Een pleidooi voor de kunst en de kleine liefde

Publisearre op 1 mei 2010

ANTINE ZIJLSTRA – 

Ola Mafaalani (Damascus 1969) is sûnt 2008 artistyk lieder fan it Noord Nederlands Toneel (NNT) yn Grins. Se regissearret eigensinnige bewurkingen fan klassike teksten: ‘Medea’, ‘La Divina Commedia’. En moderne; it NNT toert op dit stuit mei ‘Elf minuten’, in bewurking fan it boek fan Paulo Coelho mei deselde namme. It fertelt it ferhaal fan de Braziliaanske Maria, dy’t nei Europa lokke wurdt as dûnseres en yn de prostitúsje bedarret. Wat de stikken mienskiplik ha, is in sterke bining mei aktuele maatskiplike tema’s. ‘Ik ben een theatermaker met een boodschap,’ seit Ola Mafaalani, ‘ik zet graag vraagtekens’. In ynterview mei in besiele teatermakker.

Waarom is het belangrijk dat er theater gemaakt wordt?
‘Theater wordt naar mijn mening gemaakt om te reflecteren op de maatschappij. Daarom mijden wij – mijn collega’s en ik bij het NNT – het commerciële. Wij doen alle moeite om op te komen voor de samenleving, voor de stad, het land, het noorden, de planeet. En omdat het onmogelijk is om alles te doen, kiezen we steeds dat stukje dat ons het meest raakt. We zijn begonnen met Medea, met het thema kindermoord. Dat is echt het dieptepunt van een samenleving. Moord is verschrikkelijk, maar een moeder die haar kinderen vermoordt, dat is toch het allerergste. Waarom doet iemand zoiets? We kwamen erachter dat het uit liefde gebeurt, ter bescherming. Dat inzicht maakte het mogelijk om Medea te begrijpen en met haar te rouwen. We keuren het niet goed, maar Medea is geen monster. Er bestaan geen monsters in een samenleving.’

Ik begin altijd bij ruiken, voelen, bij de kleine dingen. Daar kunnen we elkaar in herkennen. Daar begint mijn werk.


Is dat een drijfveer, iets recht willen zetten?
‘Nou nee, ik stel altijd vragen. Ik neem geen genoegen met wat iemand zegt, vraag second opinions. Stoppen met vragen stellen vind ik moeilijk. Hoe meer je weet, hoe minder je weet. Ik kan echt ten onder gaan aan mijn eigen research. Zoals voor de voorstelling “Elf minuten”, dan is het al bijna première en ga ik nog steeds naar clubs om vrouwen te spreken. Zo’n repetitieperiode is heel zwaar, want je moet leiding geven aan het creatieve proces en tegelijkertijd voel je als mens zoveel pijn voor al die vrouwen. Leuke vrouwen, die in de meest verschrikkelijke situaties zitten. Soms is het dan moeilijk om ’s ochtends nog aan het werk te gaan. Dan moet ik echt tegen mezelf zeggen: ik weet genoeg, ik weet allang genoeg. Na de première ga ik door, uit betrokkenheid, maar nu moet ik stoppen.’


Waarom al die research?

‘We denken dat we best veel weten, bijvoorbeeld over prostitutie, maar eigenlijk weten we niks. Ik vraag altijd naar details. Ik vraag niet: wat is prostitutie? Ik vraag: hoe komt een man binnen, wat doe je dan uit, wanneer doe je het uit, wat hou je aan? Hoe ruikt zo’n man, zou zijn vrouw dat ook ruiken of heeft dat met jou te maken? Ik begin altijd bij ruiken, voelen, bij de kleine dingen. Daar kunnen we elkaar in herkennen. Daar begint mijn werk. En dan blijkt dat we eigenlijk niks van prostitutie weten, ik ook niet. Ik kreeg het ene vraagteken na het andere. Wat is beschaving nou eigenlijk? Wat hebben we gedaan?’


Wat is het belangrijkste dat je hebt ontdekt? 

‘Prostitutie is geen vrijwillige keuze, dat is een illusie. Aan de ene kant hoor je geluiden als “Wij Nederlanders erkennen dat prostitutie bestaat, wij gaan daar open mee om”, maar vervolgens wil de maatschappij niets meer van je weten als je dit beroep uitoefent. Dat is het hypocriete. De grootste tragedie van prostituees is dan ook hun isolement. En dat werkt van de hoogste tot de laagste hoer; ze hebben geen van allen een sociaal netwerk.’

‘In de prostitutie raak je meestal verslaafd aan geld. En je verliest jezelf, want dat moet als je dit vak uitoefent, je moet jezelf afsluiten. Als je jezelf aan iedere man zou geven, ga je kapot. En die combinatie is funest. “Ik schrijf in mijn dagboek, puur om te kijken of het nog goed met me gaat”, zegt Maria in de voorstelling. En daar barst Malou altijd in tranen uit. Dat is niet geregisseerd. Op dat moment denkt zij aan al die vrouwen die ze heeft ontmoet die niet zo’n dagboek hadden. Ik heb het erin gelaten, want het is een oprechte traan. Het is niet gerepeteerd.’

‘Het fatale van prostitutie is ook dat je het zonder opleiding kan doen. Je kijkt één keer toe en je weet hoe het gaat. Tijdens een opleiding heb je tijd om te reflecteren, om na te denken of je iets wel echt wilt. Bij prostitutie heb je dat niet, je hebt geen tijd om de consequenties te overzien, om te ervaren wat het met je ziel doet. De vrouwen denken allemaal dat ze het geheim kunnen houden. En dat kan ook, de meesten leiden een dubbelleven. Maar bij wie kun je uithuilen? Wie is jouw dagboek?’


Wat kan theater betekenen in dit soort kwesties?
‘Ruimte en tijd, in de letterlijke zin. In achtergrondrubrieken bij radio en televisie heeft een programmamaker vaak hooguit tien minuten om een onderwerp te behandelen. Het moet snel, ze laten dus alleen maar het topje van de ijsberg zien. Daar ben ik minder in geïnteresseerd. Liever vertel ik het verhaal van één mens. Daar neem ik dan echt de tijd voor. Bovendien kun je de tijd in het theater verdubbelen. De voorstelling duurt tien keer elf minuten. Dat verdubbel je door het decor, dat André Joostens heeft ontworpen, en de muziek, de composities van Robert van der Tol, die ondersteunen de inhoud. Als je dat in tijd zou meten, heb je op een avond een hele dag geïnvesteerd. En dan zijn er ook nog de verschillende verhalen, die van Maria en de andere vrouwen.’

Vaak genoeg ben ik naïef genoemd, maar dat heb ik als een compliment opgevat; naïviteit raakt aan puurheid, dank u.


Je hebt ervoor gekozen om twee Maria’s te laten zien, een ‘gewone’ – en een heroïnehoer. Is dat kritiek op het boek van Coelho?
‘Nee, ik ben begonnen met het verhaal van Coelho. En toen kwam het verhaal van de heroïnehoeren op ons pad, daar ben ik meteen ingedoken. Het was heel moeilijk om met hen in contact te komen, maar die verhalen bleken zo urgent, dat we ze wel moesten opnemen in de voorstelling. Het is echt onvoorstelbaar wat er gebeurt op de tippelzone, daar bij Ikea. En hoe die vrouwen moeten leven. Daar moet echt een oplossing voor komen.’

‘We hebben ze gevraagd wat ze nodig hebben. Een plek om even te kunnen liggen, even uit te puffen, te kunnen nadenken. Ergens waar je niet als misdadiger wordt gezien, maar als iemand die verslaafd is, zeiden ze. Dat huis moet er dus gewoon komen, dat wil ik. Daar vestig ik nu de aandacht op. De oplossing ligt in handen van drie mensen in de stad Groningen. Alleen, doordat Bos en Balkenende er niet uitkwamen, is iedereen een beetje zijn mandaat kwijt. Daardoor krijgen we het op dit moment niet voor elkaar. Daar was ik echt kwaad om.’


Voel je dan de grens van wat theater kan?

‘Na anderhalf jaar NNT voel ik eerder de capaciteit van wat theater kan. Die kracht is immens. Ik heb altijd het gevoel gehad dat theater, omdat het zo totaal is, zoveel kan zijn – spel, dans, zang, opera, acts -, een grote invloed heeft. Vaak genoeg ben ik naïef genoemd, maar dat heb ik als een compliment opgevat; naïviteit raakt aan puurheid, dank u. Maar nu bewijst die overtuiging zich. Ik krijg mails van publiek, mensen blijven hangen na de voorstelling…


Toch kan het pijnlijk zijn, zoals je het publiek confronteert. Bijvoorbeeld zoals je Maritska, het heroïnehoertje, moet achterlaten aan het einde van de voorstelling…
‘Dat vind ik een hele goeie pijn. Ik vind dat mooi, omdat ik ontdekte dat niet alleen prostituees een “klik” maken, dat doe ik ook, dat doen wij allemaal. Dat is een beschermingsinstinct. We kiezen onze eigen prioriteiten en duwen al het onhandelbare aan de kant. Dat heb ik bewust zo geregisseerd.’


Is het voor jou belangrijk dat je de acteur door het personage heen blijft zien?

‘Absoluut, ik geef mijn acteurs de opdracht: geef jezelf aan het personage, geef jezelf bloot, ontneem het niets, ook niet als je zenuwachtig bent. Als je dat niet doet, gelooft niemand je. Ik wil het publiek eraan herinneren dat de acteur er is. Publiek en acteurs zijn even belangrijk voor een voorstelling, het is een gelijkwaardige relatie. Ik vraag een acteur altijd liefdevol te zijn naar zijn publiek, zodat er een band ontstaat, ze verliefd op elkaar kunnen worden. In het moment.’


Past jouw manier van theater maken in de trend van meer maatschappelijk engagement?

‘Ik ben nadrukkelijk theater gaan maken vanwege de binding die ik voel met de maatschappij waarin ik leef. Ik weet altijd eerst waar ik het over wil hebben en dan pas vraag ik de dramaturg om daar een stuk bij te zoeken. Ik zie iets, iets valt mij op. Zo zag ik een blinde zijn pad zoeken tussen de fietsenrekken op de Grote Markt. Ongelooflijk, waar haalt iemand de kracht vandaan om in zo’n doolhof zijn weg te zoeken. Zo is het idee voor Teiresias ontstaan. Het is mooi om een klassieker of een fictief verhaal te combineren met een echt verhaal. Die letterlijk met elkaar te laten botsen.’


Heeft die voorkeur met je persoonlijke geschiedenis te maken?

‘Dat vraag ik me inderdaad ook wel eens af, waar dat enorme rechtvaardigheidsgevoel vandaan komt. Ik schrik echt als iemand zegt: “Dat is nu eenmaal zo. Punt.” Als theatermaker denk ik: hoe is het nu, waar dromen we van en hoe gaan we dat aanpakken. Die punt achter die uitspraak, dat is in mijn ogen iets verschrikkelijks.’

‘Wat ik wel weet, is dat ik geen binding met een cultuur heb. Ik ben in Syrië geboren, maar vanaf mijn tweede ben ik in Duitsland opgegroeid. Mijn vader was arts en kon daar een opleidingsplaats tot uroloog krijgen. Toen het beviel, hebben mijn ouders besloten om in Duitsland hun leven op te bouwen. Ze hebben Syrië achter zich gelaten, hun roots doorgesneden. Ze vinden het nu wel eens jammer, dat de kinderen die wortels niet met hen kunnen delen. Als ik in Syrië ben, herken ik een deel van het leven, maar er is zoveel dat mij vreemd is. En hoewel ik kritiek op Duitsers moeilijk kan verdragen, voel ik me ook niet Duits. Het gevolg is dat ik al blij ben als ik een groepje gelijkgestemden om me heen kan verzamelen. Of dat nu hier in het noorden van Nederland is of in Brazilië.’

‘Ik zie daardoor heel veel waarheden. Daar kijk ik altijd naar: de waarheid van een ander, die van de prostituee, die van de moeder, die van de juf… Het is zo leuk om contact te maken. Er wordt tegenwoordig zoveel geoordeeld, de burger is politieagent geworden. Als je door een rood licht rijdt, zegt iemand er al wat van. Dan denk ik: accepteer dat iemand vrij is om het op zijn manier te doen. Iedereen kan zelf nadenken over de consequenties van zijn gedrag. Stel vragen, toon begrip. Het is goed om je te realiseren dat het niet de misdadigers zijn die de beschaving iets aandoen, dat zijn wij zelf.’


Waar komt dat vandaan? Wie zijn daar schuldig aan?

‘Het is de tijdgeest, dat is het moeilijke. Anders was het allang opgelost. Het ene triggert het andere. Het is begonnen op het moment dat onzekerheid vertaald wordt in angst. Wat op 9/11 in Amerika begon en bij Theo van Gogh in Nederland. Toen is die angst hier sterker binnengekomen dan ooit. Op dat moment waren er twee mogelijkheden. Je kiest voor de filosofie van Job Cohen: dit is een geval, laten we een misdadiger een misdadiger noemen, ongeacht uit welke cultuur hij of zij afkomstig is. Daar staat onze beschaving voor, daar doen we iets mee. En laten we tegelijkertijd kijken hoe deze situatie kon ontstaan, want daar moeten we ook iets aan doen. Cohen heeft de overtuiging dat Nederland dit zelf heeft gecreëerd. De situatie met migranten is niet vanzelf ontstaan. De koningin is zelf naar Marokko geweest om ze te scouten. De andere mogelijkheid, helemaal aan de andere kant van de boog, is Wilders. Hij staat voor ingrijpen, weg ermee. We zetten ze uit ons land, dat is toch simpel?’


Wil je daar iets mee doen als theatermaker?

‘Nee, er zijn mensen in ons team, die er iets mee willen doen, maar ik wil er zelf heel bewust niets mee. Het zijn niet de buitenlanders die daar iets over moeten zeggen, maar de Nederlanders. Ik heb daarmee te dealen. Ik stop mezelf heel bewust in het vakje van de slachtoffers. Want Wilders zou tegen mij zeggen: jij mag blijven. Hij zal mij – net als zijn Hongaarse vrouw – omarmen. Want wij zijn goed geïntegreerd.’

De kunsten zijn net zo onnodig als het zingen van de vogels. Je mist het pas als het er niet meer is.


Jullie hebben je nadrukkelijk geprofileerd als stadsgezelschap in Groningen…
‘We moesten ergens beginnen, we wilden zichtbaar zijn in de stad. Niet alleen in de schouwburg, maar ook op de Grote Markt en in de bibliotheek. We hebben overal gespeeld. En nu gaan we ook de wijken in. En de ommelanden. We maken het onszelf daardoor moeilijk, het is hard werken voor acteurs om iets te vertellen aan een publiek dat er niet speciaal voor komt. Dat niet lief blijft zitten, omdat ze een kaartje hebben gekocht. Maar wij vinden dat belangrijk. Het NNT is er voor alle Groningers, voor alle Noorderlingen. In het eerste jaar heb ik iedereen opgeroepen tenminste één keer te komen om te kijken of je het wat vindt. Kunst is namelijk niet alleen voor de elite. Je hebt geen opleiding nodig om van kunst te kunnen genieten. Dat is een groot misverstand. Ik bedoel: vertel het de Grieken, vertel het Shakespeare en ze lachen je uit. De architectuur van de gebouwen straalt uit dat kunst voor de rijken is, maar dat is niet zo. Ergens is de essentie verloren gegaan. Daarom zeggen wij nadrukkelijk dat wij er voor iedereen zijn, niemand hoeft zich bij ons te vervelen.’


En is dat gelukt?

‘Wij hebben heel veel positieve reacties teruggekregen. Daar zijn wij heel dankbaar voor. Maar de mensen die het niks vinden, komen zelden naar je toe. Dat is frustrerend. Het is heel gemakkelijk om complimentjes te geven aan een regisseur, maar kritiek geven is lastiger. Ik waardeer het zeer als mensen komen vertellen wat ze niet leuk vonden. Want dan kun je echt een gesprek voeren. Dan ontstaan er nieuwe inzichten, dat vind ik mooi.’


Wat is voor jou de essentie?

‘Dat de kunsten belangrijk zijn voor de maatschappij. En niet het omgekeerde: dat de maatschappij moet bloeden voor de kunsten. Dat het zoveel geld kost. Terwijl, als je naar het totaalbudget kijkt, het maar om heel weinig geld gaat. Het is niet voor niets dat cultuur niet voorkomt in de voorstellen voor de landelijke bezuinigingen. Er valt nauwelijks iets te halen. Sterker, als de muziek en de verhalen ook nog verdwijnen in deze periode van economische crisis, dan zal het pas slecht gaan. Dan is het einde zoek.’

‘Maar misschien moet dat wel gebeuren. Ik bedoel: de kunsten zijn net zo onnodig als het zingen van de vogels. Je mist het pas als het er niet meer is. Net als de liefde, die heeft ook geen agenda en gaat als eerste ten onder aan alle dagelijkse beslommeringen. Er is geen mens die tijd vrijmaakt voor de liefde, terwijl het voor iedere mens het allerbelangrijkste is. Ik maak alleen tragedies, maar uiteindelijk gaan ze allemaal over de liefde. Alleen besef je dat pas tegen het einde. Dat het allemaal niet zo gruwelijk was, dat het een pleidooi voor de kleine liefde was.’

 

Earder publiseard yn de Moanne, 9 (2010), 4 (maaie), s. 6-10.

 

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels