De rozen van Dekema

Publisearre op 18 november 2020

GERBEN DE VRIES – 

Jan van Wageningen liet in 1905 een slotbrug bouwen naar zijn landgoed Dekema State in Jelsum. Aan de voorkant van de poort van de brug prijkten de wapens van de grootouders, de families Van Wageningen, Crommelin, Wichers en Feith. Op de achterzijde van diezelfde poort werd het pas echt interessant met de wapenschilden van de oude Friese geslachten Camstra, Dekema, Unia, alsmede die van Doys, Houth en, oké, ook Van Wageningen. Het wapen van Burmania had er ook nog wel bij gekund trouwens, want door een vrouwelijk lid van die familie bestond de state begin twintigste eeuw nog steeds.

 

Cuperus en Kuiper hebben een monument voor Dekema State opgericht. Informatief, levendig van karakter, goed geïllustreerd en uitmuntend geschreven.

 

Vijftig jaar later werd de toen beroemde schrijver Havank – alias van de Leeuwarder H. van der Kallen – naar eigen zeggen verliefd op deze Burmania. Dat wil zeggen, op het portret van haar dat in de hal van Dekema State hing. Anna Maria van Burmania (1733-1808) was de oudtante van de overgrootmoeder van de Jan van Wageningen van 1905, die van de wapens. Juist uit haar omvangrijke nalatenschap werd de oude state zodanig verkleind en verbouwd dat er gerust gesproken mocht worden van nieuwbouw. Havank verwerkte die bijna spiritistisch aandoende verliefdheid op een wel heel oude vrouw door van Anna Maria in een paar van zijn boeken de sprankelende jongedame Anne Marie te maken, Anne Marie de Passy. Dit passiespel zal vanzelfsprekend de meeste lezers van destijds zijn ontgaan.

Dekema State zelf is dus geen uit de middeleeuwen stammende stins en ademt ook heden ten dage geen oeroude sfeer uit. Toch was de actie van Jan van Wageningen in 1905 wel degelijk een poging om een rechtstreekse verbinding aan te leggen met het al dan niet roemrijke Friese adellijke verleden met de contemporaine tijd. Want de naam Van Wageningen suggereerde helemaal niet een verwijzing naar de Friese middeleeuwen. Integendeel, Wageningen lag en ligt in Gelderland en de naam zelf klinkt niet bepaald van adel. Om echte Friese adel te zijn moest men op zijn minst een familienaam hebben dat eindigde om – ma, -stra of -ia. De wapenschouw van Jan was dus ook een soort toe-eigening van het Friese verleden.

Het Old Burger Weeshuis, nu eigenaar van Dekema State, gaf Sjoerd Cuperus opdracht tot het schrijven van de geschiedenis van deze buitenplaats die later een landgoed werd. Cuperus overleed en Yme Kuiper werd bereid gevonden het werk te voltooien. Het resultaat is een boekwerk van ongeveer twee kloostermoppen groot en zwaar, Dekema State Jelsum. Biografie van een landgoed. Met ruim 700 bladzijden – inclusief 100 pagina’s literatuurlijst, noten en een register van personen en plaatsen – is dit wel de gewichtigste monografie van een state, stins, buitenplaats of landgoed in Friesland ooit. Met het modieuze begrip ‘biografie’ – denk bijvoorbeeld aan die van het Prins Margrietkanaal – wordt in dit geval bedoeld dat het minder gaat om de bouwkundige aspecten van de state, maar vooral om de bewoners.

Sjoerd Cuperus schreef de eerste zeven hoofdstukken, Yme Kuiper de resterende negentien. Uit respect voor de overleden Cuperus, zo neem ik aan, werden de lange hoofstukken die chronologisch de vier eeuwen tussen 1300 en 1700 beslaan intact gelaten. Het probleem is dat van die periode hooguit wat snippertjes archiefmateriaal bewaard gebleven is dat betrekking heeft op (het leven op) Dekema State, maar dan zijn we al wel 150 pagina’s verder. Kuiper noemt de gehanteerde methode in zijn epiloog dan ook een ‘thick description’. In de praktijk komt het er op neer dat Cuperus aan de hand van de adellijke geslachten Camstra, Dekema, Unia en Doys een soort algemene geschiedenis van Friesland schreef. Het slot Dekema verdwijnt daardoor wel eens in de mist van de geschiedenis en veel avonturen van de hoofdbewoners spelen zich hier helemaal niet af. Soms echter werkt het wel goed, zoals het verhaal van Pieter Dekema. Hij legde niet alleen de – letterlijke – grondslag van de huidige Dekema State, maar ook van de Dekema, Cuyck en Foeyts Veencompagnie. Dit was midden-zestiende eeuw de oudste NV van Nederland, vijftig jaar voordat in Amsterdam de VOC werd opgericht. Pieter Dekema was als directeur-aandeelhouder bovendien de eerste Friese ondernemer in moderne zin. Kijk, zo leer je nog eens wat.

Nog voor het midden van de zeventiende eeuw stierf het eens zo roemruchte geslacht Dekema in mannelijke lijn uit. Via de vrouwelijke lijn kwam de state in bezit van een Unia en zo enkele decennia later van een Doys. Het was de typerende overgang van adellijk naar patricisch bezit en in de praktijk kwam het er op neer dat Dekema State bijna anderhalve eeuw in handen was van officieren in het staatse leger. Het was voor hen een echte buitenplaats: zij leefden ’s zomers op de state en verhuisden in de herfst naar de stad Leeuwarden. Op het eerste gezicht was het opvallend dat het bezit Dekema State bleef heten, maar dat werd opzettelijk zo gelaten door de latere bewoners met een andere geslachtsnaam. Iets van de roem van de oude Friese adel bleef op deze manier rond de state hangen.

Gerardus van Wageningen was ook zo’n militair. Hij trouwde met een meisje Houth en vanaf 1793 betrok het paar permanent Dekema State. Hij werd ‘boer te Jelsum’, maar dan wel een herenboer, die overigens op de centjes moest letten. Dat veranderde totaal toen zijn vrouw in 1808 universeel erfgename werd van de vijf jaar eerder overleden oudtante Anna Maria van Burmania. Al enkele jaren later werd Dekema State grondig verbouwd, in die mate dat er bijna sprake was van nieuwbouw. Dit bleek uiteindelijk de redding van de state, want in de negentiende eeuw waren veel van deze vaak al oude buitenplaatsen in verval geraakt en werden ter afbraak te koop aangeboden. Dat klinkt nu misschien wat merkwaardig, maar een boerderij met een lap grond erbij was toen heel wat meer waard!

Misschien was de ‘nieuwheid’ van Dekema State er de oorzaak van dat Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp in hun beroemd geworden dagboek van hun voetreis door Nederland niet op deze state langskwamen. Toch een beetje vreemd, want een aantal jaren later publiceerde Van Lennep de roman De roos van Dekama. Dit speelt midden-veertiende eeuw en een aantal malen komt deze raadselachtige spreuk voor: ‘As Dekama sin rose forliest/In dy fan Frieslân dat seawetter kiest.’ Het is dus jammer dat zowel Cuperus (Middeleeuwen) als Kuipers (begin negentiende eeuw) verder niets over deze roman vertellen. Het wordt in een bijschrift van een portret van Van Lennep aangehaald, maar hier lag een (gemiste) kans om de receptie van naam en begrip van het geslacht Dekama/Dekema begin negentiende eeuw te analyseren. Ik had op zijn minst willen lezen of de roos van Dekama op de Jelsumer Dekema’s betrekking heeft.

Met de komst van Van Wageningen naar Dekema State werd het van een buitenplaats een landgoed, gericht op commerciële exploitatie van de naast- en zeker ook verderaf liggende boerderijen en landerijen. Dat betekende ook dat er een omvangrijke administratie tot stand kwam, altijd een goudmijn voor historici. Kuiper maakt daar dan ook dankbaar gebruik van. De Van Wageningens behoorden tot de maatschappelijke bovenlaag. Met een bezit van zeker vijftien huurboerderijen, een eigen grafkelder tegen de buitenmuur van de Jelsumer kerk en in de eigen tuin naast gewone vruchten als peren en appels ook perziken, kersen, morellen en abrikozen, waren de heren van Dekema State mannen van aanzien. Duidelijk werd intussen wel dat de Van Wageningens niet tot de top van de (adellijke) elite behoorden. Hoge ambten waren voor hen niet weggelegd. Dat stak natuurlijk wel eens. Een Jan van Wageningen voelde zich hierdoor zo sterk vernederd dat hij naar Utrecht verhuisde.

Met het dynamische duo Jan Henricus Jetso en Hendrik ofwel Hein van Wageningen belanden we bij het mooiste gedeelte van het boek. Het lijkt alsof de Nederlandse en Friese geschiedenis zich in deze broers op en rond Dekema State samengebald wordt. Tot de achttiende eeuw waren de meeste bewoners van Dekema State rooms-katholiek geweest, al hadden zij met wat Kuiper zo fraai als ‘omgangsoecumene’ bestempelt wel gewoon vrienden en familieleden die protestants waren. De Van Wageningens waren Nederlands Hervormd en vurig Oranjegezind. De altijd vrijgezel gebleven Jan van Wageningen (1860-1908) streefde er naar een klassieke Friese edelman te worden. Om die reden – de Friese adel was in zijn ogen vlak na de verdrijving van de Spanjaarden orthodox-calvinistisch – werd hij een aanhanger van de antirevolutionair Abraham Kuyper en las diens dagblad De Standaard. Hoewel hij hervormd bleef, stichtte hij in Jelsum wel een orthodoxe evangelisatie. Om het Friese karakter van Dekema State te benadrukken sprak en schreef hij zelfs opeens Fries, en dat voor een geslacht dat van oorsprong van buiten de provincie kwam en zeker geen Fries sprak. Zijn moeder was zelfs stad-Groningse! Hij noemde zich Van Wageningen thoe Dekema en hij was het die de wapens van de voorgeslachten op de slotpoort liet vervaardigen. Jan liep zelfs buiten Friesland rond in wat hij dacht dat het ‘de oude Friesche dracht’ van een landedelman was. Hij probeerde ook zijn pachters dit soort kleren te laten dragen, maar die gingen daar niet in mee. Op het laatst van zijn korte leven probeerde hij vreemd genoeg een niet-Friese vrouw te trouwen, maar ‘typstra’ Van Wageningen was een veel te botte vrijgezel om met vrouwen om te kunnen gaan. De verloving ketste af.

Jan van Wageningen stierf al op 48-jarige leeftijd. Hij had nooit een reguliere betrekking gehad en wilde het liefst Dekema State in oude, pseudo-middeleeuwse luister herstellen. Het enige wat daarvoor ontbrak was geld, veel geld. In zijn laatste levensjaren deed hij daarom de verheugende ontdekking dat hij een echte Rembrandt bezat. Het was zijn broer Hein van Wageningen (1868-1944) die daarvan profiteerde. Hein was in alles de tegenpool van Jan. Hij was een jeugdvriend van Dirk Troelstra en een vroege aanhanger van diens broers Piter Jelles Troelstra’s SDAP. En dus las Jan De Standaard en Hein het socialistische dagblad Het Volk. Dat zullen leuke discussies opgeleverd hebben. Hein had al voor 1900 een vélocipède en deed ook mee aan wielerwedstrijden. Toen het kapitaal van de opbrengst van de Rembrandt binnenkwam kocht hij meteen een andere noviteit, de automobiel. Hij vestigde zich al vroeg met vrouw en kinderen in Engeland en kwam pas na de Grote Oorlog van 1914-1918 terug. In Jelsum kocht hij diverse huizen en zo had de sociaaldemocratische grootgrondbezitter in totaal 25 pachters. Maar hij was een afwezige landheer en verbleef het liefst in Drenthe.. Voorwaar, een mooi portret.

De kinderen van deze Hein van Wageningen, ook al twee broers, waren degenen die in de jaren 1950 en 1960 Havank uitnodigden en met diens ‘verliefdheid’ op Anna Maria van Burmania werd er opnieuw een link naar het verleden gelegd. Deze Jan en Gerard verkochten vanaf de jaren 1950 steeds meer bezittingen, waaronder de pachtboerderijen. De kinderen van deze laatste Gerard van Wageningen verkochten in 1996 Dekema State aan het Leeuwarder Old Burger Weeshuis. Deze stichting liet het huis restaureren, terwijl een bekwaam echtpaar de grote tuinen tot een juweeltje uitbouwden. Een nieuwe soort Roos van Dekema dus. Het is nu een ensemble van huis, bijgebouwen, tuin en park, terwijl recent een naastgelegen boerderij gekocht werd om het landgoed Dekema State te completeren. Eigenlijk zou daar een zetboer in ‘oude Friesche dracht’ moeten rondlopen, terwijl een andere forsgebouwde figurant Havank kan spelen, hopeloos verliefd op een Anna Maria uit een vervlogen eeuw.

Cuperus en Kuiper hebben een monument voor Dekema State opgericht. Informatief, levendig van karakter, goed geïllustreerd en uitmuntend geschreven. Het is bovenal een belangrijke bijdrage aan de geschiedenis van de oude buitenplaatsen en landgoederen van zowel Friesland als het grotere geheel van Nederland. Je vraagt je alleen wel eens of hoe de vormgevers van het boek zich de lezers voorstellen. Het nachtkastje naast het bed zou bezwijken onder deze kloostermoppen en als je het met de benen uitgestrekt wilt lezen op de luie bank krijg je er allerlei nare fysieke kwalen van. Je kan het dus alleen zittend aan de studeertafel lezen, mits deze van stoer massief eikenhout gemaakt is, natuurlijk. De uitgever, die vanwege de mooi geïllustreerde uitgave overigens alle lof verdient, zou kunnen overwegen een paar van deze stevige exemplaren te reserveren voor de slotbrug. Als steunbeer zou het een mooie hommage zijn aan de auteurs en daarmee vanzelfsprekend ook aan dit mooie ‘adelsnest’.

 

Yme Kuiper, Sjoerd Cuperus, Dekema State Jelsum, biografie van een landgoed. Uitgeverij Noordboek, 2020, €49,90

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels