fotografy: Jacob van Essen

Poëzie met een zweem van mysterie

MARITA DE JONG – 

Dichter/schrijver Job Degenaar (Dubbeldam, 1952) woont al sinds 1992 in Lemmer. Zijn laatste dichtbundel Hertenblues, verschenen in november 2017, is in Fryslân redelijk onopgemerkt gebleven. Voor literaire optredens wordt hij hier nauwelijks gevraagd, maar verbitterd is hij geenszins. Degenaar draagt de Friese taal een warm hart toe en is nog steeds lid van It Skriuwersboun. Hij zet zich al jarenlang actief in voor de internationale schrijversorganisatie PEN. Sinds vorig jaar is Degenaar voorzitter van het PEN Emergency Fund. In die hoedanigheid reist hij de hele wereld over. Enkele jaren geleden nog gaf hij een lezing voor dertig gevluchte Noord-Koreaanse schrijvers in Seoul.

 

Of je acties kunt eisen van de organisatie LF2018? Ik vind eerlijk gezegd van niet.

 

‘Voor PEN International, een wereldwijde organisatie die zich inzet voor vervolgde schrijvers, kom ik in de meest bijzondere landen. In Seoul mocht ik in oktober 2013 voor Zuid- en Noord-Koreaanse schrijvers een lezing geven, waarbij dertig gevluchte schrijvers uit Noord-Korea aanwezig waren. Het was een heel emotionele ontmoeting, omdat het de eerste bijeenkomst tussen Noord- en Zuid-Koreaanse schrijvers was sinds de wapenstilstand in 1953. Lange tijd waren de Noord-Koreanen van alles en iedereen afgesloten geweest. Een gevolg daarvan is hun verouderde taalgebruik. Ze hebben het over zeepwater waar de Zuid-Koreanen shampoo bedoelen. Het woord shampoo was nog nooit doorgedrongen tot het land. Evenals het woord frisdrank, in Noord-Korea aangeduid als suikerwater.

In mijn lezing vergeleek ik de positie van de Noord-Koreaanse schrijvers met die van collega’s in de voormalige DDR, al gaat die vergelijking natuurlijk mank. De Noord-Koreanen zuchten onder een veel strenger regime, er zijn strafkampen en er wordt aangenomen dat in het land zo’n anderhalf tot drie miljoen mensen van honger zijn omgekomen.

 

Die verbondenheid met mijn collega’s elders in de wereld is sterk omdat ik me in de eerste plaats dichter voel.

 

Voor de gevluchte schrijvers is het niet gemakkelijk om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Ze worden in Zuid-Korea vooral gezien als paria’s. In een van de discussies kwam naar voren dat de Zuid-Koreanen hun Noord-Koreaanse collega’s niet beschouwen als echte schrijvers, maar als marionetten van het regime. De Noord-Koreanen op hun beurt vinden dat ze wel degelijk serieus genomen moeten worden, omdat ze allerlei proeven van bekwaamheid moesten doorstaan en nu wel degelijk schrijven over de armoede en de ellende in de kampen. De taal is ook een drempel. Op de bijeenkomsten van PEN wordt Spaans, Engels en Frans gesproken. De Noord-Koreanen beheersen die talen niet, zodat er continu gewerkt moet worden met tolken.

Toch moet hun stem worden gehoord. Een paar jaar geleden heb ik gedichten van Zuid- en Noord-Koreaanse schrijvers vanuit het Engels vertaald in het Nederlands. Het literaire magazine Ballustrada heeft een selectie van dertig gedichten gepubliceerd. Ook de Volkskrant en Trouw wijdden er aandacht aan. Dat is belangrijk en urgent.

Opgericht in 1921 als een in eerste instantie sjieke schrijversclub houdt PEN, waar overigens Amnesty International uit is voortgekomen, zich sinds de inval in Hongarije in 1956 bezig met de positie van schrijvers in de hele wereld. Zelf ben ik ruim vijftien jaar actief, waarvan tien jaar als voorzitter van hetWriters in Prison Committee (WiPC) vanPEN Nederland, en sinds januari 2017 van het PEN Emergency Fund (PEF), een noodfonds voor schrijvers. Het voordeel van een dergelijke organisatie is dat die losstaat van het politieke spectrum. Vanuit die onafhankelijke positie proberen we regeringen te beïnvloeden. Dat doen we door brieven te schrijven waarin we onze zorgen kenbaar maken. Soms gebeurt dat in de vorm van een actie: een bombardement van brieven uit de hele wereld richting regering en ambassades. Op die manier geven we de schrijvers een stem. Het effect is misschien niet meetbaar, maar een morele steun is het absoluut.

Het noodfonds is in 1971 gesticht door de schrijver A. den Doolaard. Ieder jaar gaat er een brief naar de PEN-leden waarin wordt gevraagd om naast de contributie een extra gift over te maken voor het fonds. Aan die oproep wordt altijd trouw gehoor gegeven. Daarnaast ontvangen we diverse subsidies van onder meer de Stichting Democratie en Media en de Stichting Literaire Rechten Auteurs. Het fonds ondersteunt ernstig vervolgde schrijvers en schrijvers in ballingschap, maar ook journalisten en televisie-presentatoren.

PEN heeft zich onlangs ook uitgelaten over de affaire Malta. Er is een brief uitgegaan, gericht aan EU-commissievoorzitter Juncker en vice-voorzitter Frans Timmermans. Het schrijven is ondertekend door 250 leden, onder wie Salman Rushdie, Margaret Atwood en Ian McEwan. Dat het fout zit in Malta is wel duidelijk. Ik heb de indruk dat een gebrek aan kennis de oorzaak was van de eerste reactie van de directeur LF2018, Tjeerd van Bekkum. Of je acties kunt eisen van de organisatie LF2018? Ik vind eerlijk gezegd van niet.

Die verbondenheid met mijn collega’s elders in de wereld is sterk omdat ik me in de eerste plaats dichter voel. Dichten heb ik mijn hele leven gedaan. In de eerste klas van de lagere school schreef ik mijn eerste gedicht voor een meisje op wie ik verliefd was.

Yvonne Stolk
geef mij een zoen
en ik jou ook een zoen

 

Het was een kreupel versje, maar er zit toch al een metrum in, het vloeit. Veel indruk maakte het niet. Ze koos voor een vriendje dat altijd snoep op zak had. Daar kon ik met mijn poëtische woorden niet tegenop. In mijn puberteit had ik schriftjes waarin ik gedichten schreef, daar maakte ik ook tekeningen bij. Taal heeft altijd een belangrijke rol in mijn leven gespeeld.

Mijn eerste echte aanraking met poëzie was in de periode dat ik in een internaat in Zeist zat. Het gedicht Het tuinfeestvan Martinus Nijhoff raakte op dat moment bij mij de juiste snaar. De sfeer van het gedicht kwam heel dicht bij mijn gevoel. Daar ontdekte ik ook de muziek, een andere grote liefde van mij.

 

Mijn nieuwe bundel Hertenblues, die november vorig jaar is verschenen, is alleen buiten Friesland gerecenseerd.

 

Nadat ik afgestudeerd was als neerlandicus kwam ik al snel in Lelystad terecht. Daar gaf ik les aan een middelbare school, waarna ik uiteindelijk koos voor het volwassenenonderwijs, met name gericht op anderstaligen. Die contacten hebben me ontzettend veel geleerd en ik hoop dat dat andersom ook het geval is. In Lelystad heb ik ook mijn vrouw, een echte Lemster, leren kennen. We zijn in 1992 verhuisd naar haar geboorteplaats. De schone lucht was voor mij eigenlijk de enige reden om in Lelystad te gaan wonen. Ik heb er altijd het gevoel gehad dat de plaats zo opgedoekt zou kunnen worden.

Na de verhuizing naar Fryslân ben ik meteen lid van It Skriuwersboun geworden en dat ben ik, na een korte onderbreking, nog steeds. Tijdens één van de Skriuwersdagen werd namelijk verkondigd dat Nederlandse schrijvers de Friese boekenmarkt vervuilden. Toen had ik het wel even gehad. De boosheid duurde trouwens niet zo heel lang, omdat ik het belang van een dergelijke vereniging wel degelijk inzie. Deze opvattingen spelen, merkte ik onlangs, nog steeds een rol. Voor sommigen zou de Moanne helemaal Friestalig moeten zijn. Desalniettemin draag ik het Fries een warm hart toe. Het is een mooie taal, die ik niet spreek, maar wel versta en ook lees. Dichters als Tsjebbe en Eeltsje Hettinga, maar ook Eppie Dam heb ik hoog zitten.

Het werken in de luwte in Fryslân heeft zo zijn voordelen, al word ik voor optredens nauwelijks gevraagd. In Dordrecht en Amsterdam was dat heel anders. Ik heb daar niet echt een verklaring voor. Mijn nieuwe bundel Hertenblues, die november vorig jaar is verschenen, is alleen buiten Friesland gerecenseerd. Het is net of het hier niet wordt opgemerkt. Zeven jaar heb ik eraan gewerkt, in een periode dat er veel dood om me heen was. Vandaar het woord bluesin de titel. De bundel bevat nieuwe gedichten, enkele ervan zijn eerder gepubliceerd in de Moanne. Mijn thema’s hebben te maken met menselijk gedrag, relativering, loutering, het verstrijken van de tijd. Als er een idee naar boven borrelt, als in een vlaag, moet ik er meteen mee aan de slag, anders zakt het weg. Tijdens mijn reizen maak ik korte notities. Wat verder belangrijk is, blijft me wel bij. Daarna begint het proces van schrappen en schaven. Mijn poëzie is toegankelijk, maar draagt een zweem van mysterie in zich. Je moet gedichten niet doodschrijven. Als dichter wil ik zoveel mogelijk prijsgeven, maar niet alles. De ene keer lukt dat beter dan de andere. Het komt voor dat ik een gedicht achteraf toch te anekdotisch vindt. Een goed gedicht is universeel; het maakt niet uit waar je je inspiratie opdoet.

Straks, na mijn pensionering, is er meer ruimte om te schrijven. Voor de ark van Rink van der Velde kom ik als Nederlandstalige schrijver helaas niet in aanmerking. Dat vind ik spijtig. Het bevalt me om op een bijzondere plek te werken. In het Roland Holsthuis heb ik een paar jaar geleden drie maanden mogen verblijven. Daar heb ik gewerkt aan de uitgave Thorleif – beeld en poëzie, waarin foto’s uit het begin van de twintigste eeuw een rol spelen. Ze zijn in de Verenigde Staten gemaakt door de Noorse fotograaf Thorleif Cooke. Voor mijn verjaardag heb ik een schrijvershuisje gekregen. Het staat inmiddels in de tuin. Door het struikgewas eromheen lijkt het alsof het in het bos staat. Het is heerlijk dat ik me daar volledig kan afzonderen. Daar verheug ik me nu al op.’

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.