No more Paulus de boskabouter

Publisearre op 14 januari 2019

HENK WOLF – 

‘Iedereen kent Paulus de boskabouter’, las ik een tijdje terug op Tzum. En dat is in Nederland vermoedelijk grotendeels waar. Een Nederlandse schrijver kan met dat gegeven spelen en verwijzingen naar Eucalypta of Oehoeroeboeroe in z’n boeken opnemen. Een docent zal de figuren bekend veronderstellen in z’n colleges. Wie in Nederland voor een breed publiek schrijft of spreekt, kan ermee spelen dat Jip en Janneke, Doe maar, Max Havelaar en Pipo de clown gevestigde begrippen zijn.

 

Als veel mensen zich voortdurend ferbrekke, dan wordt hun taal er een die alleen in eilandjes binnen een gebied vanzelfsprekend is, zoals het vanzelfsprekende begrip van bijbelse verwijzingen ook alleen in christelijke subculturen vanzelsprekend meer is.

 

Wat een gevestigd begrip is, schuift natuurlijk weleens wat. Jongeren hebben misschien wat hulp nodig om een verwijzing naar Mammaloe te snappen, maar het simpele feit dat iemand in Nederland in de Nederlandse cultuur is gesocialiseerd, maakt dat ie deel uitmaakt van een groep waarbinnen mensen elkaars verwijzingen doorgaans begrijpen. Thuis is niet alleen waar je Douwe Egberts drinkt, maar ook waar iedereen weet wat Douwe Egberts is.

Culturele canon
Die gedeelde kennis van begrippen is de culturele canon van het Nederlanderschap: niet in normatieve zin, maar de facto. De culturele socialisatie waarmee die canon in elke nieuwe generatie wordt heropgebouwd en in leven gehouden, vindt overal in Nederland plaats en zeker ook in het onderwijs. Doet het onderwijs z’n werk niet goed, dan vallen er in korte tijd een heleboel begrippen weg uit de culturele canon van het Nederlanderschap. Daardoor wordt wat vorige generaties zeiden en schreven voor jonge mensen onbegrijpelijk.

Dat is met de christelijke canon al gebeurd. Ik kan daarvan meepraten. Ik ben geen christen, ben er nooit een geweest en ben niet van plan er een te worden. Ik heb altijd op openbare scholen gezeten. Dat had veel voordelen, maar ook een nadeel. Nederland was een christelijke cultuurnatie. Bijbelse begrippen zitten in de cultuur verweven. Ik heb een stuk culturele socialisatie gemist dat het voor mij (en veel generatiegenoten) lastig maakt verwijzingen van vorige generaties te begrijpen. Wie nu christelijke verwijzingen gebruikt, schrijft of spreekt niet meer voor een breed Nederlands publiek, maar voor een christelijke niche.

Internationalisering
Internationalisering kan een verrijking zijn voor zowel de bewoners van het gastland als voor de bezoekers. Ieder van hen kan zich verbazen over de cultuur van de ander en het mooie en goede daarvan aan z’n eigen cultuur toevoegen. Maar dan moet er wel toegang tot die cultuur zijn. In het hoger onderwijs betekent internationaliseringdoorgaans dat het Engels als enige voertaal wordt gebruikt. Dat schermt zowel buitenlanders als Nederlanders af van de Nederlandse cultuur, omdat de taal en de cultuur nauw verweven zijn. ‘Jip-en-Janneketaal’ en ‘ik ben toch zeker Sinterklaas niet’ kun je alleen maar in het Nederlands zeggen. Ga je in het Engels schrijven en college geven, dan week je je los uit de culturele canon. Dat is geen ramp als je voor wiskundigen over priemgetallen schrijft, maar dat is het wel als je college geeft aan mensen die zich cultureel willen of moeten ontwikkelen.

Volgt iemand z’n volledige studie in het Engels, in multinationale groepen, dan krijgt ie natuurlijk snippertjes binnen van de culturen van z’n studiegenoten. Dat is prachtig. Tegelijk is de studie cultureel heel erg arm geworden. De culturele socialisatie van Nederlanders houdt bij de universiteit op, in plaats van er uit te dijen. Niet alleen zijn literatuur en colleges uitsluitend in het Engels, ook kan er in die literatuur en in die colleges haast niets meer bekend worden verondersteld. Er is geen culturele canon om uit te putten, omdat vrijwel elke culturele verwijzing bij een groot deel van de studenten tot net zoveel onbegrip zou leiden als christelijke verwijzingen bij jonge Nederlanders nu. Een Iraanse student weet namelijk niet wie Paulus de boskabouter is, een Duitser kent Jip en Janneke niet en een Chinees heeft nog nooit van Sinterklaas of Kinderen voor kinderen gehoord.

Er ontstaat daardoor een nieuwe, internationale, academische cultuur. Ook die heeft haar waarde, zonder meer, maar het is een veel oppervlakkiger cultuur, zonder inbedding in een maatschappij, zonder verleden, zonder stilzwijgend begrip van vorige generaties.

Jin ferbrekke en jin ferhâlde
Het Fries heeft twee werkwoorden die geen Nederlandse equivalenten kennen: ‘jin ferbrekke’ en ‘jin ferhâlde’. Wie zich ferbrekt, spreekt een andere taal dan ie eigenlijk graag zou willen. Meestal gaat het om iemand die Nederlands spreekt, terwijl het Fries ‘m nader aan het hart ligt. Wie zich ferhâldt, laat tegen z’n zin iets na wat voor hem gewoon is. In formele situaties ferhâldtbijna iedereen zich door bijvoorbeeld niet te gapen of door bepaalde gespreksonderwerpen uit de weg te gaan.

Als veel mensen zich voortdurend ferbrekke, dan wordt hun taal er een die alleen in eilandjes binnen een gebied vanzelfsprekend is, zoals het vanzelfsprekende begrip van bijbelse verwijzingen ook alleen in christelijke subculturen vanzelsprekend meer is. Moeten ze zich voortdurend ferhâlde door culturele verwijzingen uit de weg te gaan, dan verdwijnen die culturele verwijzingen ook uit de nationale culturele canon.

Kiezen de universiteiten voor volledig Engelstalige studieprogramma’s met uitsluitend multinationale groepen studenten, dan moeten Nederlandse studenten zich structureel ferbrekke en ferhâlde. Colleges en studiematerialen worden dan ‘cultuurloos’. De uitwisseling tussen canonieke Nederlandse cultuur en wetenschap houdt op. De culturele socialisatie van Nederlanders vindt dan niet meer plaats op universiteiten. Afgestudeerden ontberen een deel van de culturele bagage die tot nu toe voor hoogopgeleide Nederlanders vanzelfsprekend was. De student Nederlands weet dan misschien nog wie Multatuliis, maar geen student Art Historyof Hospitality Studies komt meer een docent tegen die tussen neus en lippen door een goed gehouden referaat met de rede tot de hoofden van Lebak vergelijkt. De Nederlanders die door intelligentie, belangstelling en opleiding meesterschap in de culturele canon zouden kunnen verwerven, worden van die canon afgeschermd en moeten in plaats daarvan voortdurend nadenken of ze wel Nederlands kunnen spreken en of hun gesprekspartner wel weet wie Paulus de boskabouter is.

Kategory
Tags

Gjin tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels