Stienkeal
Publisearre op 5 oktober 2018
SJOERD VAN METEREN –
Elmar Kuiper behoeft nauwelijks introductie. Hij schrijft gedichten en toneelstukken, schildert, zingt, filmt en is daarnaast psychiatrisch verpleegkundige. In mijn ogen is hij meer een performer dan een zanger, meer een taalpionier dan een dichter. Als zanger en dichter heeft hij in elk geval een volstrekt eigen geluid/stem.
‘Ik wil losstaan van mezelf en toch heel persoonlijke dingen schrijven.’ – Elmar Kuiper
Toen ik zijn eerste Friese bundel Hertbyt [2004] las, heb ik mij in moeten vechten, want eenvoudige gedichten zijn het allerminst. Nu ik zijn vierde bundel in het Fries Stienkeal [2018] heb gelezen, is hij mij vertrouwd en realiseer ik me hoe consistent zijn werk is. Stijl, motieven, beeldspraak, ritme, het is/ze zijn de man zelf. Het zijn heel persoonlijke gedichten over emoties en ervaringen die universeel zijn. Ze zijn vormvast, beeldrijk en associatief van opbouw.
Stienkeal omvat vijf afdelingen, die gaan over de dood, de tijd, de liefde en de vrijheid. En over de waanzin, ik noem deze met opzet apart.
In de eerste afdeling De Dea staat het titelgedicht:
stienkeal
wat is de pine fan in man dy’t seit
dat it kwea yn him waakst
wat is de pine fan syn fynbonkige soan
taast er yn it tsjuster om
wylst er in tou om’e poaten
fan it keal bynt
knoeit er de ko as er
omramaait yn har limoer
wol er it libben as in sûvenir bewarje
tinkt er dat de dea fuortdaliks ôfdutsen
wurde moat as de blaai út ’e bek
fan ’e Holstein hinget
wynt de tiid him op
skylt de pine
minuten as sipels
gûlt de soan
as er in ko
útlutsen hat
wat is de pine fan in man dy’t tinkt
dat it kwea yn him waakst
as in stienkeal
raast er yn it tsjuster
snijt de pine yn ’e fine
polzen fan’e tiid
as syn fynbonkige soan
him wer oan it keal
ferskuort
de fruchtsek syn fers is
it fûl syn wurden binne
De dichter vergelijkt hier het maken van een gedicht met de geboorte van een kalf. Het is een moeizaam, tastend, vaak pijnlijk proces. ‘Scheppen gaat van au!’
Het gedicht bevat veel vaste kenmerken van de poëzie van Kuiper. Hij put uit zijn belevingswereld en ontleent zijn beelden/metaforen aan zijn directe omgeving. Er is sprake van zielenpijn; de strakke vorm dient om de sterke emoties te beheersen. En dan is er het vadermotief. De man is de vader; niet persé zijn vader; het kan ook een heilige figuur zijn, zeg: God. En hij kan de zoon zijn, of de gevoelige ander, zeg: Jezus. Maar Kuiper kennende, dan liever niet in Bijbelse zin.
In de tweede afdeling De Tiid worden de titels gevormd door data, als in een dagboek. In het eerste gedicht ‘15 maaie’ staat:
de tiid is in ôfspraak
mei it glêde bist
syn tonge slikket de minuten
tiid is betocht om de kosmos
in loer te draaien
De tijd is onvatbaar, je handen glijden er steeds van af. De kosmos is meer concreet, tastbaar, meer menselijk: de wereld, van het kleinste tot het grootste. In de woorden van Remco Campert: ‘Tijd is niets, plaats is alles.’
In dit deel staan enkele geestige/humorvolle gedichten, die met zelfspot zijn geschreven. Zo begint het gedicht ‘6 juny’ met deze strofen:
omgurde mei wurden
blaas ik de literatuer op
de dichter herinnert zich vervolgens wat hij deed in 1982, en eindigt dan met:
en hie foar de Fryske
skriuwerskalinder in meagere
skries op’e daampeal
mei de snaffel iepen tekene
Het vers ‘17 augustus’ opent met:
wieger brûkt myn ôfkarde fersen
as krêftfoer foar syn kij
Naast dit speelse, dat ook naar voren komt in de typografie, klinkt er ook ernst en diepe twijfel door in enkele gedichten. Neem ‘19 maaie’
wat is de winst
[…]as neat op ’e wrâld bliuwt
Ook duikt de vader hier op; als de zoon, in ‘25 maaie’, met zijn hand over de rug van de [graf]steen strijkt
ik fielde dy
do wiest net
fan granyt
ieren rûnen as
mintgriene rivieren
troch dy hinne
do seist: soan
dy stien hat in siel
dyn hân hold in gieltsje beet
der siet in ferstienne slak yn
en ik frege noch wêr’t
syn húske wie
De ‘versteende’ vader, de versteende slak [symbool voor kwetsbaarheid] en een ‘huis’ van woorden dat dient als bescherming, als ‘huif over het zijnde’ [Faverey].
Afdeling drie gaat over De Leafde. De liefde die ons even goed kroont als kruist. In het eerste en sterke gedicht ‘gjin lucht’ doet de geliefde alsof hij lucht voor haar is. Kuiper gebruikt hier het beeld van een wouterke, een jong dier [kalf of lam] dat afgestoten wordt. Maar de liefde laait hoog op in ‘flam’ en ‘ik fret dy op’. De afdeling eindigt met het verzoenende ‘it is goed sa’
In de vijfde en laatste afdeling De Frijheid staat een heel kenmerkend Kuipergedicht. Het heet ‘it idee’. Het is een vaardig taalspel op grond van de uitdrukking ‘zo vrij zijn als een vogel’.
De kern is de strofe: ‘in frjemde fûgel/leit een aai yn ’e búk/fan in deadgewoane man’
De gewone man broedt dit ei [it idee fan in fûgel] uit en kiest positie door te kiezen voor de vrijheid. Elmar Kuiper gebruikt de vogel [wel vaker] als beeld van de kunstenaar/dichter, voor ‘de vlucht van de verbeelding’.
Ik wil ten slotte wat langer stil staan bij afdeling vier De Dwylsin, met als ondertitel: Wat de man op ôfdieling E my tafertroude.
In deze cyclus van negentien, met Romeinse cijfers genummerde gedichten, richt Elmar Kuiper zich op een indirecte manier tot de lezer, anders gezegd: hij schept een alter ego: de man op afdeling E. Dit personage, dat los van hem staat [maar stiekem ook niet!], laat hij allerlei dingen zeggen en roepen. Dit dichterlijke procedé, voor Kuiper een experiment, leidt tot geestige regels als:
Ik wist dat mister Cooper graach in lekkerbekje iet, mar
hie gjin nocht de bonkjes út syn fers te fiskjen.
De dichter laat het personage, die/dat meent dat God zijn vader is, in de cyclus een kruistocht afleggen.
Ik bin in frjemde man
op in frjemde planeet en ha
noait witten dat dit myn plak wie.
Halverwege de cyclus [vers X] bevrijdt de dichter hem van het kruis:
In klauhammer helle de spikers út myn palmen.
Zijn gedachten zijn op een hoop geveegd, als bij een kapper de afgeknipte haren. Maar zonder ‘geastlike heit’ weet hij niet wat hij moet/mag zeggen.
In wat ik dan maar noem het vervolg, lijkt het accent te verschuiven naar het dichterlijk ik [mister Cooper]. Het is alsof de dichter een monoloog met zichzelf voert. De zonderlinge man mag dan lijden aan waanideeën, de dichter [‘ik’] moet zich verlossen van iets vergelijkbaars: oude en achterhaalde overtuigingen, onder meer op het gebied van de psychiatrie.
[XII]
Se sizze dat ik gek bin, mar de kritearia
fan gek wêze dogge net.
Se binne betocht ûnder leffe bakjes kofje, yn lead-
grize keamers mei imitaasje-Cobra’s oan ’e wand.
Kriteria binne krinterich.
Se rûke en ûntsnappe nea
troch it systeemplafond.
In de cyclus vermengen biografische elementen zich met fictie. De grens tussen waan en werkelijkheid is diffuus. Aan het slot, als de staat van genade niet ver meer is, gaat de dichter/mister Cooper een hapje eten bij café ’t Hoekske. Hij komt dan net uit de gevangenis
[Blokhuispoort.]
[.] Genede giet altyd troch de mage.
De cyclus eindigt als volgt:
Ik ha it folbrocht
al wit ik net oft ik opnij
myn krûstocht rinne maot.
Ik snap Jezus
dy ’t sa beskieden
oan it krús hong.
Het is moeilijk te zeggen wie hier de ‘ik’ is. Waarschijnlijk vallen alter ego en dichterlijke ik hier samen.
In de cyclus staat [XVIII]: it wurd dat treastpleisters plakke wol. Ik denk aan het gedicht van Herman de Coninck: poëzie helpt niet, of het beroemde: poetry makes nothing happen van Auden. Nee, en toch vind ik de gedichten in deze bundel moedig en moedgevend. Kuiper kijkt de leegte recht in de ogen. Ziet er zelfs het aanlokkelijke van in, maar zegt erbij ‘nim it net persoanlik op’, want aan jou ligt het niet.
Er is veel in deze bundel wat herinnert aan vorige bundels, wat betreft taal en motieven [het vadermotief], maar niet letterlijk. Elmar Kuiper is een vakman, een verkenner van de taal, die zijn poëtica steeds verder ontwikkelt.
Mooie bundel, met een mooi omslag van Gert Jan Slagter
Elmar Kuiper, Stienkeal; Uitgeverij Bornmeer, 2018; 88 pagina’s, €15,00
Kategory
Tags
Diel dit artikel!
Relatearre artikels
Kategory: Poëzij
HANS PETER WESTIN - I Zelfportret met kroonpen Hij legt de taal op zijn palet en kneedt met staal de tussentint waarin zijn [...]
Kategory: Literatuer,Resinsje
SJOERD BOTTEMA - Jacob Nauta syn beppe is mâl mei har hinnen. Se praat dermei. ‘Kwòòòk-hoe-wiiie-it-meiiii-jim-kwòòòk-kwòòòk-ha-jim-ekaaaaien-ein-kwòòòk?’ En hoewol’t de hinnen allinne mar ‘kwòòòk?’ weromsizze, [...]
Kategory: Literatuer,Poëzij,Ynterview
HENK VAN DER VEER - Poëzij libbet yn Fryslân. Mar hoe stiet it der mei dy poëzij foar? Dêr sprekke dichters (m/f) har yn dizze [...]