De spirituele zoektocht van Jentsje Popma

Publisearre op 21 mei 2021

HUUB MOUS –

Jentsje Popma hoopt ein septimber syn hûndertste jierdei te fieren. Stifting Nijkleaster jout hjir omtinken oan mei ûnder mear in boek en eksposysje fan it wurk dat dizze keunstner makke hat neidat hy ôfstudearre is oan de Academie voor Beeldende Kunst en Technische Wetenschappen yn Rotterdam en aan de Rijksacademie yn Amsterdam. Huub Mous bliket werom op in ieuw Jentsje Popma.

‘En nu willen ze dat ik een overzichtstentoonstelling krijg in het Fries Museum, omdat ik zo oud geworden ben. Voor mij hoeft het niet.’ Dat zei Jentsje Popma vijf jaar geleden voor de camera van Omrop Fryslân. Er was enige commotie ontstaan over het Fries Museum dat geen tentoonstelling van hem wilde organiseren. In september dit jaar wordt Jentsje Popma honderd jaar oud, maar de poorten van het Fries Museum zullen ook dan voor hem gesloten blijven. De expositie ter gelegenheid van zijn eeuwfeest zal plaatsvinden in de Grote Kerk in Leeuwarden. Ook niet mis, en de organisatoren verdienen alle lof, maar voor het Fries Museum blijft dit een gênante vertoning.

In mei 2016 probeerde directeur Kris Callens in een artikel in De Moanne nog omstandig uit te leggen waarom. Helaas vergat hij daarbij ook maar één steekhoudend argument te noemen. Wat volgde was een reeks retorische vragen: ‘Waarom zouden wij dit doen? Waarom zouden wij dit nu doen? Wie en wat willen wij met deze tentoonstelling bereiken?’ Waarom het Fries Museum het niet doet is inmiddels wel duidelijk. Al jaren staat dit museum met de rug naar de Friese kunstenaars toe. Deze directeur met zijn modieuze obsessie voor blockbusters en bezoekersaantallen zal dat niet gaan veranderen. Integendeel.

Oorlogsmonumenten

Waarom had hij dit dan wél moeten doen? In de eerste plaats omdat Jentsje Popma een monument is van de naoorlogse Friese cultuur. Dat was hij al kort na de oorlog, toen het vervaardigen van oorlogsmonumenten jarenlang een nieuwe inkomstenbron voor kunstenaars vormde. Popma heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de publieke kunst in de tijd van de wederopbouw. Daarnaast vervaardigde hij standbeelden van prominente Friezen en schilderde hij een rijk oeuvre bijeen. Dat alles kreeg zijn beslag in een roerige periode, waarin Friese kunstenaars voor het eerst gezamenlijk voor hun belangen opkwamen, een ontwikkeling waarbij ook Jentsje Popma zich niet onbetuigd liet.

Het was de tijd van ‘t Boun fan Fryske Keunstners, de tijd ook waarin de Friese kunstwereld gedomineerd werd door enerzijds Frou Faber in haar bolwerk in de Prinsentuin, en anderzijds door Aiko van Hulsen met zijn kunstzaal aan de Leeuwarder Nieuwestad. Het was nog voor de grote invasie van Randstedelijke kunstenaars, die zich in de jaren zestig en zeventig voltrok. Maar ook toen bleef Jentsje Popma de boventoon voeren, al maakten zijn bloeiende opdrachtenpraktijk allengs plaats voor het schilderen van het landschap.

De wolk die boven de dijk verscheen, kolleksje Stifting Nijkleaster, foto: Reinder Herder

De wolk die boven de dijk verscheen, kolleksje Stifting Nijkleaster, foto: Reinder Herder

Eind jaren tachtig begon hij zich hierop te richten, vanuit een diepe bezorgdheid om de teloorgang van het Friese weidelandschap. Hij herontdekte de symbolische beeldtaal die zich wonderlijk genoeg ook in dit genre kon manifesteren. Voor alles was het de symboliek die telkens weer bovenkwam in zijn werk. Jentsje Popma is een kunstenaar wiens attitude je op zijn minst oneigentijds kunt noemen. Zijn werk ontstaat vanuit een religieuze bewogenheid, alsof er een ander soort ruimte is waarnaar hij steeds weer op zoek gaat. Misschien wel tegen beter weten in.

So what? Wat moet het Fries Museum met zo’n spirituele zoektocht die zijn oorsprong vindt in de tijd van de wederopbouw? Veel denk ik, al was het maar voor het behoud van een collectief geheugen. De directeur van het Fries Museum is de verpersoonlijking geworden van een collectief geheugenverlies dat zich inmiddels bij meerdere Friese culturele instellingen heeft gemanifesteerd. Wie weet straks nog wie Jentsje Popma was? Zelf zal hij daar niet wakker van liggen. In dezelfde uitzending van Omrop Fryslân liet hij weten dat tien jaar na zijn dood niemand zijn naam nog zal kennen. Dat laatste betwijfel ik ten zeerste. Jentsje Popma hoort thuis in de canon van het naoorlogse Friesland. Uit zijn werk spreekt een spirituele geladenheid die zeldzaam is geworden.

Voor mij persoonlijk is hij nooit weggeweest. Hij was er altijd, in al die jaren dat ik hier in Friesland heb rondgelopen. De eerste keer dat ik hem zag, moet in september 1977 zijn geweest. Ik was net een week aan het werk bij de Fryske Kultuerried. Er kwam een vrouw binnen die zich voorstelde als mevrouw Popma. Ik stelde mij ook voor. Ze zei dat ze de vrouw van Jentsje Popma was. ‘O…’, zei ik. ‘Weet u niet wie Jentsje Popma is?’ vroeg ze. ‘Nee’, zei ik, want ik vond dat je bij dit soort vragen eerlijk moet zijn. Aan haar gezicht zag ik dat ik het bij haar verbruid had: ‘Zo’n snotneus uit de Randstad, die hier eventjes de beeldende kunst komt regelen.’ Ik hoorde het haar denken. 

De Weerklank

De zaterdag daarop had Jentsje Popma een opening in zijn atelier De Weerklank aan de Oostergrachtswal. Ik ben er toen naartoe gegaan, want ik had iets goed te maken. Het was een wonderlijke sfeer daar. Er liepen vrouwen rond met kleurrijke stola’s om. Eentje stond zelfs met het glas in de hand voor het portret dat Jentsje van haar geschilderd had. Ze was het levende bewijs van zijn schildertalent. Mevrouw Popma sprak met iedereen, maar mij zag ze niet staan. De lucht tussen ons was kennelijk nog niet geklaard.

Ook met Jentsje Popma was mijn verhouding in die eerste jaren wat stroef. Hij mopperde nogal eens in die tijd. Over de Kultuerried die te weinig deed voor oudere kunstenaars. Maar ook over de monumentale kunst die steeds abstracter werd. Er zou geen waardering meer zijn voor het symbool in de kunst in die jaren van snelle secularisering, waarin niemand meer leek te weten hoe je de waarden van de gemeenschap in een symbool moest weergeven.

Ik vond dat destijds maar een raar verhaal. Alsof een abstract kunstwerk daarover iets te zeggen had. Jentsje Popma was begonnen met zijn monumentale kunst in en tijd waarin ‘mienskip’ nog geen modewoord was en men nog werkelijk geloofde in wat kunst voor ‘de Friese gemeenschap’ betekenen kon.

Jaren later, in november 2004, baarde Anna Tilroe veel opzien met een groot artikel in de NRC Handelsblad, waarin ze beweerde dat de hedendaagse kunst het vermogen heeft verloren om collectieve symbolen uit te drukken. Na de terreuraanslagen van 9/11 en kort daarop de moord op Theo van Gogh was er volgens Tilroe sprake van een algehele symbolische leegte in onze cultuur. Toen ik dat las, moest ik meteen aan Jentsje Popma denken met zijn ‘gedateerde’ pleidooi voor de herwaardering van het collectieve symbool.

Inmiddels was mijn persoonlijke verhouding met Jenstje aanmerkelijk verbeterd. In 2007, in de aanloop van mijn boek De kleur van Friesland, heb ik twee keer urenlang met hem gesproken. Het verbaasde mij toen hoe helder van geest hij was en hoe scherp zijn geheugen. Tal van anekdotes uit de jaren vijftig wist hij mij haarscherp te vertellen. Hij had graag dat ik zijn schilderij Dimensies, dat hij zojuist had voltooid, zou opnemen in de tentoonstelling die bij het verschijnen van mijn boek van start zou gaan. Dit schilderij liet de Waddendijk liet zien, met een trap naar boven en een voorbij zwevende wolk. Na lang aarzelen stemde ik toe. Eerlijk gezegd vond ik juist dit werk wat te stijf, te symbolisch ook. Maar ik begreep dat het voor hem een religieuze betekenis had. Het verwees naar de uiterste grens tussen materie en geest.

Dimensies

Negen jaar later, in november 2016, zag ik dit schilderij terug in de prachtige documentaire De flecht nei it ljocht, die Annet Huisman over hem maakte voor Omrop Fryslân. De vrouw van Jentsje, met wie hij 63 jaar lang getrouwd was geweest, was het jaar daarvoor overleden. Twee maanden voor die uitzending was mijn eigen vrouw ook overleden. Wat Jentsje over zijn verdriet te zeggen had maakte diepe indruk op mij. De slotbeelden lieten Jentsje zien die dezelfde trap beklom, die hij eerder geschilderd had in zijn doek Dimensies. Zijn vrouw was in zijn armen gestorven, zo zei hij. Hij miste haar troost. Het was een ontroerend moment in een prachtige documentaire. Annet Huisman ving de indringende stilte op door te zeggen: ‘Uiteindelijk verdwijnen we allemaal achter de klimop.’

Die laatste woorden hadden betrekking op enkele van zijn monumentale werken die door de klimop overwoekerd dreigden te worden. Ook het wandreliëf, dat Jentsje in 1965 had vervaardigd voor de toenmalige R.K. Huishoudschool aan de Archipelweg in Leeuwarden, was inmiddels bijna volledig achter de bladeren verdwenen. Ooit had ik uit zijn eigen mond mogen vernemen hoe dit kunstwerk is ontstaan. Van huis uit had hij de religie niet meegekregen. Pas in de oorlog, toen hij maandenlang zat ondergedoken, was hij de Bijbel gaan lezen. Van vooraf aan, bladzij voor bladzij. In die eenzame uren had de symbolische taal van het beeld zich voor het eerst geopend. Zijn spirituele zoektocht naar het licht was in de duisternis van de oorlog ontstaan.

De moeder overste, aan wie hij in 1965 zijn ontwerp voor het reliëf liet zien, was overdonderd. Jentsje had gekozen voor de voorstelling van Christus, staande op een boot en omgeven door duiven. De contouren van deze voorstelling hadden – als vanzelf – de gedaante aangenomen van een anker. Pas toen hij het ontwerp aan de zuster toonde, hoorde hij dat de school ‘Het Anker’ zou gaan heten. Het symbool had zich als vanzelf geopenbaard. En zo hoort het ook.

Toen ik deze tekst aan het schrijven was, ben ik – net als vijf jaar geleden – vanuit mijn huis naar het reliëf aan de Archipelweg gelopen, als een pelgrimage voor Jentsje. Ik wilde weten of dit kunstwerk niet opnieuw achter de klimop verdwenen was. Maar dat is niet zo. Het is nog steeds in volle glorie te zien, en hopelijk nog heel lang.

 

Huub Mous is keunsthistorikus en dwerslizzer

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels