Ruimtedier
Publisearre op 16 maart 2016
SJOERD VAN METEREN –
‘Het gaat om de interpretatie’
Bernlef
De nieuwe Nederlandstalige bundel van Elmar Kuiper heet Ruimtedier. Op het mooie omslag van Melle Hammer staat een echo van een baby in handstand in de buik van zijn moeder, met daaroverheen een röntgenfoto van het skelet van een vogel: de begin- en eindruimte van het leven. Want natuurlijk gaat ook deze bundel over het leven, de liefde en de dood; over de mensen, de dieren en de dingen.
De mens is ten diepste een ‘ruimtelijk wezen’. In de geografie, mijn vak, gaat het om de orde in de ruimtelijke existentie van de mens. Ik citeer graag Remco Campert: ‘Tijd is niets, plaats is alles.’ In de loop van ons leven bewegen wij ons voortdurend door de aardse ruimte, zelfs door de kosmos. En is het niet in de realiteit, dan toch in onze verbeeldingswereld en onze dromen.
Kuiper maant ons, niet teveel vertrouwen te hebben in mooie woorden, want als je ze probeert te vangen, moet je je krukken loslaten en val je; en anders ontploffen ze alsnog in je handen.
Net als zijn recente Friestalige bundel Hiemsiik is de compositie van Ruimtedier heel hecht. Maar de vorm is losser en de interpunctie is terug. Er staan diermetaforen in. En een enkel vadergedicht. Lees vooral het sterke gedicht Eindelijk.
De eerste afdeling heet ‘Om ergens uit te komen’ en dat is dubbelzinnig. Je komt ergens uit [de buik van je moeder] en je komt ten slotte uit bij de dood. Kuiper vergelijkt de aarde met een Zweethut, die niets menselijks meer heeft [een echo van Lucebert] en het leven met een langzaam afkoelend Waterbed.
Ondertussen:
De mens graaft pretentieuze gangenstelsels. Om ergens
uit te komen moet de prognose kloppen. Soms
wacht hij als een schipper op gunstige wind. Dan ziet hij
de hoop niet die hij zelf opwerpt, wil hij het schier
eindeloze zicht op niets verliezen. […]
Als alles goed gaat wacht aan het eind dan verlichting of verlossing. En is de mens sadder, but wiser.
Het tweede deel heeft als titel ‘Dat hij iemand is’. Hierin gaat het over de identiteit van de dichter, van de mens. De vraag: ‘Overal vind ik dingen, gedachten en zelfs herinneringen. Wie ben ik temidden van dit alles?’ [Jules Vuillemin].
De derde reeks ‘Zo te zijn’ sluit hier nauw bij aan. De figuren in deze gedichten zijn wat ze nu eenmaal [geworden] zijn. Niets menselijks is hen vreemd, niets onmenselijks ook. Daarbij maken ze het zichzelf en anderen niet makkelijk: de oude badmeester, die op jongetjes valt; de brugpieper, die gepakt wordt; Hitler, Stalin en Mussolini, die worden toegejuicht door de massa [Niemand riep; foei heren/of iets in die geest]; de slager, die een prijsstier slacht; maar ook de dichter is niet helemaal onschuldig, als hij tegen zijn zoon zegt dat die stil moet zijn, omdat hij anders zijn concentratie verliest.
De vierde afdeling heet ‘Positie’, de positie die jij of anderen in je/het leven innemen: profeet, vader, Messias, psychiatrisch patiënt enz. Positie is trouwens ook een heel ruimtelijk begrip.
De positie van de dichter tegenover pretenties van hoogvliegers, is genuanceerd en mild spottend.
VERLICHTING
Het leven is een dronkenmansrit over vluchtwegen en
dwaaltunnels van licht. Mensen lijven gedachten in
en leven in hun cockpit vol ijdelheid. Snappen ze niet
dat de naald van het leven hen doorprikt, dat ze knappen
als blaasjes? Nee dat snappen ze niet. Daarom wuif ik ze
uit, als ruimtevaarders die geloven in hun missie.
Dat ze maar lang en gelukkig mogen leven,
hun astronautenbestaan cachet geven, los van de aarde
en de wormen zweven, als witte gieren in hun schitterende
vaartuig, rondcirkelend in hun kosmos, waar elke stap
een reuzenstap is op weg naar verlichting.
‘Zolang de droom duurt’ is de naam van de slotreeks. Een van de gedichten heet Terwijl het mooiste nog moet komen, een titel waarmee Kuiper zichzelf en ons moed inspreekt. In dit deel staat het – voor mij – mooiste gedicht. Het is zo sterk dat ik het voor zichzelf laat spreken.
droom
De boeren in hun landbouwwerktuigen moeten vaak
bochten in het veld maken. Of ik iets vragen wil.
Tussen geblakerde resten ritselt de laatste Privé.
Ik ben snel afgeleid. Er ligt een hand tussen de opgekrulde
vleugel en smeulende staart. Het asfalt is een bloedspons.
De tanden zijn een geschenk. Kijk zegt hij, deze heeft
voldoende kapitaal in zijn mond. Een stap verder
ligt een engel te glimmen in de zon. Hij lacht en buigt
voorover en tilt haar op met zijn duim en wijsvinger.
Zo kerel, zegt hij amicaal. Dat ruimt een beetje op.
Geef deze aan je dochter. Ze kijkt me aan
alsof ik altijd te laat zou komen. Haar ooglid
hangt, haar huid is ongeschonden. Ik neem haar mee.
Zolang de droom duurt. Dan schrik ik wakker.
Merels bieden tegen elkaar op. Spreeuwen roddelen
als goedkope dagkranten. Mijn dochter slaapt.
Mijn dochter houdt mijn engel
vast in haar slaap.
De bundel eindigt met Het gevaar, met als slotregels:
[…] een man, half
leunend op universele krukken,
ontpinde granaten moet vangen
die ik hem toewerp.
Kuiper maant ons, niet teveel vertrouwen te hebben in mooie woorden, want als je ze probeert te vangen, moet je je krukken loslaten en val je; en anders ontploffen ze alsnog in je handen. Lees deze bundel!
Elmar Kuiper, Ruimtedier. Uitgeverij Atlas Contact, 2016. 64 pagina’s, €19,99
Kategory
Tags
Diel dit artikel!
Relatearre artikels
Kategory: Poëzij
HANS PETER WESTIN - I Zelfportret met kroonpen Hij legt de taal op zijn palet en kneedt met staal de tussentint waarin zijn [...]
Kategory: Literatuer,Resinsje
SJOERD BOTTEMA - Jacob Nauta syn beppe is mâl mei har hinnen. Se praat dermei. ‘Kwòòòk-hoe-wiiie-it-meiiii-jim-kwòòòk-kwòòòk-ha-jim-ekaaaaien-ein-kwòòòk?’ En hoewol’t de hinnen allinne mar ‘kwòòòk?’ weromsizze, [...]
Kategory: Literatuer,Poëzij,Ynterview
HENK VAN DER VEER - Poëzij libbet yn Fryslân. Mar hoe stiet it der mei dy poëzij foar? Dêr sprekke dichters (m/f) har yn dizze [...]