Jeanne Bieruma Oosting yn de skynwerpers

Publisearre op 20 mei 2022

Sûnt de biografy oer Jeanne Bieruma Oosting útjûn is en – fergetten – froulju yn de keunst einlings it nedige poadium krije, is der in protte oandacht foar dizze opmerklike, eigensinnige frou dy’t yn Ljouwert berne is. Marita de Jong ynterviewde foar de Moanne Jolande Withuis oer har boek Geen tijd te verliezen. De Omrop komt takom wykein mei in dokumintêre oer de keunstner.


Sjochtip – Jeanne Bieruma Oosting yn FryslânDOK

 Hoewol’t Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994) mar de earste njoggen jier fan har lange libben yn Ljouwert wenne, hat se dochs in bysûndere bân mei Fryslân. Se ûntdekt dêr har leafde foar de natoer en har talint foar tekenjen. It wie in fruchtbere boaiem foar har lettere bestean as keunstneres. FryslânDOK makke in portret fan Jeanne Bieruma Oosting, dat te sjen is op 21 maaie by NPO 2 en op 22 maaie by Omrop Fryslân.

Klik hjir foar de trailer.

Lês de folsleine sjochtip fia dizze link.


MARITA DE JONG –

Een mens is meer dan de optelsom van afkomst en invloeden

 

Jeanne Bieruma Oosting

eigenzinnig en buitengewoon dapper

 

Het gegeven dat Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994) in 1898 in Leeuwarden ter wereld kwam, maakt haar volgens biografe Jolande Withuis nog niet tot een Friese kunstenares. Dat is ze net zo min als een Franse schilderes. In Parijs, waar zij elf jaar woonde, maakte zij in de jaren dertig interessant werk. De kunstenares in een hokje plaatsen is het laatste wat Withuis tijdens het schrijven van haar Geen tijd verliezen voor ogen had. De schrijfster liet daarover in 2020 al eens haar licht schijnen, tijdens de lancering van het Fries Biografie-instituut in Leeuwarden. Ze vroeg zich toen af wat er wordt verstaan onder een Friese biografie. 

Withuis: ’Moet je hier dan geboren zijn? Moeten je voorouders hier vandaan komen? Een mens is meer dan de optelsom van afkomst en invloeden. Identiteitspolitiek reduceert mensen tot slechts één aspect van hun wezen. Een goede biograaf pint zijn hoofdpersoon dan ook niet vast op één kenmerk. Mensen zijn ‘van alles’: ze zijn zwart, vrouw, directeur, lesbisch, dik, bejaard, kankerpatiënt en weduwe. Mijn biografie over Jeanne Bieruma Oosting zal net zo min een adelsbiografie als een Friese biografie worden.’

Het is aan de lezer om te bepalen of ze haar woorden gestand heeft gedaan. De lijvige biografie beschrijft het leven van Oosting, die geen ‘freule’ maar schilderes wilde zijn. Dat was begin 20ste eeuw geen sinecure. Adellijke meisjes waren voorbestemd een goede partij te trouwen en kinderen te krijgen. Daar voelde de jonge Jeanne, in tegenstelling tot haar jongere zus Lot, niets voor. ‘Jeanne kon goed tekenen, dat was aardig maar toen het serieus bleek te zijn en ze er haar beroep van wilde gaan maken, was het mis. Werken dat hoorde niet. Vanaf dat moment is ze tegengewerkt door haar vader.’

Dat ze eigenzinnig was en ook buitengewoon dapper, blijkt wel uit haar keuze voor het kunstenaarschap. Zelf zei Oosting daarover: Nagenoeg mijn gehele jeugd heb ik vechtend doorgebracht – liefst op twee fronten tegelijk, met het ouderlijk huis en met de doorbraak van de schilderswoede. Withuis: ‘Het was een innerlijke noodzaak waaraan ze moest voldoen, hoeveel problemen dat ook opleverde. Haar familie liet haar in de kou staan, haar broer en zus kregen een toelage, Jeanne moest ieder dubbeltje dat ze uitgaf omdraaien en ook nog eens verantwoorden.’

Vakantie op Lauswolt

De wieg van Jeanne Bieruma Oosting, de dochter van mr Jan Bieruma Oosting en Adriana Janke, barones van Harinxma Thoe Slooten, beide behorende tot het Friese patriciaat en de landadel, stond in Leeuwarden. Het gezin heeft er maar kort gewoond. Eerst op de Wirdumerdijk en later in een ruim herenhuis op de Oostergrachtswal nummer 47. Toen ze negen was, verhuisde het gezin naar landgoed De Cloese bij Lochem. Oosting groeide er op in weelde, had een idyllische jeugd. In de vakantie logeerde ze graag bij opa Van Harinxma op Lauswolt in Beetsterzwaag waar ze elke zomer enkele maanden vertoefde en met haar tekenboekje rondzwierf om al op jonge leeftijd insecten vast te leggen.

Eén van de grote lijnen in het boek is de positie van vrouwen. Vrouwen hadden niets te vertellen en gehuwde vrouwen waren, in de tijd dat Oosting opgroeide, zelfs rechtenloos. ‘Haar moeder, die met de jaren steeds ongelukkiger werd met haar huwelijk, kwam uit een steenrijke familie, maar kon niet zelf over haar fortuin beschikken. Haar man beheerde haar vermogen zoals gebruikelijk was. Vrouwen waren tot 1957 namelijk handelingsonbekwaam. Dat is eigenlijk heel kort geleden. Toch beseft haast niemand hoe ver de discriminatie van vrouwen ging. Jeannes vader had alle macht en kon zijn vrouw en dochter het leven zuur maken. Dat deed hij dan ook. Zo ontdekte moeder dat hij haar geld gebruikte voor het onderhoud van het landgoed Oranjestein van de Oostings, in Oranjewoud en moest Jeanne voor elk dubbeltje dat ze uitgaf verantwoording afleggen. ‘Haar vader heeft nooit één tentoonstelling bezocht. Hij zag haar, vertelde Oosting later, als de gifzwam in mijn bloembed. Jeanne brak wel met tradities en de opvattingen, maar niet met de familie. Ze bleven elkaar via brieven op de hoogte houden van elkaars wel en wee.’

Withuis kon, behalve uit de onuitgegeven memoires van de kunstenares en haar archief bij het RKD, putten uit 22 dozen archiefmateriaal van de familie. Daarin bevonden zich onder meer twee- tot drieduizend brieven, uit de periode 1910 tot 1950. Ze waren van de hand van haar ouders, geschreven aan hun dochter. Biografengoud, noemt Withuis die brieven. ‘Ze voeren je rechtstreeks naar de hoofdpersoon. Al lezende ontrolde zich het verhaal. Wat meteen in het oog sprong, waren de beperkte mogelijkheden die meisjes in die tijd hadden en wat er van hen werd verwacht. En dan de tegenwerking van de vader. Als je dat als biografe uit de tweede of derde hand hoort, kun je daar minder mee. ‘Ze had het moeilijk, er waren obstakels, ze was er ongelukkig mee’, dat zal allemaal wel, maar nu lees ik het in de bewoordingen van haar vader en die logen er niet om. Met dit intieme materiaal kon ik de tegenwerking voelbaar maken.’

In 1929 vertrok Oosting naar Parijs waar ze elf jaar verbleef. Daar zaten meer kunstenaars, zoals de Friezen Tjerk Bottema en Piet van der Hem, maar ook Piet Mondriaan, Frits Klein, Marc Chagall en Constantin Brancusi om er een paar te noemen. Voor de kunstenares een enerverende tijd die haar wereldbeeld totaal veranderde. ‘Ze was opgevoed in een beschermde omgeving. In Parijs ontdekte ze de zelfkant en de vrijheid: bordelen, zwervers, drankzucht, het lesbische leven. Daar werden kinderen van landadel normaliter niet mee geconfronteerd. En dan al die moderne kunstenaars. Ze heeft zelfs nog met Picasso op een grafisch atelier gewerkt.’

Landelijk Sextet

Withuis ontdekte dat het werk van Oosting onder andere te zien was op de tentoonstellingen van de Société des Femmes Artistes Modernes (FAM). ‘Dat is een vergeten internationale organisatie van vrouwelijke kunstenaars, die van 1931 tot 1938, jaarlijks een tentoonstelling organiseerde. Zij was de enige Nederlandse kunstenares van wie daar werk hing.’ Op de Wereldtentoonstelling van 1937, die in Parijs werd gehouden, won Oosting een bronzen medaille met Landelijk Sextet, een groepje spelenden muzikanten in een bos. ‘Daarvan heeft ze ooit gezegd dat dit een herinnering was aan een concert dat voor haar opa werd gehouden. Die was beschermheer van de Beetsterzwaagse harmonie en aan het eind van de zomer gaf het muziekgezelschap altijd een concert op het grind voor Lauswolt. Dat heeft op haar, als klein meisje, grote indruk gemaakt. Het was bij kaarslicht, heel feeëriek en mysterieus. Het interessantste vond ze dat er ook vrouwen ’maritaal’ mee stonden te blazen. Dat viel haar als kind al op.’

Een goede biograaf pint zijn hoofdpersoon niet vast op één kenmerk

Wat Withuis zo ongelooflijk moedig vindt, is dat Oosting heeft doorgezet. ‘Wat is er moeilijker dan al je zekerheden kwijt te raken en dan bedoel ik met name op je wereldbeeld; hoe je jezelf ziet in relatie tot andere mensen. Ze is opgegroeid in een milieu waarin de mensen zichzelf als hooggeboren zagen en werd geconfronteerd met de normale wereld, een wereld waarin mensen hun hoofd boven water moeten zien te houden. Dat is een enorme overgang geweest. Jeanne had de strijd, want zo mag je het echt wel noemen, ook op kunnen geven, maar dat heeft ze niet gedaan. Schilderen was een innerlijke noodzaak. Het was haar wezen, haar kern. Als ze daaraan was voorbijgegaan, was ze doodongelukkig geworden.’ Dat voorland heeft Oosting, volgens Withuis, verbeeld in de prent Une vie manquée uit 1934. ‘Hier kun je zien wat Jeanne dacht: zo iemand wil ik niet worden. Iemand met een verspild leven, zo verbitterd, – met handen als klauwtjes. Daar zet ze compromisloos neer, wat haar milieu voor vrouwen betekende.’

De zomer van Jeanne

2022 wordt de zomer van Jeanne Bieruma Oosting, vertelt Withuis. Honderd jaar nadat ze, piepjong, haar eerste expositie had, zal vanaf 9 april tot en met 21 augustus 2022, in vijf musea haar werk te zien zijn. In Museum Belvédère worden onder andere de tien naakten geëxposeerd die ze in 1931 in Parijs maakte. Ze zijn slechts tweemaal eerder in Nederland te zien geweest. In de jaren dertig bij de vermaarde kunsthandelaar J. H. de Bois in Haarlem en maar liefst 85 jaar later in datzelfde Museum Belvédère. ‘Dat was in 2018, tijdens de expositie FRYSK, samengesteld door conservator Susan van den Berg. Het museum komt echt de eer toe. Museum Henriette Polak in Zutphen, die de complete serie in bezit heeft, heeft er nimmer één opgehangen. Dat gaat nu gelukkig wel gebeuren.’

Withuis is blij met die aandacht. ‘Het lukte Jeanne niet zich te onttrekken aan het feit dat haar kunst werd beoordeeld op haar vrouw zijn. Die grafiek in Parijs werd meteen erkend als knap en vernieuwend maar tegelijk deugde het werk, in de ogen van de mannelijke critici niet. Telegraaf recensent Kasper Niehaus schreef destijds: ‘In dit rijk van wanhoop en eenzaamheid volgt men vooral een vrouw niet gaarne’. Dit werk is uit zicht geraakt. Bij Oosting denkt men, zeker sedert haar dood, vooral aan haar latere, kleurrijke schilderijen. Die zijn prachtig maar ik wilde het complete verhaal vertellen.’

Withuis is van haar hoofdpersoon gaan houden. ‘Jeanne was een puzzel. Geen gemakkelijk persoon om greep op te krijgen. Ik noem haar ergens ongewatteerd, ze had een gepantserd karakter. Jeanne heeft de deftige wereld waaruit ze afkomstig was, grotendeels van zich afgeschud. Collega’s van haar zeiden: er was aan haar helemaal niets deftigs, ze was gewoon één van ons. Kunstenaar. Als je haar achtergrond kent, dan zie je hoe een ongelooflijk doorzettingsvermogen ze heeft gehad. Ik heb vaak gedacht: wat ben jij dapper geweest. Ze gaf niet op, wilde schilderes zijn en niet verzuurd in een kasteel eindigen. Daar heb ik bewondering voor.’

 

Marita de Jong is sjoernalist


De zomer van Jeanne

Het werk van Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994) staat vanaf 9 april tot en met 21 augustus centraal in vijf musea. Museum Belvédère in Heerenveen belicht werken die gekoppeld zijn aan haar Friese jeugd en toont de baanbrekende grafiek uit haar Parijse periode. Er zal tevens een thema-uitgave verschijnen van het museumtijdschrift MB, met teksten van Susan van den Berg en Jolande Withuis.

 

Museum Henriëtte Polak in Zutphen stelt op basis van Withuis’ onderzoek een uitgebreide biografische tentoonstelling samen. Museum Maassluis, dat zeer veel Oostings bezit, brengt een expositie over haar vele reizen. Nobilis – het centrum voor de prentkunst in Fochteloo heeft als onderwerp Jeanne Bieruma Oosting en haar vrienden, met werk van onder meer Otto B. de Kat en Theo Kurpershoek. Museum STAAL in Almen, het dorp waar Oosting veertig jaar woonde, belicht haar positie in het dorpsleven en toont het vele werk dat Almenaren van deze illustere dorpsgenote aan de muur hebben hangen.

 

Kategory
Tags

Gjin tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels