Het mysterie van het mooie appeltje

Publisearre op 17 juli 2019

DIRK VAN GINKEL – 

Friesland kent veel kunstenaars die in alle stilte en afzondering hun werk doen. Dat bleek wel uit de overzichtstentoonstelling Frysk in Museum Belvédère (2018-2019). Zulk goed werk van zoveel onbekende namen. De Moanne start de serie ‘Talenten in de luwte’ om deze kunstenaars beter te leren kennen. Dit is deel 2: Gerrit Wijngaarden.

“Aan de aankoop van verf ga ik financieel niet ten onder. Ik gebruik nog steeds tubetjes die ik twintig jaar geleden gekocht heb.” Fijnschilder Gerrit Wijngaarden maakt zijn stillevens, landschappen en trompe l’oeuils met een minimum aan materiaal. Zelfs als hij de binnenkant van een kommetje voor de derde keer overschildert – “Ik ben een realist, dus alles komt heel precies” – is er geen spoor van extra materiaal te zien. De verfhuid bij Wijngaarden is onvoorstelbaar gepolijst. Tegelijkertijd hebben zijn eieren, appels en perziken zoveel volume dat je ze zo van het doek lijkt te kunnen plukken. Schildertechniek heeft voor Wijngaarden geen geheimen meer. Toch is techniek maar de helft van het verhaal, zegt hij. “Je hebt er niks aan als je alleen maar goed kan schilderen. Het gaat erom dat mensen iets aan je werk beleven. Er moet een bepaalde sfeer in zitten. Een levensgevoel misschien wel. Anders ben je niks opgeschoten met al die mooie fruitstillevens of uitgestrekte landschappen in fraai licht.”

 

‘Je hebt geen IQ van 140 nodig om een goede schilder te zijn. Een beetje talent helpt. Maar je moet vooral eindeloos veel oefenen.’

 

Gerrit Wijngaarden is precies dertig jaar schilder, zo heeft hij net uitgerekend. Al zolang kan hij van zijn werk leven. Min of meer dan, want een vetpot is het artistieke leven meestal niet. Voordat hij fulltime kunstschilder werd, probeerde hij het even op de middelbare landbouwschool, ging in dienst en rolde vervolgens van het ene baantje in het andere. Maar het was allemaal niks voor hem. Schilderen wilde hij, anders niks.

 

Fijnschilderen
Gerrit Wijngaarden, zoon van een kippenboer annex binnenvisser uit Dedgum, heeft zich het schilderen zelf aangeleerd. Aanvankelijk deed hij inspiratie op bij zijn broer. Die beschilderde melkbussen en kolenkitten in Hindelooper-bloemetjesstijl. “Ik ging daarom ook met de kwast in de weer, maar ik zocht al gauw mijn eigen weg.” Als er een heel gedetailleerd element aan een beschilderde melkbus toegevoegd moest worden, werd Gerrit erbij geroepen. “Fijnschilderen kon ik al heel vroeg. Ik ben het ook altijd blijven doen, ook toen later de kunstwereld er de neus voor ophaalde en het allemaal niet abstract genoeg kon zijn. Schilders van de realistische school, zoals ik, werden gezien als amateurs. Nou, laat ze maar, dacht ik dan.”

Dicht bij huis vond Wijngaarden in Jopie Huisman een voorbeeld van hoe een succesvol kunstenaarsleven eruit kon zien. “Een prachtkerel die prachtwerk maakte en er als realist ook nog succes mee had. Dat wilde ik ook.” Hij heeft Huisman goed leren kennen, Jopie zou zijn schoonvader worden.

 

Hard werken
Wijngaarden heeft een weinig romantische visie op het kunstenaarschap. Van goddelijke inblazingen, genialiteit of inspiratie moet hij niks hebben. Schilderen is gewoon hard werken. “Je hebt geen IQ van 140 nodig om een goede schilder te zijn. Een beetje talent helpt. Maar je moet vooral bereid zijn eindeloos veel te oefenen. Net als een violist. En je moet de kunst afkijken: proberen te achterhalen hoe die schilders die je zo goed vindt het technisch toch voor elkaar krijgen om dat mooie werk te maken. Als het nodig is, maak je kopieën om de techniek in de vingers te krijgen. En dan moet je nog maar zien dat je er iets van jezelf in weet te leggen.” Uiteindelijk gaat het hem daar om.

“Als ik in de zomer een mooi appeltje zie, dan wil ik dat schilderen. Ik pak er een kommetje bij, een fles, even een beetje schuiven tot je een mooie compositie hebt en hup schilderen maar. Maar het moet meer zijn dan een mooi appeltje. Of een prachtig landschap. Er moet iets van mysterie in zitten, spanning, levensgevoel. Dat moet uit het innerlijk van de kunstenaar komen. Ik ben soms een eeuwigheid bezig om die extra laag erin te krijgen. Als het schilderen al een mysterieuze kant heeft, dan zit het ‘m daarin. In mijn werk gaat het altijd om een onderstroom van verstilling, melancholie, een vage dreiging soms ook wel. Het krijgt daardoor iets van magisch-realisme.”

 

‘Er moet iets van mysterie in het werk komen, spanning, levensgevoel. Dat moet je uit je innerlijk halen.’

 

Het magische
Het beste ervaar je dat magisch-realisme bij de landschappen van Wijngaarden met hun stilte-voor-de-storm uitstraling. Of de stilte erna – je weet het niet. Je voelt alleen dat er wat gaande is in die doodstille uitgestrektheid. Maar ook bij de stillevens ervaar je steeds iets heel vreemds, zoals dat de schaduwen van voorwerpen in hetzelfde vlak verschillende kanten op kunnen wijzen. Alsof elk object door een andere geheimzinnige bron wordt aangelicht. Suggereert de schilder daarmee dat er meerdere werkelijkheden tegelijkertijd bestaan? Gerrit Wijngaarden barst in lachen uit. “Dat is het gevolg van de specifieke lichtinval in mijn atelier. Er staat een kast die het licht breekt. Nee, het mysterie moet je daar niet in zoeken.” Zijn titels vormen ook geen aanwijzing. Een apocalyptische donderwolk boven een verlaten landschap in geel avondlicht heet gewoon ‘Grote donkere wolk’. Prozaïscher kan niet. Pas als je door de letterlijkheid van Gerrit Wijngaardens werk heen kunt kijken, voel je het magische in zijn realisme.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels