Daan Remmerts de Vries: de humuslaag die Friesland heet

Publisearre op 22 maart 2021

MARITA DE JONG –

 

De lage takken en het gras.

De geur van afgevallen appels in de herfst; dat rottende, dat zoetige.

Mijn kamer onder bomen.

Dit is het eiland van mijn jeugd: een ver geblaf (met telkens weer die echo).

De tuin die jullie lieten wat hij was.

 

Deze jeugdherinnering is van schrijver, beeldend kunstenaar en muzikant Daan Remmerts de Vries (Leeuwarden, 1962). Het citaat is te vinden in Liefde, je kunt me vinden bij de rivier, het lijvig boekwerk dat in 2019 is verschenen bij een grote expositie van zijn werk in Museum De Buitenplaats in Eelde. Hij beschrijft het Friesland van zijn jeugd, waar hij opgroeide te midden van de natuur, in een huis vlakbij het Bergumermeer. Nu woont en werkt hij in Amsterdam en heeft inmiddels al meer dan zestig boeken het licht doen zien, waarvan er verscheidene zijn bekroond. In zijn roman De nadagen (2018) beschrijft hij de laatste jaren van het huwelijk van zijn ouders in dat afgelegen huis in Bergum.

In Friesland heeft hij leren kijken. ,’Mijn blik had zich hier gescherpt, voorgoed: nog steeds merkt ik het ogenblikkelijk op als zich ergens iets bewoog’, schrijft de Remmerts de Vries in De nadagen onder het pseudoniem A.N. Ryst. Hij beschrijft hoe hij een otter zag tijdens een schemerige roerloze ochtend en hem een eindje had kunnen volgen door de belletjes die hij achterliet in het stille water. ‘Als kind leefde ik in een paradijs. Het zien van een otter, in levende lijve, in dat water was voor mij een glorieus moment. Je zou het bijna religieus kunnen noemen hoewel ik niet gelovig ben. Het is alsof je ineens de ziel van het landschap ziet.’

Zijn vader was topambtenaar bij Justitie, in Amsterdam; om het drukke, naast de stad gelegen, Amstelveen te ontvluchten kochten Daans ouders in 1969 een huisje in Burgum voor 7000 gulden met een lap grond erbij. Het lag vlakbij het Bergumermeer aan het eind van een zandpad. Een paar jaar later deed de gelegenheid zich voor om nog een paar aangrenzende hectare grond te kopen. ‘Dat gedeelte lieten mijn ouders bewust verwilderen. Daar hebben we in Nederland moeite mee, de handen in de mouwen te houden, maar ik kan je verzekeren, bos groeit vanzelf. Als je niets doet, wordt het prachtig en verandert het in een lustoord voor insecten en een fijne plek voor andere dieren.’

Die kwamen er dan ook in groten getale. Vossen, een steenmarter, houtsnippen in de herfst, tientallen soorten andere vogels, hazen en reeën. ‘Die dieren werden vrienden van mijn ouders. Mijn moeder kon oprecht gelukkig zijn als de grauwe vliegenvanger weer terug was in de tuin. Ze sprak de reeën, die aan haar heesters kwamen knabbelen bestraffend toe: ‘Dat hebben we niet afgesproken, hè?’ Overal zag je kemphanen, grutto’s, veldleeuweriken, nu bedreigde vogelsoorten en bijna verdwenen.’

Alles leefde hier

‘Dit was het land waar niks gebeurde’, zo omschreef hij Friesland in De nadagen. In Amstelveen verveelde hij zich vaak. De muren en straten waarop hij uitkeek waren doods. In Burgum was dat anders: ‘Alles leefde hier, voortdurend. Met elke stap die ik hier zette stuitte ik op iets wat me opviel.’ Als een ontdekkingsreiziger struinde hij door natuur waar geen einde aan leek te komen. ‘Dat buiten zijn, dat lopen over modderige paden en zompig veen, heeft gezorgd voor een soort innerlijke humuslaag waar je een leven op voort kunt.’

Zo lang hij zich kan herinneren tekent hij al. Dat werd thuis gestimuleerd. ‘Er was altijd goed papier voor handen, houtskool, goede potloden, verf en inkt lagen voor het grijpen. Toch was zijn grote droom: muzikant worden. Al op de middelbare school speelde Remmerts de Vries in bandjes. Zijn grote held was David Bowie. ‘Ik speelde piano, gitaar en basgitaar. Het was de tijd van Doe Maar en Luv. Daar had ik helemaal niets mee. Ik hield van New Wave, zong in het Engels en schreef al onze muziek zelf.’

Bij Nederlandse platenmaatschappijen maakte hij weinig kans, dus besloot hij naar Londen te gaan om zijn muziek aan de man te brengen. ‘Ik had een demo gemaakt en besloot alle platenmaatschappijen af te gaan. Dat deed ik wandelend om zo de stad beter te leren kennen. Iedere dag stippelde ik een route uit, die me langs een aantal platenmaatschappijen voerde.’ Drie maanden lang zwierf hij door de Engelse hoofdstad zonder ook ooit maar één manager te spreken te krijgen. ‘Ik kwam nooit verder dan de balie. Ze zouden me wel terugbellen.’ Het dichtst bij de roem kwam hij toen hij bij de platenmaatschappij van de Eurythmics was aanbeland. ‘Annie Lennox kwam nijdig door de deur, trapte me met haar naaldhak op mijn teen, deed alsof ze niets merkte en verdween weer. Dat was dan wel even een momentje.’

Onverrichterzake en gedesillusioneerd keerde Remmerts de Vries terug naar zijn woning in Amsterdam. Tot overmaat van ramp was er ingebroken, de deur was dichtgetimmerd en hij moest naar het politiebureau om de sleutel van het hangslot te halen. ‘Dat was een absoluut dieptepunt in mijn leven. Ik had het gevoel dat alles mislukt was, mijn droom uiteengespat en ik voelde me ongelooflijk eenzaam. Twee dagen lang heb ik apathisch op mijn bed gezeten, niet wetende wat te doen.’

Tot ineens de telefoon ging en een uitgever belde, die zijn eerste boek wilde uitgeven. ‘Ik had een aantal korte verhalen geschreven over mijn twee katten, waar ik linoleumsneden bij had gemaakt en die had ik voor mijn vertrek naar Londen naar een uitgever gestuurd. Dat telefoontje was een geschenk uit de hemel. Toen wist ik ineens: dit is blijkbaar mijn pad. Mijn debuut Zippy en Slos kreeg goede en aardige kritieken. Voor het eerst zag ik een boek van mij in de boekhandel liggen. Dat was voor mij een heel betekenisvolle ervaring.’

Intensief proces

Sinds dat debuut in 1990 heeft Remmerts de Vries een enorme productiviteit aan de dag gelegd. Hij schreef zestig boeken, het grootste deel voor kinderen, waarmee hij diverse prijzen won. Gebrek aan ideeën heeft de schrijver nooit. Meestal werkt hij aan meerdere projecten tegelijk. Zo schreef hij, onder het pseudoniem A. N. Ryst, de geruchtmakende en goed ontvangen roman De harpij, die in 2014 verscheen, naast zijn andere werk. ‘Ik heb altijd verhalen te vertellen, krijg steeds nieuwe invallen. Toch werk ik lang aan mijn boeken. Dat is een intensief proces. Soms gooi ik delen weg of herschrijf hoofdstukken. Het werken aan De harpij was anders, ik schreef het als een feuilleton. Aan het eind van iedere werkdag schreef ik twee tot drie bladzijden. Al met al heb ik daar 23 jaar aan gewerkt.’

Hij heeft het gevoel dat hij nog in een tijd is opgegroeid waarin alles kon. ‘Er is nu veel minder mogelijk qua persoonlijke ontwikkeling en minder persoonlijke vrijheid. De jeugd is banger en voorzichtiger geworden. Mijn dochter heeft wel eens aangegeven dat ze ook wil gaan schrijven, maar het is duidelijk dat dit véél moeilijker is geworden dan toen ik begon. Dromen zoals wij dat konden, is er nauwelijks meer bij. Maar goed, dat is waarom ik schrijf en schilder: om bepaalde dingen vast te houden. De veranderingen gaan te snel. We verliezen zoveel.’

De komst van internet heeft volgens Remmerts de Vries veel veranderd. Niet ten goede wat hem betreft. ‘Die rijkdom aan informatie maakt juist arm. Het is een vluchtig medium, er blijft niets hangen. Heel veel mensen leven in andermans werkelijkheid en zien hun eigen belevingswereld niet meer. Als je daar kritiek op durft te geven, sta je volgens velen buiten de realiteit, ben je een oude zeur. Of ze zien je kritische noot als grappig en nemen je niet serieus. Ik zie het om mij heen gebeuren. Jongeren zitten continu op hun telefoon. Zelfs als ze in een kring op het schoolplein staan sturen ze elkaar berichtjes. Absurd vind ik dat.’

Momenteel is hij bezig met een prentenboek over Vos, deel 3 inmiddels, en heeft hij onlangs Het jungleboek (Rudyard Kipling) herschreven. De auteur realiseert zich dat hij bevoorrecht is, al is het schrijversbestaan beslist geen vetpot. ‘Het is me niet aan komen waaien, ik heb er hard voor moeten werken. Daardoor kan ik me een werkhuis permitteren, zodat ik niet ieder moment aan mijn jasje wordt getrokken. Iedere dag ga ik handenwrijvend aan het werk, ik zou niet weten wat ik anders zou moeten doen. En ‘s avonds ga ik weer terug naar mijn gezin, als een fijn eiland in de verte waar ik naar terug kan zwemmen.’

De lockdown brengt Remmerts de Vries niet uit zijn evenwicht, al maakt hij zich wel zorgen dat zijn nieuwe boeken geen presentatie krijgen en niet zichtbaar in de boekhandels liggen. ‘Wat dat betreft is het een lastige tijd al worden er gelukkig wel meer boeken verkocht. Voor mijn werk maakt het niet zoveel uit, dat heb ik altijd in mijn eentje gedaan.’ Zijn boeken worden over het algemeen goed ontvangen. ‘Wat dat betreft heb ik geluk. De kritieken zijn meestal goed en soms zelfs jubelend. Tegen mijn uitgever heb ik gezegd dat als een recensie negatief is, ik die niet wil lezen. Dat blijf ik moeilijk vinden en als schrijver heb je er helemaal niets aan. De prijzen heb ik als een enorme stimulans ervaren. Maar het grootste compliment geven lezers mij door mijn boeken te kopen. Dat is voor mij de meest objectieve waardering.’

Marita de Jong is sjoernalist, einredakteur fan de website Biografieportaal en bestjoerslid fan de Stichting Sjoerd de Vries

Kategory
Tags

Gjin tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels