fotografy: David Nieuwenhuis

Een tolerante maatschappij in Noardburgum    

HENK DILLING – 

Bijna zestig jaar geleden opende het eerste Nederlandse verpleeghuis voor ouderen met psychiatrische problemen haar deuren: Nieuw Toutenburg in Noardburgum. Het huis speelde een pioniersrol bij de erkenning en herkenning van de psychogeriatrische patiënt. Langzaam maar zeker werd deze niet langer gezien als ‘een hopeloos geval’, maar als iemand die recht heeft op goede verpleegkundige, paramedische en medische zorg. Over de geschiedenis en het bijzondere ‘DNA’ van het eigenzinnige verpleeghuis, waar een grote tolerantie ten opzichte van mensen en hun gedrag de norm is, verschijnt in het najaar een boek.

Er is een lange weg afgelegd voordat mensen met een psychiatrisch probleem de hulp kregen die zij daadwerkelijk nodig hadden. In de eerste helft van de negentiende eeuw worden ‘geestelijk gestoorden’ nauwelijks als patiënten gezien, schrijft Catharina Bakker in haar boek ‘De financiering van de geestelijke gezondheidszorg en de invloed van geld op de zorgpraktijk 1884-1984’. Ze worden meer als misdadigers dan als zieken behandeld. Veel krankzinnigen waren armlastig. Hun ziekte maakte het verkrijgen van een reguliere bron van inkomsten erg moeilijk. Voor hun levensonderhoud waren ze afhankelijk van het (familie)netwerk, de bedeling, bedelarij of minder fatsoenlijke geldbronnen als stelen en prostitutie. Een kleine groep verbleef in een armenhuis of liefdegesticht (weeshuis, gasthuis, oude liedengesticht). Dit waren vaak particuliere (kerkelijke) instellingen, waar een straf regime heerste van orde en tucht. Als er sprake was van gevaarlijk of crimineel gedrag, konden deze ernstig zieke patiënten in een gevangenis, een dolhuis of een cel bij een gasthuis belanden. Onder invloed van de Verlichting gingen er sinds eind achttiende eeuw stemmen op om een einde te maken aan de erbarmelijke omstandigheden waaronder krankzinnigen opgesloten konden worden. De krankzinnige werd niet langer als een door de duivel bezetene of een zondaar beschouwd, maar als een ziek mens, die via een doeltreffende behandeling weer tot gezondheid en rede gebracht zou kunnen worden. De nieuwe benadering, die uit Engeland en Frankrijk was overgewaaid, kreeg bekendheid onder de naam ‘zedenkundige’ of ‘morele’ behandeling en voorzag in een samenhangend geheel van materiële, hygiënische, morele en sociale maatregelen. Als een krankzinnige snel genoeg uit zijn omgeving werd verwijderd en werd overgeplaatst naar een gesticht waar orde, regelmaat, rust, arbeidsdiscipline en godsdienstigheid heersten, dan zou hij spoedig tot rede gebracht kunnen worden, was de gedachte.

Ook Nederland begint zich het lot van geesteszieken aan te trekken. Een van de gevolgen van de sociale betrokkenheid is de oprichting van patronaten, die de patiënten na hun ontslag uit de inrichting moreel en materieel steunen en zo de terugkeer in de maatschappij makkelijker moeten maken.

Dat gebeurt ook in Friesland. Hier wordt in 1861 Het Friesche Patronaat opgericht. Aanvankelijk werpt het patronaat zich met enthousiasme op haar beschermende taak, hierbij geholpen door afdelingen in 38 Friese gemeenten. Maar als snel volgt een terugslag. Organisatorisch blijkt het lastig te zijn de nieuwe gedachten op het gebied van de krankzinnigenverpleging te verwezenlijken. Het werk van de patronaten verschrompelt tot beperkte materiële hulp. Pas na de Tweede Wereldoorlog komt men de terugval te boven, nadat de sociaal psychiater F. S. Meyers een boek publiceert over de grondslagen voor de moderne sociale psychiatrie. Een belangrijke verandering is dat niet alleen de nazorg maar ook de voorzorg aandacht krijgt.

Ondertussen wordt herhaaldelijk onderzoek gedaan naar de huisvesting en leefwijze van bejaarden in Nederland. In de tweetalige provincie aan de Waddenzee zijn het vooral de inspecteur van de volksgezondheid B. Wartena en ir. D.S Visser, hoofdingenieur-directeur voor de wederopbouw en volkshuisvesting in de provincie Friesland, die zich met dit onderzoek bezig houden. Zij signaleren grote interne problemen in diverse Friese bejaardentehuizen. Een onderzoek in 1948, verricht door de Stichting voor Maatschappelijk werk in Friesland, leert dat er vaak een gedwongen samenwoning bestaat onder de bewoners van tehuizen. Geconstateerd wordt dat de bejaarden in vier groepen zijn te verdelen: normale bejaarden, chronisch bedlegerigen, geestelijk onvolwaardigen en sociaal onaangepasten. De oorzaak van de onbevredigende situatie blijkt vaak voort te komen uit de derde groep: de geestelijk onvolwaardigen. Zij zijn eigenlijk niet geschikt voor een normaal bejaardenoord, terwijl ze in een psychiatrisch ziekenhuis ook niet op hun plaats zijn en bedden bezet houden voor de meer acute gevallen, wat de doorstroming belemmert. Belangrijk is een eigen leefomgeving te creëren voor deze doelgroep.

Friesland is de eerste provincie die plannen heeft voor het bouwen van een groot tehuis voor de verpleging van ‘geestelijk gestoorde bejaarden, die in een vergevorderd stadium zijn.’ Voor de verwezenlijking wordt een terrein aangekocht van de stichting ‘Op Toutenburg’ in Rijperkerk. Een architectenbureau uit Leeuwarden maakt het ontwerp voor het tehuis dat Nieuw Toutenburg gaat heten. Opvallend zijn de lange wandelgangen. “De voordelen van de lange wandelgangen voor de dolende en zoekende patiënt zijn groot en liggen in het steeds ‘op weg’ kunnen zijn, zonder van ‘huis’ af te dwalen”, zegt Ir. Visser tijdens de presentatie van de maquette in 1953. “Er zijn geen drempels en overal in de gangen zijn leuningen om mensen die slecht ter been zijn te helpen.” In 1959 wordt het huis geopend. Twee jaar later komt koningin Juliana op werkbezoek in Noordoost Friesland. Het bezoek begint bij Nieuw Toutenburg. Zij krijgt daar een uiteenzetting over het doel en de opzet van het huis, dat een bijzonder experiment voor Nederland is omdat er nog geen vergelijkbaar verpleeghuis bestaat. Bij het afscheid zegt de vorstin: “Het is meesterlijk, je hebt nooit het gevoel opgesloten te zijn. Ik vond het enig dit eens te hebben gezien.”

Gerke de Boer was veertien jaar praktijkbegeleider en hoofd opleidingen bij Nieuw Toutenburg. Typerend voor het huis noemt hij de tolerantie ten opzichte van mensen en hun gedrag. Hij herinnert zich nog goed de woorden van geneesheer-directeur Henk ter Haar: ‘We nemen hier a select op. We gaan niet zoals die andere verpleeghuizen eerst bij mensen thuis kijken of ze hier wel passen. Wie hulp nodig heeft is hier welkom.’

Die visie betekende dat Nieuw Toutenburg onder andere de mensen kreeg die in andere tehuizen niet terecht konden. Ingewikkelde mensen, die je alleen binnen kunt houden met een zekere tolerantie. Een ander effect: omdat er gewerkt werd met gecompliceerde geesten werden de hulpverleners steeds creatiever in het omgaan met lastige vraagstukken. De Boer: “Als je die specifieke aanpak maar lang genoeg volhoudt, dan krijgt het massa. Dan ontstaat er een cultuur van creativiteit, tolerantie, innovatie, flexibiliteit, deskundigheid, professionaliteit. DNA materiaal dat niet te reproduceren is. Dat materiaal moet je koesteren.” Hoe bijzonder dat DNA was, ontdekte hij voor het eerst tijdens de zogeheten substitutieprojecten, zo rond 1990, in de verzorgingshuizen rondom Nieuw Toutenburg. Het idee hierachter: oude mensen die problemen krijgen met hun geheugen willen graag in het verzorgingshuis in hun vertrouwde woonplaats blijven wonen. Vanuit die verzorgingshuizen kwam de vraag of Nieuw Toutenburg hun personeel wilde bijscholen, zodat ze beter konden omgaan met dementerende ouderen. Samen met de ‘huispsycholoog’ heeft hij in die tijd veel verzorgingshuizen bezocht. Hij was verbaasd door wat hij daar zag. “Die onbedaarlijke betutteling van mensen die erg kwetsbaar waren”, zegt hij. “Dat normatieve. Als ze maar een klein beetje onrustig waren, dan kwam er medicatie aan te pas… En gingen de deuren op slot. In mijn onbevangenheid dacht ik dat Nieuw Toutenburg de norm was. Dat alle verzorgingshuizen er zo uit zagen … Tegelijk besefte ik: wij zijn uniek.”

Een aantal jaren geleden is besloten dat Nieuw Toutenburg zich naast ouderen met psychiatrische problemen ook gaat concentreren op Korsakov-patienten. Dementiezorg is inmiddels afgestoten. In mei kreeg Nieuw Toutenburg groen licht voor nieuwbouw. Het huidige gebouw met zijn lange ‘dwaalgangen’ voldoet na bijna zes decennia niet meer aan de eisen van de tijd. Het markante gebouw uit 1959 wordt gesloopt en maakt plaats voor zogeheten ‘zorgvilla’s’. Locatiemanager Bert Renkema verwacht dat de reguliere verpleeghuiszorg steeds meer te maken krijgt met bewoners waar gedragsproblematiek prominent op de voorgrond staat. “We nemen ook wel mensen op uit andere zorgcentra, waar men stuk loopt op gedragsproblematiek. Wij hebben de kennis en ervaring om deze mensen toch nog een redelijk goed leven te bieden. Vanuit de overheid wordt gezegd dat mensen zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen. Aan de ene kant is dat mooi. Maar aan de andere kant is het helaas nog wel eens een illusie, want je ziet de vereenzaming en de ellende thuis toenemen. Dat heeft ook te maken met het verwateren en verdwijnen van de netwerken van vroeger: van buren, familie en kerk. Sommige mensen zijn bang om hulp in te schakelen. Op het moment dat mensen binnenkomen bij instellingen zoals die van ons, is er vaak al van alles aan de hand. Meestal gaat het om complexe problematiek. Sinds onze start in 1959 vormen wij een beschermde maatschappij. Je mag hier leven in je eigen tempo.”

 

‘Een Thuis’. 190 pagina’s. 14,50 euro. Uitgever: Nieuw Toutenburg. Auteur: Henk Dilling. Vormgeving: Gerke Hofstra. Fotografie: David Nieuwenhuis en anderen. Het boek is vanaf dit najaar verkrijgbaar in de boekhandel en via Nieuw Toutenburg in Noordbergum.

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.