentenkabinet, noem maar op, die enorme kwaliteit is er altijd geweest.’

Wiene jo yn dy tiid wol tefreden mei it plak op de Turfmerk, mei dy ferskillende âlde pannen?

‘Ik was heel blij met die mooie gebouwen. Wat een rijkdom! En dan ook nog de Kanselarij erbij. Natuurlijk was het wel een samenraapsel van bouwwerken uit verschillende tijden, de Kanselarij zestiende-eeuws, het van Eysingahuis achttiende-eeuws. De beperkingen, de nauwe doorkijkjes, de hoekjes en smalle gangen nam ik voor lief. Ik vond dat leuk, al die andere ruimtes. We hadden Gunnar Daan uitgezocht als architect voor de nieuwbouw, die bedacht allemaal doorbraken en handigheidjes waardoor we alle plekken zo goed mogelijk konden benutten. Ik hoefde niet zo nodig grote zalen om kunstwerken op te hangen. Gelukkig maken de meeste Friese kunstenaars ook niet van die hele grote schilderijen, dus dat kon best.

Wat ik toen ook van groot belang vond, was dat het één locatie moest worden. Meerdere panden, okee, maar wel met een verbinding ertussen. Eén locatie is nodig voor een goed beheer, management, een goede beveiliging.

Ik was voor een luchtbrug, leek me geweldig, vrij, een blik op de omgeving voor de bezoekers. Maar die zou het uitzicht van de Turfmarkt op de Bonifatiuskerk verpesten. Dus het werd een tunnel. Wel de mooiste tunnel die er ooit gemaakt is trouwens. Achteraf bleek toch wel dat een tunnel niet ideaal was. Zodra het publiek weer boven kwam, was het in verwarring, gedesoriënteerd.

Het praten over de nieuwbouw was een enorm genoegen, al die mensen die erbij betrokken waren. Gerard Groenewoud, Tilly Buij, de ontwerpers van de raven en de bok op het dak, fantastisch.’

Jo opfolger Wim van Krimpen sei dat it sa’n probleem is om yn Fryslân wat nijs fan de grûn te krijen, in revolúsjonêr plan út te fieren, want hjir moat elkenien him der altyd mei bemuoie.

‘Juist goed. Bij onze verbouwing kregen we ook van alle kanten adviezen, dat is inderdaad wel typisch voor Friesland. Met z´n allen om de dikke boom zitten praten. En echte consensus krijg je toch niet, een aantal mensen krijgt niet zijn zin en is dus weer ontevreden. Zo is Friesland, dat moet je zo nemen. Maar ik heb daar geen problemen mee gehad. Friezen zijn betrokken mensen. Johanneke Liemburg, en hoe heette die aardige VVD-er ook al weer, Louis… Lycklema, ja. En later Bertus Mulder, prima mensen. Wiegel had niet zoveel met kunst, Loek Hermans vond het prachtig. Zoals het Fries Museum was toen het in 1997 geopend werd, was het een breed gedragen plan. Op dat moment precies zoals we het wilden. En toen Wim van Krimpen Buro Leeuwarden eraan toevoegde, weer zo’n huisje wat er aan vastgroeide, voor kortlopende, actuele tentoonstellingen uit de Friese kunstwereld, dat paste heel goed.’

Is it Saailân yn jo tiid alris nei foaren brocht?

‘Nooit. Je had die prachtige gebouwen dus je bleef daar. Gunnar Daan vond het ook een genot, als hij daar stond op de Turfmarkt, tussen die oude panden. Hij zag die gebouwen als museumstukken. Het Zaailand was gewoon het marktplein, waar je heerlijke gebakken vis kon eten. Dat het geen móói plein was, dat vonden we toen ook al.’

En Abe Bonnema?

‘Hij was wel iemand waar je aan dacht, toen er verbouwd moest worden, en Wiegel heeft hem ook nog aangemeld. Maar hij zat niet bij de laatste zes. Ik kende zijn gebouwen wel, maar ik vond het eerlijk gezegd niet zo spannend wat hij maakte. Maar toen dat legaat kwam, dacht ik: Jémig! Dat kun je niet weigeren. Ja, je kunt het zien als een dictaat. Alleen dáár bouwen, en alleen met díe architect. Henket vind ik trouwens een hele goeie. Je kunt zeggen: Nee dat wil ik niet. Maar in Friesland, zo´n ongelofelijke zak met geld. Daar moet je wat mee doen. Een geweldige kans.’

It idee om de histoaryske kolleksje op de Turfmerk te hâlden en de moderne keunst op it Saailân, yn bygelyks in ‘Bonnema Art Gallery’?

‘Nee, zoals ik al zei, het moet op één locatie. Alles bij elkaar. In een museumcollectie zit een doorgaande lijn, een ontwikkeling, die is voortdurend in beweging. Je kunt geen verdeling maken met oude collectie hier, moderne kunst daar. Waar leg je dan de scheiding? De jaren vijftig, het jaar 2000? Ontzettend arbitrair. Bovendien vind ik dat de kunst uit de negentiende en twintigste eeuw meer ruimte moeten krijgen om te laten zien. In een nieuw museum zou dat kunnen. Het is groot genoeg, ook voor de oude spullen. ´t Is heel spannend om te bedenken hoe je het aan gaat pakken. Je moet iets heel moois willen maken, waar de mensen tevreden mee zijn. En dan heb ik het niet over bezoekersaantallen, die zeggen me niks. Kun je ook heel makkelijk manipuleren, met open dagen en gratis toegang. Het aantal bezoekers is hoogstens een blijk van waardering.

En wat er met de oude gebouwen gebeurt? Die zijn niet weg natuurlijk, alleen je moet er een hele goede bestemming voor vinden. Daarover moeten de museumdirectie, het Fries Genootschap, de Ottema Kingma Stichting en het gemeentebestuur creatief nadenken. Dat hoef ik niet meer te doen, gelukkig niet, ik zou daar ongelofelijk over tobben. Ik zie ook geen grote hotels in zulke historische panden in Leeuwarden, dat werkt niet in Friesland, kijk maar naar het Stadhouderlijk Hof. En die stijlkamers in het van Eysingahuis, de begane grond moet je intact laten, maar de Hindelooper kamers en de Christoffel Bisschopskamer zijn er later in gebouwd, die kun je wel verplaatsen. Voorwaarde is wel dat het allemaal goed gebeurt.’

Mei dy 18 miljoen fan Bonnema binne je der net, der moat noch wol tweintich by. Is it it jild wol wurdich?

‘Je kunt ervoor kiezen om het niet te doen. Maar ik zou het wel doen. Er ís geld, en alleen dáárvoor. Dat moet je gebruiken. Toen de Stichting Nationaal Kunstbezit in 1998 een schilderij van Mondriaan, Victory Boogie Woogie, kon aankopen voor tachtig miljoen gulden (met een schenking van de Nederlandse Bank) kwamen er ook protesten. Zóveel geld voor een onvoltooid schilderij. Maar dat geld was er, alleen daarvoor, en dat schilderij kostte zoveel. Dan moet je naar de waarde kijken en niet naar de prijs. Dan moet je die kans grijpen. Zo is het met het Fries Museum ook. Het kost me echt geen moeite om te zien dat het museum zijn tijd gehad heeft. In mijn tijd was het goed, maar hoera, er komt weer wat nieuws. Je moet nieuwe ideeën de ruimte geven. Toen ik mijn voorganger Kees Boschma tijdens onze verbouwing sprak, die toch 25 jaar museumdirecteur is geweest, vroeg ik: “Vind je het niet vervelend, dat we dingen afbreken, waarin jij zoveel hebt geïnvesteerd?” Hij zei: “Nee, als het beter wordt, vind ik het goed.” Zo is het.’

 

Earder publiseard yn de Moanne, 4 (2005), 2 (maart), s. 18-21.

 

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels