De festivalvloedgolf

WILBERT ELTING – 

De UIT-kalender van Leeuwarden puilt uit deze zomer. Sinds eind mei volgen de festivals in de Groene Ster, bij de Blokhuispoort en op het Oldehoofsterkerkhof elkaar in rap tempo op. Het begint met het Fries Straatfestival en trekt in één haal door langs vijf dance-, twee metal- en vier popfestivals. Afsluiter eind augustus in de Groene Ster is het zweverige dancefestival Psy-fi Inside the Vortex. Een evenement met veel loungemuziek en yoga, bedoeld om even bij te komen van de zomer?

De festivals in Leeuwarden zijn slechts het topje van de ijsberg als het om het complete aanbod in Friesland gaat. Door de hele provincie heen worden grote festivals zoals Glemmer, Oerrock, Oerol, Into the Great Wide Open en het Veenhoop Festival georganiseerd in de open lucht. Daar boven op komen nog tientallen kleinere lokale initiatieven en in het najaar indoorfestivals als Freeze, House in Harmony en Explore the North.

Bijna iedereen lijkt tegenwoordig een festival te organiseren, dat roept wel de vraag op: ‘Is dit niet wat teveel van het goede?’

Al die festivals maken onderdeel uit van een landelijke trend. Dit blijkt uit cijfers van VVEM, de brancheorganisatie van festivals. Tussen 2010 en 2012 steeg het aantal festivals van 481 naar 503. De grote groei is echter vooral een verschijnsel van de laatste vijftien jaar. Ondertussen daalt bij de poppodia juist het aantal concerten en wordt geworsteld met de bezoekersaantallen.

Je zou van een vloedgolf kunnen spreken, een festivalvloedgolf. Het aanbod is overweldigend, bijna iedereen lijkt tegenwoordig een festival te organiseren. Maar dat roept wel de vraag op: ‘Is dit niet wat teveel van het goede?’

Nee, dat is het niet. Festivals worden namelijk steeds belangrijker. Bijvoorbeeld voor jonge bands die een zomerlang overal de mogelijkheid krijgen om te spelen. Kijk maar eens naar het tourschema van een jong Fries bandje als When We Are Wild of DIFF: alleen maar festivals.

Bovendien zijn festivals voor kleine dorpen van levensbelang voor de lokale popcultuur en de leefbaarheid in de regio. In Ureterp en Lemmer is geen poppodium. Zonder Oerrock zouden artiesten als Racoon en Go Back to the Zoo nooit in het dorp komen spelen en voor een band als Bløf zou Lemmer niet meer zijn dan een dorp dat ze onderweg naar een optreden in Groningen passeren.

Zelfs voor Leeuwarden gaat deze regel op. Metalband Megadeth, dit jaar headliner van Into the Grave, zou zonder dat festival nooit in Leeuwarden komen spelen. En al helemaal niet voor €12,50.

Festivals voorzien in een behoefte en stimuleren de lokale popcultuur. Maar het is wel een verhaal met twee kanten.

Glemmer heeft dit jaar Bløf en Waylon op het programma staan. Het zijn artiesten die al overal te zien waren, maar daar heeft organisator Marc de Bruin geen boodschap aan. ‘Zulke artiesten zijn misschien op meer plaatsen te zien, maar niet rond Lemmer. Zeventig procent van onze bezoekers komt uit de regio. Die gaan omdat hun vrienden gaan en willen een gezellig weekend.’

Dat geldt in mindere mate ook voor Welcome to The Village. Het festival programmeert eigenzinniger maar drijft niet op grote namen. ‘Het programma is een deel van wat het festival aantrekkelijk maakt’, zegt organisator Peter Reen. ‘We hoorden vorig jaar dat mensen vooral kwamen voor ‘het gevoel’ en de rust en de ruimte die je op het festival hebt. Daarom willen we ook niet heel erg groot groeien. Je kan die sfeer niet bieden met 50.000 mensen op het terrein.’

De Bruin en Reen stippen daarmee een belangrijke oorzaak voor het succes van festivals aan. De festivalganger wil even ontsnappen aan de dagelijkse sleur. Hij is op zoek naar een andere werkelijkheid. Op Glemmer waan je je bijvoorbeeld, als het weer meezit, vier dagen in een wereld die uit niets anders bestaat dan zon, zee en muziek en waar die grijze kantoorbaan ver weg is. Op Welcome to The Village leven al die verschillende festivalgangers samen in een bijzondere harmonie, terwijl ze elkaar thuis misschien wel de tent uitvechten. En niet te vergeten, waar kan je anders dan op een festival de hele dag onbekommerd met je vrienden in het gras zitten en bier drinken?

‘Mensen zijn echt op zoek naar een totaalbeleving’, zegt Reen. ‘Ze gaan liever een weekend lang naar een festival dan twee keer per maand een bandje kijken in een poppodium.’

Dat er zoveel festivals zijn, is een goed ding. Ze voorzien in een behoefte en stimuleren de lokale popcultuur. Maar het is wel een verhaal met twee kanten. Toen de VVEM vorig jaar haar cijfers publiceerde, vertelde bestuurslid Ruben Brouwer in een reportage van Nieuwsuur dat de rek er wel wat uit is. Brouwer: ‘Je ziet nog wel steeds dat er ieder jaar nieuwe evenementen bijkomen maar er gaan ook ieder jaar weer evenementen af. Er zijn evenementen die stoppen omdat ze het hoofd niet boven water kunnen houden, of omdat ze vinden dat het mooi is geweest.’

Dat festivals falen, ligt in zo’n geval vooral aan de festivals zelf.

Waarom die festivals het hoofd niet boven water kunnen houden, dat vertelde de reportage niet. Maar het antwoord laat zich raden: ze zijn niet aantrekkelijk genoeg voor het publiek. Of, zoals De Bruin het zegt: ‘Het heeft alles te maken met de drie P’s: product, plaats en promotie.’

Voor festivals is namelijk meer dan genoeg animo. Al stagneert het aantal enigszins, er komen nog steeds horden mensen op af. In 2012 hadden alle muziekfestivals samen dertien miljoen bezoekers. Op een festival met entree liepen gemiddeld 7700 mensen rond, op gratis festivals 17.200.

De markt is er. Dat festivals falen, ligt in zo’n geval vooral aan hen zelf. ‘Ik moet continu blijven investeren en innoveren’, zegt De Bruin. ‘De klant is verwend en wil verrast blijven worden. Daar kan je best moe van worden, je moet doorgaan anders ga je over de kop.’

Volgens Peter Reen is het vooral zaak om een niche te kiezen. Hij probeert festivals op te zetten die er nog niet zijn, een eigen verhaal hebben en zich onderscheiden van de rest van het aanbod. ‘Voor ieder festival denken we na over het verhaal dat we willen vertellen. Wat willen we doen, voor wie doen we het, waar doen we dat en welk programma hoort daarbij? Je moet zoeken naar wat de kracht van het festival is en van daaruit verder bouwen.’

De aanpak van Reen en De Bruin is succesvol. Welcome to The Village was vorig jaar zo goed als uitverkocht en Glemmer trok, met Racoon als headliner, een recordaantal van 22.500 bezoekers, ruim 10.000 meer dan het jaar daarvoor. Toen duurde het festival overigens wel een dag korter.

Dat zijn mooie cijfers, want je ziet ook festivals waar de laatste jaren de klad erin is gekomen. Het Veenhoop Festival bijvoorbeeld. De tentavonden rondom het skûtsjesilen markeren al sinds jaar en dag de start van de bouwvak, maar de interesse liep de laatste jaren steeds verder terug. Veel bezoekers hadden wel genoeg van de boerenrock van Normaal, die traditiegetrouw ieder jaar op de zaterdagavond spelen. Overal op het festivalterrein hoorde je het vorig jaar al een beetje broeien, het was wel tijd voor iets nieuws.

De Bruin weet wel hoe dat komt. ‘Festivals met één podium, dat werkt niet meer. Dat zie je ook bij dorpsfeesten, als daar al 25 jaar dezelfde band komt, dan beginnen de mensen uiteindelijk af te haken.’ De Bruin loste zelf dat probleem op door extra tenten te plaatsen. Wie geen zin heeft in Bløf, kan in een andere tent naar een intiem optreden van een startend bandje gaan kijken.

Friesland: het publiek wil wel en aan mooie locaties is geen gebrek. Al zit de zomer al behoorlijk vol, er zou in theorie zelfs wel ruimte zijn voor extra festivals.

Gelukkig is de organisatie van het Veenhoop Festival vorig jaar flink verjongd. Want ook daar lijkt het besef te zijn ingedaald dat het anders moest. Normaal is verschoven naar de vrijdagavond en de zaterdag heeft een festivalopzet gekregen. De Handsome Poets zijn de hoofdact en er is een extra tent met een podium voor lokale bands.

De Friese festivals hebben wat dat betreft een rooskleurige toekomst. Het publiek wil wel en aan mooie locaties is geen gebrek. Al zit de zomer al behoorlijk vol, er zou in theorie zelfs wel ruimte zijn voor extra festivals.

Dat vind Peter Reen ook. ‘Zo lang er nog een festival bij past, is er geen enkel probleem. Je moet natuurlijk niet met een tweede Welcome to The Village komen. Dat zou ik niet verstandig vinden. Maar als je iets hebt dat er nog niet is, is er van alles mogelijk.’ Zelf denkt hij, na overleg met zijn collega’s van Wolf. Atlas, aan een festival met kwalitatief hoogstaande dance. ‘Een soort Melt! maar dan in Friesland, dat missen we nog.’

Hoe het Friese festivallandschap er over twee jaar uitziet, dat blijft koffiedik kijken. ‘Je kan niet in het hoofd van de bezoeker kijken’, zegt De Bruin. ‘Al die nieuwe festivals die opgezet worden, die gaan een spannende tijd tegemoet. De komende twee jaar zullen we zien hoe het zich ontwikkelt en wat blijft staan en wat niet.’

De Friese festivals dobberen als tientallen kleine bootjes op die grote festivalvloedgolf. Het is aan ons als consument om keuzes te maken. Gaan we naar Megadeth op het Oldehoofsterkerkhof of naar Bløf in Lemmer? Of gaan we naar allebei en een keer minder uit eten?

Als de festivals ons willen blijven trekken, moeten ze blijven innoveren en scherp programmaren op hun doelgroep. Niet op hun lauweren gaan rusten. Niet denken dat we wel zullen komen. Maar leuke dingen bedenken, mooie acts boeken en ons even uit de dagelijkse sleur halen. En hopen op mooi weer, dat vooral.

 

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.