‘Een schilderij is altijd mooier dan het is’

Publisearre op 21 juli 2014

DIRK VAN GINKEL – 

Een van de belangrijkste nieuwsfeiten rondom de tentoonstelling ‘Palet van het interbellum’ in Museum Dr8888 was de ontdekking van een schilderij van de Vlaming Constant Permeke. Tot op dat moment werd ‘Man aan tafel’ aangezien voor een werk van de Rotterdammer Hendrik Chabot. Tijdens schoonmaak- en herstelwerkzaamheden door de restaurateurs Marten Bos en Petri Renee werd opeens de signatuur van Permeke zichtbaar. Was de handtekening gewoon onder het vuil van jaren verdwenen of was er toch meer aan de hand? Een gesprek over de avontuurlijke kanten van het werk van een restaurateur.

De restaurateur wordt in de vakliteratuur wel omschreven als ‘de heelmeester van zieke schilderijen’. Voelt Marten Bos zich een schilderijendokter?

‘Zo zou je het wel kunnen omschrijven. Een schilderij komt bij ons op tafel te liggen als er wat aan mankeert. Het heeft een of andere aandoening. We volgen dan een procedure die je kent uit de geneeskunde: er vindt eerst een onderzoek plaats, vervolgens wordt een diagnose gesteld, daarna wordt een behandelplan opgetuigd en doorgesproken met de cliënt, en tenslotte vindt de behandeling plaats.’

De werkzaamheden van een restaurateur zijn voor een deel ‘cosmetisch’ van aard. Schilderijen worden schoongemaakt: oppervlaktevuil wordt verwijderd, een donker geworden vernislaag vervangen. Resultaat: de kleuren krijgen hun vroegere waarde terug en het werk kan er weer voor jaren tegen. Zo’n zestig schilderijen hebben Marten Bos en Petri Renee op deze manier behandeld voor de spectaculaire overzichtstentoonstelling van Museum Dr8888 over de Friese avant-garde kunstenaars Thijs en Evert Rinsema, twee jaar geleden. Voor het recente ‘Palet van het interbellum’ waren dat er acht. Maar soms is er meer aan de hand met een schilderij en volstaan de wattenstaafjes met oplosmiddelen niet. Dan worden de echte doktersgereedschappen tevoorschijn gehaald: chirurgische pincetten, scalpels en naald en draad. Zoals in het geval Chabot/Permeke.

‘De naam Permeke was opzettelijk weggepoetst. We moeten het nog precies uitzoeken, maar we vermoeden dat het in de jaren zestig gebeurd is, toen het werk van Chabot een hogere marktwaarde had dan dat van Permeke.’

 

Verborgen signatuur

Tijdens hun zoektocht naar bijzonder Nederlands werk voor de tentoonstelling ‘Palet van het interbellum’ vonden Paulo Martina en Annemieke Keizer, resp. directeur en onderzoekster van Museum Dr8888, in Museum De Wieger in Deurne twee schilderijen van Hendrik Chabot. Keizer: ‘Een van de twee schilderijen moest nodig worden schoongemaakt en op een aantal plekken gerestaureerd. Marten Bos ging ermee aan de slag en door zijn werk kwamen de kleuren niet alleen prachtig naar boven, ook de signatuur van Constant Permeke kwam tevoorschijn. Het was dus helemaal geen Chabot!’

Vooronderzoek had uitgewezen dat er beschadigingen waren: er zat een forse winkelhaak in het nogal bobbelige en vuile doek. Tijdens het schoonmaken kregen Marten Bos en Petri Renee bovendien de bevestiging van wat ze eerder tijdens een onderzoek met ultraviolet licht al meenden te kunnen zien: het doek bevatte niet alleen geretoucheerde gedeelten, maar ook een wat vreemde vernislaag. Er was, om het netjes te zeggen, het een en ander aan gedaan.

‘De volgende stap’, zegt Bos, ‘was het verwijderen van die vernislaag. Het was in dit geval een vernis die met kleurstof was aangelengd, waardoor er een vieze gelige laag over het werk was komen te liggen. We konden zien dat die vernis was aangebracht lang nadat het schilderij was voltooid.’

De restaurateurs werken altijd van boven naar beneden. Pas aan het slot van hun schoonmaakwerkzaamheden kwamen ze bij de hoek rechtsbeneden. Van onder de donkere vernis verscheen daar opeens de signatuur van Permeke, die door Marten Bos en Petri Renee herkend werd, want ze hadden wel vaker werk van hem onder handen gehad. Alarm!

Bos belde meteen met Museum Dr8888: Permeke is immers een Belg en de tentoonstelling had als onderwerp het interbellum in Nederland. Moest hij doorgaan met de restauratie? ‘Paulo Martina vond dat we de opdracht moesten afmaken. Permeke was dan weliswaar geen Nederlander, maar hij was toch een belangrijke inspiratiebron voor onze schilders geweest.’

 

Gesjoemel

Aan het oeuvre van Permeke kon dus een nieuw schilderij worden toegevoegd en de toeschrijving van het werk aan Chabot kon worden ingetrokken. Maar daarmee is niet alles gezegd. Hoe kwam die signatuur, die ook nu nog best moeilijk te zien is, toch zo onzichtbaar?

‘Naar mijn mening is er gerotzooid met dit schilderij’, zegt Marten Bos. ‘Als men signaturen afdekt door er een gekleurde vernis overheen te zetten, dan is men aan het verdonkeremanen. Dat heeft niks te maken met het op een fatsoenlijke manier restaureren van een schilderij. De naam Permeke was opzettelijk weggepoetst. We moeten het nog precies uitzoeken, maar we vermoeden dat het in de jaren zestig gebeurd is, toen het werk van Chabot een hogere marktwaarde had dan dat van Permeke. Nu is dat andersom. We weten niet wie deze ingreep heeft uitgevoerd. Sommige restaurateurs zetten hun stempel achter op het werk of leveren er documenten bij waarin ze uitleggen wat ze gedaan hebben, maar dat was hier dus niet het geval.’

Het verbaast Marten Bos overigens niet dat dit schilderij lang is aangezien voor een werk van Chabot.

‘Permeke en Chabot hebben veel gemeen, qua stijl, werkwijze, vlakverdeling, verftoets, onderwerp, materiaalgebruik, alles eigenlijk. Veel van hun werk is bovendien ontstaan in dezelfde tijd. Bij kunstwerken uit de zeventiende eeuw is er ook vaak sprake van enige verwarring over de vraag aan wie een schilderij toegeschreven moet worden, om dezelfde redenen. Niettemin blijven dit soort voorvallen ontzettend spannend. Ik ben zo’n 30 jaar bezig met restaureren, maar dit is toch wel een van de meest bijzondere gevallen die ik onder handen heb gehad.’

‘Er woont wel een kunstenaar in mij. Maar ik wil het artistieke aspect het liefst combineren met het ambachtelijke van het restaureren. Ik voel me meer een kunstenmaker dan een kunstenaar.’

 

Beroepsethiek

Voordat het een apart ambacht werd, liet men de restauratie van schilderijen vaak over aan kunstschilders, zoals Frans Hals. Hij had een wat ruime opvatting van zijn taak. Vond hij bepaalde onderdelen van een werk dat hij onder handen had niet mooi, dan veranderde hij wat aan de schildering, zodat het hem wel naar de zin was. Zo wordt er niet meer over restauratie gedacht. Marten Bos: ‘Ik ben van mening – en velen met mij – dat je een werk zo intact mogelijk moet laten: zo weinig mogelijk toevoegen.’

Beroepsethiek of niet, bij een zelfportret van kunstenaar Thijs Rinsema zat er weinig anders op dan vrijwel niets toe te voegen en zoveel mogelijk weg te halen.

‘Dit was ook weer zo’n apart geval dat ons werk zo interessant maakt’, zegt Marten Bos. ‘Thijs Rinsema had een zelfportret gemaakt waar hij kennelijk ontevreden over was. Omdat er rond de periode van de Tweede Wereldoorlog sprake was van schaarste zette hij geen nieuw doek op voor een volgend zelfportret, maar besloot hij over het al bestaande portret heen te schilderen. Door de werking van vocht op de drager en door de slechte hechting van de verfmaterialen die hij gebruikte, is de bovenkant van het portret er grotendeels afgevallen, waardoor duidelijk werd dat er een ander portret onder schuilging. De kunstenaar heeft zijn redenen gehad om over een bestaand werk heen te schilderen, dat moet je respecteren. De tweede versie van zichzelf is bovendien een stuk beter dan de eerste: veel spontaner en levendiger. En juist dit werk was bezig verloren te gaan.’

Bos stelde voor het schilderij te splitsen, zodat er twee schilderijen zouden ontstaan. Hij doet dat wel vaker, bijvoorbeeld als kunstenaars twee zijden van een doek hebben beschilderd. Maar in dit geval lukte dat niet.

‘Tenslotte hebben we het bovenste gedeelte verwijderd en het onderliggende portret vluchtig geretoucheerd. Het moest namelijk kort daarop geëxposeerd worden. In een later stadium zal het schilderij verder worden geretoucheerd.’

 

Kunstenaar en kunstenmaker

In het atelier van Marten Bos en Petri Renee wordt gewerkt aan kunstwerken die zijn geschilderd op hout, op linnen, op koper en zelfs op glas. Sommige zijn eeuwenoud, andere van recenter datum. Het ene werk is geschilderd in eitempera, het andere in water- of olieverf. Meestal kan de voor retouche benodigde verf wel worden bijgekocht, soms moet Marten Bos gaan experimenteren met pigmenten en oplosmiddelen. En dan hebben we het nog niet eens over de aard van de beschadigingen van de kunstwerken. Zo ligt er een groot, redelijk recent schilderij waarvan de verf zo slecht hecht aan de onderlaag dat het beeld veel weg heeft van de losse stukjes van een grote legpuzzel, een zuchtje tocht lijkt al voldoende om alles onherstelbaar door elkaar heen te gooien. Ook is er een klein schilderij op doek dat in de oorlogsjaren met een bajonet was doorstoken en door de eigenaar werd gerepareerd met stroken pleister. Erfgenamen vonden het decennia later op zolder, de kleefkracht van de Hansaplast bleek weer eens onovertroffen.

‘Ik kijk dwars door alle verkleurde vernis heen en zie de prachtigste dingen. Schilderijen zijn altijd mooier dan ze zijn. Dat steeds maar weer te ervaren is misschien wel het meest avontuurlijke aspect van mijn werk.’

Aan een kunstwerk kan veel mankeren. Om het vak goed te kunnen uitoefenen, moet een restaurateur niet alleen het nodige weten van chemie en kunsthistorie – hij moet immers een grondige kennis hebben van verven, vernissen en oplosmiddelen en van de historie van materiaaltoepassingen en stijlen in de schilderkunst – er moet ook iets van een kunstenaar in hem leven om goed te kunnen retoucheren.

‘Die kunstenaar woont wel in mij’, zegt Marten Bos. ‘Maar ik wil dat artistieke aspect het liefst combineren met het ambachtelijke van het restaureren. Dat vind ik het mooiste om te doen. Altijd al ben ik geïnteresseerd geweest in oude technieken, oude ambachten, oude schilderijen. Ik voel me meer een kunstenmaker dan een kunstenaar. Maar je hebt dat kunstenaarschap wel nodig, want je moet in staat zijn in de huid van een kunstenaar te kruipen om erachter te komen waarom hij sommige dingen op een bepaalde manier heeft gedaan.’

 

Dieper kijken

In een boekje van L. Kuiper, de vroegere chef-restaurateur van het Rijksmuseum, staat te lezen: “Een vakkundig restaurateur weet al voor hij aan de vernisafname begint, hoe het geheel er na reiniging uit zal zien. Het uiterlijk aspect van de schildering kan aanzienlijke veranderingen ondergaan, die voor een opdrachtgever vaak een verrassing zullen zijn.” Maar voor de restaurateur dus niet. Bos knikt instemmend. Hij zegt heel goed te kunnen inschatten hoe een schilderij er op de ezel heeft uitgezien op het moment dat de schilder zag dat het goed was. Ik ben benieuwd of Marten Bos dan iets heel anders ziet dan ik als we samen door het Rijksmuseum lopen en daar de vele eeuwenoude, donker geworden werken zien die daar hangen.

‘Zeker weten’, zegt hij. ‘Ik kijk dwars door al die verkleurde vernis heen en zie de prachtigste dingen. Schilderijen zijn altijd mooier dan ze zijn. Dat steeds maar weer te ervaren is misschien wel het meest avontuurlijke aspect van mijn werk.’

 

Earder publiseard yn de Moanne, 13 (2014),  2 (april) s. 14-17.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels