fotografy: Linus Harms

Machteld van Burens losbraak uit het figuratieve

ELSKE SCHOTANUS – 

Machteld van Buren, beeldend kunstenaar, woont samen met de dichter en essayist Peter van Lier in de voormalige zuivelfabriek van Marrum. Is het werk uit de beginperiode van haar carrière postmodern en figuratief, momenteel vervaardigt zij indrukwekkende doeken waarop abstracte, met acrylstift aangebrachte lijnenspelen zijn te zien, gelaagd werk waar je als toeschouwer naar kunt blíjven kijken.

 

De kunstenaar herschikt de doeken, toont hoe de werken één doorlopend geheel vormen. Nu en dan trommelt zij Hettinga op. Flarden van het gedicht zijn op het werk aangebracht, in zijn fraaie, maar nagenoeg onleesbare handschrift.

 

Zo verging het ook de schrijver-dichter Eeltsje Hettinga, toen hij haar expositie What does your soul look like, eind 2016, in Melklokaal voor hedendaagse kunst in Heerenveen bezocht. Kort daarvoor was hij, met drie andere Friestalige dichters – Elmar Kuiper, Sytse Jansma en Grytsje Schaaf – gevraagd een bijdrage te leveren aan de installatie Visual Poetry, het project van gastcurator Frank den Oudsten, dat een plek krijgt in Lân fan Taal, onderdeel van Leeuwarden-Fryslân als Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. De installatie zal bestaan uit vier acht meter lange, draaiende banen, met daarop gedichten/teksten van het viertal. Al had Hettinga wel een idee waar hij, als het om het visuele karakter van zijn bijdrage ‘SeeWegen’ gaat, naar toe zou willen, voor de uitvoering zocht hij de samenwerking met een beeldend kunstenaar.

 

De kijker moet omhóóg
Aan de wand van Machteld van Burens ruime atelier hangen de acht doeken, werk dat in stijl overeenkomt met wat zij in Melklokaal liet zien. De kunstenaar herschikt de doeken, toont hoe de werken één doorlopend geheel vormen. Nu en dan trommelt zij Hettinga op. Flarden van het gedicht zijn op het werk aangebracht, in zijn fraaie, maar nagenoeg onleesbare handschrift. ‘Er moet spanning in,’ zegt Machteld van Buren, ‘een bepaalde complexiteit.’ Op een van de doeken zijn banen plakband aangebracht, daartussen, zo is de bedoeling, zal Hettinga in blokletters de woorden ‘Au musée’ – de titel van het gedicht – aanbrengen. Op een ander doek valt een strofe te lezen, door hem, duidelijk leesbaar nu, met acrylstift geschreven, door haar voorzien van schaduwranden. “Woorden glijden door het beeld heen. Er moet nog wel wat gebeuren. Zie je die trapstructuur daar? Als de tekst er eenmaal staat, werk ik er achter langs, dan komt er beweging in, de kijker moet omhóóg.”

Workshops maken deel uit van het project, Machteld van Buren woonde twee ervan bij. “De eerste was puur informatief, over beeld en taal. Heel interessant, over Dada, Kurt Schwitters, John Cage en andere avant-gardisten. Bert Looper (directeur van Tresoar, evenals Ernst Bruinsma betrokken bij het visuele poëzieproject e.s.) is een wandelend kunsthistorisch boekwerk, heel prettig. Tijdens de tweede workshop werden de ideeën en de schetsen besproken. Het was vrij laat dat ik bij het project werd betrokken, dus heb ik voorgesteld om dicht bij de techniek van mijn huidige werk te blijven. Men had er alle vertrouwen in.”

In een eerder stadium hing Hettinga’s gedicht, door de kunstenaar op grote vellen uitgeschreven, aan de wand van het atelier om de teksten in zich op te nemen. ‘(…) Oer Quatrebras ried ik / troch sliepende en deade doarpen / de Wâlden yn, in waaien / bûke de beammen; (…)’ [1] ‘Zoals het daar hing, leek het gedicht wel een sprookje. Ik zag een bos voor me en hoorde er stemmen in. Maar het beeldwerk is geen letterlijke vertaling van de tekst.’ Nu de doeken nagenoeg klaar zijn, zijn de vellen verdwenen. Op een van de wanden staan wel de woorden ‘Do, bliksem, kom út ’e klaai wei [2]’, een taalgrapje van Eeltsje Hettinga over het vaak voorkomen van modder en klei in de Friese kunst.

 

Collages
Het is niet voor het eerst dat Machteld van Buren met een dichter samenwerkt. Met Peter van Lier maakte zij twee dichtbundels. Voor Bodemsanering (2008) maakte zij tekeningen, Wisseling van de wacht (2011) is een combinatie van poëzie en collages. Een beeldend dichter noemt zij hem, niet alleen als het om de tekst gaat, maar ook om hoe hij deze op de pagina’s plaatst, met veel witregels en regelafbrekingen. Samen hebben zij ook het project Circus Europe opgezet. Dichters uit verschillende landen werden gevraagd een gedicht te schrijven bij een collage over een Europees land. In de werken, waarvoor kaartmateriaal, verschillende papiersoorten en foto’s zijn gebruikt, toont zij de landen als dieren die symbool staan voor het betreffende land: spreeuwen voor België, mieren voor Nederland, dolfijnen voor Noorwegen. Er zijn nu vijftien landen in beeld gebracht; of de reeks voltooid wordt is nog niet zeker. “Ik zit zó goed in mijn nieuwe werk nu dat ik even geen tijd heb voor Europa. Toch, ik zou het iedere kunstenaar aanraden om collages te maken. Door het maken van collages kon ik losbreken uit het figuratieve. Het is heel speels, het schuiven met beelden die al betekenis dragen en die je met elkaar kunt laten botsen. En: er is altijd wel ergens een raar winkeltje in de buurt waar je tijdschriften op de kop kunt tikken voor beeldmateriaal. De boekenboot in Hallum bijvoorbeeld is fenomenaal.”

 

De postmoderne tijd
Haar vader was militair in Nederlands-Indië. “Na terugkeer gaf hij les aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Veel oud-militairen kwamen in Nederland in het beveiligingswerk terecht, zo werkte een vriend van hem als beveiliger bij het Rijksmuseum. Tijdens een bezoek liet de man een suppoost komen die mij en mijn broers rondleidde. Dat maakte grote indruk. Vooral toen ik als klein meisje opkeek tegen Het Joodse bruidje van Rembrandt. Wat ik toen vooral zag was de verfmaterie waaruit de handen en de jurk bestonden. Ook nam mijn vader mij voor het eerst mee naar het atelier van een kunstenaar, mijn tweede intense ervaring met het kunstenaarschap. Op negentienjarige leeftijd ging ik naar de St. Joostacademie in Breda, maar lang duurde dat niet.”

Ze wilde weg uit Brabant en kwam in Amsterdam terecht. Na twee jaar Rietveldacademie vertrok ze vervolgens naar Amerika en belandde in de muziek. Muzikaal als ze is, speelt zij diverse instrumenten, onder meer vibrafoon, en zij kwam er, met haar toenmalige partner, in de jazzscene terecht. “Ik vond het wel aardig, blijkbaar had ik er ook wel gevoel voor, want ik werd gevraagd, maar zou ik erin door willen gaan, dan moest ik nog heel wat leren. De beeldende kunst trok mij meer. Wat ik wel van die tijd overhield, was dat je ook iets met anderen samen kunt doen. Als beeldend kunstenaar werk je vaak alleen.”

Na haar terugkeer uit Amerika, in ’86, deed zij drie jaar lang de postacademische opleiding aan de Rijksakademie in Amsterdam. “Het was de postmoderne tijd toen ik er begon. Ik had er een eigen atelier en ik kwam er allerlei interessante mensen tegen. Waar ik het meest van leerde was dat je in hun belevingswereld kwam. Jan Fabre, Emo Verkerk, Marlene Dumas en Ansuya Blom heb ik er leren kennen.” Na de opleiding werkte zij figuratief. Er ontstonden manshoge werken in acryl en contékrijt met daarop de held uit haar jeugd, de hond Lassie, minutieus afgebeeld, de vacht uitlopend in draperingen om een sokkel heen. Daarna beeldde zij kangoeroes af, dieren die zij, toen zij enkele jaren in Antwerpen woonde, vanuit haar achterraam kon zien in de aangrenzende dierentuin. Zij toonde deze dieren in gewaden zoals die te zien zijn op Italiaanse renaissanceschilderijen.

Vanuit Antwerpen – “een hele toffe stad met de kunstscene die toen losbarstte” – ging zij terug naar Amsterdam, maar ditmaal ervoer zij de stad algauw als verstikkend en vertrok naar Friesland. “Mijn broers vragen mij: wat doe je daar toch tussen de koeien. Het buitenleven trok altijd al, hier kan ik ademen, voel ik mij vrij.”

 

Een soort energie
Hoewel Machteld van Buren door de jaren heen altijd heel secuur, heel minutieus werkte, voor haar bijdrage aan de groepstentoonstelling A portrait show nam zij de aansteker ter hand. Op tafel, in het woongedeelte, liggen de werken klaar om naar Melklokaal gebracht te worden. Al is de thematiek verwant aan die van haar solo-expositie What does your soul look like vorig jaar en komt ook in de ‘portretten’ het lijnenspel terug, de uitwerking is een heel andere. In deze portretten gaat het om het laten zien van iemands eigenheid: Machteld van Buren verzamelde al haar persoonlijke gegevens zoals verschillende instanties die hebben vastgelegd in gecodeerde taal: inlogcodes, DigiD, telefoon- en bankrekeningnummers, enz. De vellen, uitgeprint in kleurechte verf, vertonen brandvlekken. Waar een brandgat zit, duikt, erachter, een tweede blad op, vol nummers en codes: aan het systeem valt niet te ontkomen.

Over de expo van vorig jaar zegt zij: “Hoe verwerken we de dingen in het bewustzijn. Het is een soort energie, lastig letterlijk in taal te vatten. Het gaat niet om het uitbeelden van iets concreets als een boom of een gezicht, maar om het verwerken van allerlei indrukken die tegelijkertijd plaatsvinden. In het hoofd beweegt alles snel door en over elkaar heen, intens en chaotisch. Tijdens de tentoonstelling was er niemand die vroeg: Wat bedoel je? Mensen kwamen met interpretaties die heel dicht aansloten bij wat ik bedoelde.”

 

 

[1] Fragment, vertaald: ‘(…) Via Quatrebras reed ik / door slapende en dode dorpen / de Wâlden in, een waaien / beukte de bomen (…)’

[2] Kom uit de klei. ‘wei’ (weg, vandaan) wordt uitgesproken als ‘waai’.

Comments
3 reaksjes oan “Machteld van Burens losbraak uit het figuratieve”
Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.