Sporen van kunst in museumpark Oranjewoud

Publisearre op 12 augustus 2015

JURJEN K. VAN DER HOEK – 

‘Door kunst willen we mensen uitnodigen om de schoonheid van het gebied te beleven.’ Op het moment dat Han Steenbruggen in 2009 het terrein van zijn nieuwe werkplek in Oranjewoud oprijdt, is hij onder de indruk van dit prachtige gebied. Meteen borrelt bij de kersverse directeur-conservator van Museum Belvédère het idee op om iets met die ruimte te doen: ‘binnen gebeurt al het nodige, maar buiten kunnen ook fantastische dingen worden gedaan’. Maar de tijd is er dan nog niet rijp voor. Staatsbosbeheer is eigenaar van het landgoed en is nog niet toe aan een dergelijk initiatief. Nu ligt dat anders en kan Steenbruggen zijn idee vormgeven. Het wordt het eerste tentoonstellingsproject van Museum Belvédère dat plaatsvindt in het museumpark. Steenbruggen ziet het als een experiment, een proef op de som om verder mee te rekenen.

 

‘De kunstenaars hebben speciaal voor deze plaats en voor deze zomer ieder een installatie gemaakt. Het geheel heeft een tijdelijk karakter. Van de objecten kunnen enkele langer blijven staan, terwijl andere die uit vergankelijk materiaal zijn opgetrokken worden opgenomen door de natuur.’

 

Volledige vrijheid
Het Ben Remkes Cultuurfonds, dat in 2013 het gedroomde plan ‘improvisaties op locaties’ selecteert om uitgevoerd te worden, financiert het gehele project van begin tot eind en is tevens inhoudelijk betrokken bij de realisatie ervan. Museum Belvédère nodigt een zestal kunstenaars uit, divers en interessant. Kunstenaars die het buiten als werkruimte kennen en anderen die enkel werken binnen de veilige muren van het atelier. Kunstenaars ook die nauwelijks ruimtelijk bezig zijn en nu voor het eerst deze krachtmeting uitvoeren. Steenbruggen geeft hen de volledige vrijheid bij het realiseren van een kunstwerk dat inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en het werk organisch verbindt met de omgeving. In samenspraak met elkaar zoeken de kunstenaars de eigen plek waar de juiste energie is om er iets van zichzelf te laten zien. De kunst wordt zodoende verspreid over het museumpark getoond en kent een duurzaam karakter, het reageert op de landschappelijke kwaliteiten van het gebied en beweegt mee met het ritme van het zomerseizoen.

Een experiment
Steenbruggen: ‘De kunstenaars hebben speciaal voor deze plaats en voor deze zomer ieder een installatie gemaakt. Het geheel heeft een tijdelijk karakter. Van de objecten kunnen enkele langer blijven staan, terwijl andere die uit vergankelijk materiaal zijn opgetrokken worden opgenomen door de natuur. Het is een experiment en van hieruit, als dit werkt op deze manier, willen we het idee verder uitbouwen. Niet met een groot aantal kunstenaars, maar spaarzaam en subtiel in de ruimte. Niet zo dat je hier opeens midden in een beeldentuin staat. Ik heb niets tegen een beeldentuin, maar ik wil die niet hier.’


Geen klassieke beeldhouwers

Het karakter van de omgeving rond Museum Belvédère is van een andere orde. De architectuur van het gebouw is opgenomen in het landschapspark. De kunstenaars voelen dat ook als ze hun eigen plek kiezen: ‘ik wil geen klassieke beeldhouwers. Ik wil niet de zoveelste beeldenexpositie met dezelfde en grote namen. Wij kiezen juist onverwachte kunstenaars en dagen ze uit zich op terreinen te begeven waar ze niet gewoon mee zijn. Wij vragen ze zich uit hun eigen comfortzone te gaan. Zo wedijveren zij niet met de grootsheid van de natuur, maar gaan er geheel in op.


Relatie cultuur en natuur

‘Het gebied bepaald de maat; uitgaande van het park, het landgoed, de natuur en de geschiedenis die daaraan verbonden is. De kunstenaars die we uitnodigen moeten daar respectvol mee omgaan. Kunstenaars van verschillende generaties en met uiteenlopende achtergronden. Zij realiseren objecten en installaties die de beleving van licht, ruimte, water, aarde, groei en bloei activeren en zo cultuur en natuur een vanzelfsprekende relatie laten aangaan. Het idee van duurzaamheid en vergankelijkheid, die twee tegenstellingen ook. Het tijdselement, dus rekening houdend met de seizoenen en daarmee gepaard gaande weersinvloeden. Het gaat dan niet eens om de interessante uitkomst daarvan. We willen mensen, niet alleen de kunstenaars, uitdagen zich op ander terrein te begeven. Want dat wil kunst toch altijd doen.’


Te ontdekken objecten

De installaties vallen niet meteen op en verschuilen zich veelal in de natuur. Zo gaat het liggende kruis van tekenaar en papierkunstenaar André de Jong op in de omgeving. Het object van onder meer leisteen, boomstronk en scheepstouw wordt enkel direct zichtbaar wanneer het gras vers moet gemaaid om daarna nog meer als voorheen op te gaan in de begroeiing.

De nieuwe landschapsritmen van Lena van der Wal hebben het idee van routemarkeringen voor een wandeling door het bos. De in de top gekleurde paaltjes van ontwerpster Van der Wal nodigt daadwerkelijk uit het gebied in te gaan – dat moet wel om haar kunstwerken te zien. Zij is feitelijk de enige van het zestal uitgenodigde kunstenaars die volledig beantwoordt aan het gestelde doel: deze kunst krijgt de bezoekers routinematig de omgeving in. De paden naar haar installaties, vier in getal en verspreid over bos en weide, zijn als route gemarkeerd. De kleuren weerklinken in de te ontdekken objecten. Voor de museumbezoeker een makkelijk begaanbare weg, omdat bij de buitenkunst een leporello wordt geleverd waarin op een plattegrond de plekken zijn geduid. Argeloze wandelaars die op de palen stuiten kunnen zonder kaart toch de route volgen, ze zullen in eerst instantie waarschijnlijk niet eens beseffen dat het om een kunstwerk gaat.


Document in de tijd

Onder de bomen in de Kom van Oranjewoud rolt tekenares Carlijn Mens een groot vel wit papier uit. In dialoog met de omstandigheden maken zon en bomen, in het spel van licht en schaduw, er zelf een kunstwerk van. Is het bewolkt dan staat er niets te gebeuren. Mens nodigt de haar onbekende bezoeker uit een foto van het werk te maken en deze met haar te delen. Zo ontstaat er een document in de tijd. Vooral weer en wind vormen een bedreiging voor dit kwetsbare kunstwerk. Het uitgerolde vel papier, overigens van een stevige kwaliteit, lijdt nogal onder de stevige wind en de harde regenval van de afgelopen tijd.


De illusie te dobberen

In de deels ommuurde moestuin plant de conceptueel kunstenaar Boudewijn Corstiaensen korven van wilgentenen, waarin een appel insecten maar vooral vlinders moet verleiden het kunstwerk te bezoeken. De korven blikken naar de zon en schijnen een natuurlijk onderdeel in het hoge gras. Het is er en lijkt er altijd geweest te zijn. De appels zijn inmiddels verdwenen. Voordat het rottingsproces kon beginnen zijn ze er al uit gehaald door herten en vogels. De natuurlijke vandalen hebben geen half werk gemaakt, maar wel precies zoals de maker het voor zich heeft gezien. Het hoog doorgroeiende gras neemt nu al maar meer bezit van het vlechtwerk.

Niet te missen is het drijvende eiland in het Grand Canal, dat functioneert als een miniatuurbiotoop. De maker, Reinier Lagendijk, werkt er deels met natuurlijke materialen in de natuur. Zo is de kunstmatig geschapen boom omgekeerd op de kruin en drijft op vier autobanden in het water. De als loof dienende azaleastruiken raken uitgebloeid. Door de stroming is het eiland losgeslagen van de ankers en drijft het naar de oever af. De tijd tempert de pracht van dit object.

 

‘We willen mensen, niet alleen de kunstenaars, uitdagen zich op ander terrein te begeven. Want dat wil kunst toch altijd doen.’

 

Een vreemde eend in de bijt is fotograaf Rob Nypels, niet alleen qua werkwijze maar ook in de locatiekeuze. Hij verbindt binnen en buiten met elkaar in een op het glas van het museumcafé geplakte poëtische tekst. Op het glas van het balkon daarachter schijnt een praam te drijven op het water: de illusie te dobberen.


Overlap met wind water wad

In het museumgebouw loopt gelijktijdig aan de buitenkunst de tentoonstelling ‘improvisaties op wind water wad’. Steenbruggen: ‘We hebben een tentoonstelling in huis met uiteraard een thema. Buiten hebben we dat niet. De kunstenaars waren vrij, maar ik heb ze wel mee gegeven: weet dat wij in die periode de tentoonstelling rond dat thema wadden hebben. Vind je daar redenen in om aan te sluiten dan is dat prima, maar het hoeft niet.’ Thematisch is er dus geen verbintenis, maar is er wel enige overlap daar werk van Carlijn Mens en Boudewijn Corstiaensen ook binnen te vinden valt. Mens toont wat haar papier voor uitwerking krijgt wanneer het door mensen wordt betreden, terwijl Corstiaensen de natuur op de museumvloer brengt door zaden in hoopjes te drukken – een metafoor voor het fenomeen mol.


Kunstenaars laten werk achter

Over periode dat de buitenkunst te zien zal zijn, zegt Han Steenbruggen: ‘Ligt dat eiland van Lagendijk er in het najaar nog mooi bij dan, laten we het een tijdje langer drijven. Het papier van Mens onder de bomen, daarvan is het de vraag hoelang het de invloed van de natuur kan weerstaan. De paaltjes vallen eigenlijk niet eens op als kunstwerk. Heeft het object een meerwaarde dan kan het langer aanwezig zijn, maar is dat op een moment wel mooi geweest dan stopt het. Het objecten horen deze omgeving als inspiratiebron toe, de kunstenaars laten hun werk hier dan ook achter.’

Zoals het ooit de bedoeling is geweest dat de natuur het maakwerk van architect Eerde Schippers zal opslokken, dat het gebouw een eenheid vormt met de omgeving, zo lukt dat sneller met dit eerste museumexperiment van de buitenkunst. Eens zullen de objecten door mensenhand verdwijnen of op natuurlijke manier door de omgeving worden opgenomen. Na ruim twee maanden, want de vertoning begon op 29 mei, kan gezegd worden dat het experiment geslaagd is. Met nog een maand te gaan, officieel sluit de uitstalling op 13 september, zal zeker besloten worden het een permanent karakter te geven. Alhoewel kunstenaars en kunstwerken voortdurend zullen wisselen, inherent aan het project. Steeds zal er een nieuwe energie in een bepaalde plek ontstaan, een ander gevoel bij een situatie horen. De kunst trekt haar sporen in het museumpark.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels