Titus Brandsma; een jeugd als voedingsbodem voor een heilige

Publisearre op 15 mei 2022

WILLEM HAANSTRA –

Vraag een inwoner van het roomse stadje Bolsward naar de naam van een beroemd katholiek stadgenoot en de naam Titus Brandsma (Wonseradeel, 1881 – Dachau, 1942) valt. De pater, die binnenkort heilig zal worden verklaard door de paus in Rome vanwege een erkend wonder dat aan hem te danken zou zijn, wordt immers vaak gezien als oud-inwoner van Bolsward en werd tijdens de laatste eeuwwisseling bij een enquête het vaakst genoemd als ‘Bolswarder van de Eeuw’. De naam Anno Sjoerd Brandsma, zijn wereldlijke naam, valt echter nergens te lezen in de registers van de plaatselijke burgerlijke stand. Toch was de band met Bolsward hecht. Familie, school en kerk in het Gysbert Japixstadje leggen de voedingsbodem voor een uiteindelijke status van rooms-katholiek heilige.

Pastoor Van Hout, die Titus doopte.

Pastoor Van Hout, die Titus doopte.

Het is op donderdag 24 februari 1881 dat de veehouder Titus Brandsma in Witmarsum, de hoofdplaats van de toenmalige gemeente Wonseradeel, aangifte komt doen van de geboorte van een zoon  met de naam Anno Sjoerd, die op woensdag 23 februari om 4.30 uur in de ochtend het levenslicht zag op een boerderij in het buurtschap Ugoclooster onder Hartwerd, nabij de gemeente Bolsward. De trotse vader was in zijn eentje op die koude en natte dag per sjees via bekende landweggetjes en kerkenpaadjes naar het hem welbekende gemeenteloket gereden. Moeder Tjitje Postma lag in het kraambed en paste tegelijk op een vijftal heel jonge kinderen. Opvallend dat de kerkelijke doop, dezelfde ochtend nog van de geboorte, een dag eerder was dan de aangifte bij de burgerlijke stand. Het zwakke gestel van Anno Sjoerd zal daaraan hebben bijgedragen.

Ugoclooster
Stelpboerderij Ugoclooster lag met nog twee andere boerderijen en een arbeiderswoning in een gebied waar voorheen onder andere een vrouwelijk uithof van Oldeclooster had gestaan, een honderdtal meters zuidwaarts van de sinds 1820 in het bezit van de Brandsma’s zijnde hofstede Ugoclooster, zoals deze naam op de geboorteakte geschreven staat.

Met de geboorte van Anno Sjoerd was het gezin uitgebreid tot vijf: vier meisjes en zoon Anno, waarna in 1882 het zesde kind, nog een zoon, geboren werd. Binnen tien jaar zagen zo zes kinderen, allen op Ugoclooster, het levenslicht. De eerste elf jaar van zijn sociale leven wordt Anno opgevoed door zijn extreem vrome moeder en vier oudere zussen, waarvan drie later zullen intreden in kloosters. Een religieuze weg die de beide broers eveneens opgaan. Het vierde meisje, Gatske (Wonseradeel, 1878 – Bolsward, 1960), had deze voorkeur ook, maar omdat de vader erop stond dat de boerderij familiebezit bleef, trouwde ze in 1901 met de Burgwerder boerenzoon Michiel de Boer, waarmee de naaste toekomst van Ugoclooster vaststond.

Vader Titus (Wonseradeel, 1843 – Bolsward, 1920), en niet zoals in allerlei kerkelijke en notariele  stukken Titus Hendrik,  was een hoekige, forse en ietwat norse man, met uitgesproken meningen die hij meest voor zich hield. Brandsma leefde in de orthodoxe wereld van een katholieke, patriarchale boerengemeenschap die zich ontworsteld had aan een eeuwenlange kerkelijke achterstelling en nu uit alle macht probeerde die achterstelling in te lopen. De Landbouwcrisis van het laatste kwart van de 19e eeuw beperkte ook deze veehouder in zijn mogelijkheden, hoewel van enige armoe nooit sprake is geweest bij het opgroeiende gezin. Zeer gesloten van karakter als hij was, had hij wel een relatief brede maatschappelijke visie. Zo was boer Brandsma met name actief binnen een katholieke gemeenschap die ook gemeentelijke bestuursinvloed verlangde, en voorzitter van de plaatselijke r.k. kiesvereniging, waarvoor Brandsma van 2 september 1884 tot 19 augustus 1899 raadslid was in Wonseradeel. De presentielijst van de maandelijkse vergaderingen op zaterdag vanaf 11.00 uur tekende hij steevast met T.H.Brandsma.

Principieel
Wie kennis neemt van de raadsnotulen van Wonseradeel in deze periode vallen enkele zaken op. Brandsma nam zeer weinig het woord, voerde nooit proteststemmen aan, maar was soms heel principieel. Zo probeerde hij, omzichtig, dat wel, het openbare schooltje in Exmorra voor sluiting te behoeden. Hij stemde als enige tegen. Opvallend, als nestor van de raad, was een onachtzaamheid op 21 januari 1899 door de presentielijst niet te tekenen, waardoor hij niet mee mocht stemmen over de aanleg van de tramweg Franeker – Bolsward – Workum. Bijna al de elf jaar die Anno Sjoerd thuis doorbracht, was zijn vader gemeenteraadslid. Het introverte karakter waardoor pater Titus later weinig over zijn innerlijke leven en gevoelens sprak, maar des te meer over dat van anderen, had hij van zijn vader. Evenals een wereldlijke kijk vanuit diep katholiek perspectief.

De band met moeder Tjitje (Bolsward, 1849 – Bolsward, 1933), en niet Tjitsje  of Tjitje Annes zoals we meest lezen, was dieper, inniger en emotioneler, gevoed door een ultiem religieus besef. Het ligt voor de hand te constateren dat de latere karmeliet pater Titus zijn innige liefde voor zijn moeder gesublimeerd heeft in Maria en Teresa van Avila. Hoewel vader Titus voor de kinderen altijd de grote beslisser en regelaar, in feite de gezinsbestuurder op de achtergrond, bleef, was het de moeder die de dagelijkse gang van zaken binnen het gezin regelde, en hoe. Overbezorgd naar de kinderen toe, in een extreme vroomheid opvoedend  en overgevoelig en afhoudend voor alles wat van buiten kwam. Die afstandelijkheid had ze ook tegenover de hulpen op de boerderij, die bovendien karig beloond werden. Dat allemaal vulde de dagen en bepaalde de opvoeding van de zes kinderen. De angst dat haar kinderen iets overkwam, bepaalde eveneens de grenzen tot waar dezen mochten gaan. De constatering dat het gezin daardoor in een zekere isolatie leefde, is gewettigd. Contact met andere kinderen werd tot een minimum beperkt, ook na schooltijd. Het was allemaal niet toevallig dat vijf van de zes hun levenspad kozen via kloosters en een levenswijding aan de kerk. Ook het zesde kind, Gatske, had deze weg graag bewandeld. Maar de diepgewortelde boerentrots bepaalde anders.

De lagere schoolperiode van de kleine Anno zal volgens vaste patronen verlopen. Alle Brandsma kinderen bezoeken de pas gebouwde katholieke lagere school (ingezegend 1880), liggend op de helling van de vroegere middeleeuwse handelswierde aan de Heeremastraat. Aanvankelijk een kleine school, drie lokalen, wel met gemengde klassen, die al spoedig uitbreidde, want het aantal jonge kinderen nam in de snel kinderrijker wordende katholieke gezinnen flink toe. Kinderen verwekken, werd destijds zeer door sommige priesters aangemoedigd. Van 200 binnen tien jaar naar 250 leerlingen. Het katholieke en ook het gereformeerde volksdeel werden in hun godsdienstig onderwijs nog niet zodanig erkend dat overheidssubsidie toegekend werd. Men was financieel grotendeels afhankelijk van plaatselijke instanties en katholieke stichtingen.

Schooltijd

Leerkrachten katholieke school, waarbij Titus in de klas zat.

Leerkrachten katholieke school, waarbij Titus in de klas zat.

Het zal een kleine, dagelijkse optocht zijn geweest van die schoolgaande kinderen Brandsma, over vaak glibberige boerenpaden, gras, modder, in regen en wind, soms sneeuw en hagel, van Ugoclooster naar Bolswards binnenstad, toch al gauw een wandeling van een half uur. Toen Anno Sjoerd op 11-jarige leeftijd de school verliet om in Megen (Franciscaner gymnasium) verder te studeren, was er ‘zelfs’ een juffrouw aan het katholieke schooltje benoemd, juf Bruinsma, bijzonder voor die tijd. Anno bleek een buitengewoon schrandere leerling, hoogbegaafd zouden we nu zeggen, die moeite had om de gewoonten van de stadskinderen te volgen. Hij was, bovendien, fysiek tenger en kwetsbaar. Het sociale aspect liep vooreerst stroef. De kindermoraal op en rond de school was immers flink anders dan die van de eigen, tamelijk wereldvreemde, situatie van thuis. Zijn eerste meester was Jitte Feenstra. Een geliefde meester van Anno Sjoerd was Sjoerd van der Werf: ‘Die kon zo mooi vertellen over Jezus en de Bijbelse geschiedenis’, schreef hij aan de weduwe van deze Sjoerd, na diens overlijden. Hoofdmeester Ridder gaf zijn leerlingen ook Franse les, na schooltijd. Deze lessen zullen ongetwijfeld inspirerend voor de jonge Anno zijn geweest. Hij zal de leerstof in het algemeen als uitdagend hebben ervaren: er ging immers een totaal andere wereld voor hem open dan die welke hem voorgespiegeld was in huiselijke kring.

Sint Martinuskerk, waar Titus gedoopt werd.

Sint Martinuskerk, waar Titus gedoopt werd.

Iedere zondag en vaak ook doordeweeks, en op katholieke feestdagen, had vader Titus het paard voor de sjees gespannen om tezamen ter kerke te gaan. Over het nog onverharde kerkenpad werd naar Bolsward getogen. In de sjees werd steevast de rozenkrans gebeden, waarbij de devotie tot Maria leidend was. Even buiten de stad, vlak voor de Snekerpoort, werd het paard gestald en via De Dijk, Snorkstraat en Grote Dijlakker bereikte de familie een kerkje, Sint Martinus of Mijnheerenkerk genoemd, gebouwd in 1850 onder architectuur van de bekende Waterstaatsarchitect Molkenboer. Drie jaar eerder kwam het eveneens op de Grote Dijlakker staande en ontworpen door dezelfde architect, Sint Franciscuskerkje gereed. Beide kerkjes fraaie, maar ingetogen, neogotische gebouwen, als vervangers van de daar al lang aanwezige schuilkerkjes; twee kerken, zo dicht bij elkaar staande, geeft aan dat het katholieke volksdeel prominent aanwezig was in de stad. In 1880 telde Bolsward ongeveer 6.000 inwoners, waarvan maar liefst 32 % rooms-katholiek. Dat percentage zal nog oplopen naar ruim 40 %.  De katholieke boeren ten noorden en oosten van de stad werden ingedeeld bij de katholieke parochie van de Wereldheren (vandaar Mijnheerenkerk), later omgevormd tot een Franciscaner parochie. Een andere naam was de Boerenkerk, omdat vele boeren van buiten de stad daar naar de kerk gingen. De familie Brandsma koesterde de Franciscaner leer. De jongste broer, Hendrik (Wonseradeel, 1882 – Leeuwarden, 1959), deed dat ook, maar Anno voelde zich later aangetrokken tot de Carmelieten. Ook vanwege zijn kwetsbare fysiek. Deze Sint Martinuskerk zal een speciale rol spelen in het leven van de Brandsma’s.  In 1881 werd Anno Sjoerd daar gedoopt door de eerste Fransicaner pastoor, na de Wereldheren, Van Hout. Na de priesterwijding van zowel Anno (in 1905), dan Titus geheten, als Hendrik (in 1909, dan Henricus) zullen zij hun eerste mis opdragen in deze Sint Martinus, schuin tegenover de imposante hervormde kerk, de gotische Sint Maarten, in aanwezigheid van hun trotse ouders. Die zijn een aantal jaren eerder komen wonen op de Kleine Dijlakker 36, nadat Gatske met haar man Ugoclooster hadden overgenomen (1903). Het pand was al in bezit van familie, van Tjitjes kant. Ze wonen daar schuin tegenover hun geliefde kerkje; vader Titus zal nog lang bestuurslid zijn van de Sint Martinusparochie. Ze zullen samen nog jaren over het kleine bruggetje naar hun kerk kunnen gaan, zo dichtbij.

Pater Titus en frater, later pater, Henricus zullen hun ouders dikwijls daar bezoeken en tezamen wandelen naar de kerk waar zij allen zo aan gehecht bleken. Het nog bestaande oud-kerkgebouw zou, vanzelfsprekend en indien mogelijk, een passende plaats voor een echt Titus Brandsma Museum kunnen zijn.

De lange, geestelijk zware en lichamelijk uitputtende reis van de geleerde mysticus pater Titus Brandsma vanuit dat veilige en geborgen Ugoclooster langs Megen, Boxmeer, Rome, Oss, Nijmegen en diverse nazi-gevangenissen in Nederland en Duitsland, eindigde in Dachau, waar de iele, lichamelijk zo kwetsbare, maar geestelijk standvastige pater via een fatale injectie de dood vond. Zijn kracht puttend uit zijn geloof, werd Anno Sjoerd Brandsma van Ugoclooster na een uitputtende lijdensweg het roomse symbool van het geestelijk verzet tegen de nazi’s.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels