Het mysterie van de ’twadde mantsjes’

Publisearre op 28 september 2020

HENK WOLF – 

De medeklinkers [r] en [d] lijken erg op elkaar, althans als je de tongpuntvariant van de [r] gebruikt. Af en toe hoor ik van studenten dat ze als kind op spraakles moesten, omdat ze de [r] niet konden zeggen en dat ze dan eerst leerden om bijvoorbeeld ‘pe-dei’ te zeggen en dan via de [d] daarin bij de uitspraak ‘prei’ met tongpunt-r uit te komen.

 

“Ik fyn sniders alt fan dy droevige figueren, ik kin ’t net helpe.”

 

In het Fries worden de [r] en de [d] nogal eens verwisseld. Dat gebeurt niet in alle dialecten even sterk. Het opvallendst is het in het Saterfries, waarin in het verleden heel veen [r]’en tussen twee klinkers in [d]’s zijn veranderd en sindsdien ook [d]’s zijn gebleven. Het Saterfriese woord voor ‘kind’ is bäiden, terwijl het Westerlauwerse Fries bern (met ondertussen stom geworden -r-) en het Noord-Fries heeft bjarn (idem).

Met name in het noorden van de Nederlandse provincie Friesland kunnen [r] en [d] tussen klinkers heel makkelijk wisselen. Dat zorgde laatst voor een mooi puzzeltje.

Ik was in een geluidsopname van het Meertens Instituut het volgende dialoogje tegengekomen, gevoerd door twee inwoners van het noordelijk gelegen Brantgum:

 

“Ik fyn sniders alt fan dy droevige figueren, ik kin ’t net helpe.”
“No, sa wurde se útbeeld yn dy âlde boeken.”
“Ja, mar oer ’t geheel, dy’t ik no meimakke ha wienen allegear fan dy …”
“… twadde mannen?”
“Ja. Twadde âlde keareltsjes. Mar ja.”

 

Kleemakers (sniders) worden in dat gesprekje eerst benoemd als ’tweede mannen’ (twadde mannen) en daarna als ’tweede oude kereltjes’ (twadde âlde keareltsjes). Ik begreep niets van die aanduiding. Ik vroeg een collega om het fragment eens te beluisteren. Ook hij hoorde twadde en ook hij begreep het gebruik niet. Het was iets negatiefs, dat begrepen we, maar geen van beiden hadden we het ooit gehoord. In de naslagwerken konden we ook niets vinden.

Ik vroeg daarom rond en een studente, afkomstig uit het zuiden van de provincie, vroeg zich af of de spreker niet toarre ([twarre] = ‘dorre’) had gezegd. Ik liet het fragment aan twee andere mensen horen, een tweedetaalspreekster van het Fries en een spreker van het Woudfries, en zij hoorden allebei duidelijk een [r], waar mijn collega en ik, allebei sprekers van een noordelijk dialect, een [d] hadden aangenomen. Geen ’tweede mannetjes’ dus, maar ‘dorre mannetjes’.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels