Valse historische argumenten helpen het project Culturele Hoofdstad 2018 niet

Publisearre op 27 januari 2012

Onder de kop ‘Friesland op naar Europese toekomst’ pakte de Leeuwarder Courant in december vorig jaar over zes kolommen uit met een onverholen propagandaoffensief voor het project Culturele Hoofdstad 2018 (KH2018). Tresoar-directeur Bert Looper, ontvouwde in het artikel een visie op de Friese geschiedenis en een visie op de Friese identiteit die naar zijn bescheiden mening direct maar in het bidbook moest, ‘het verhaal dat we aan Europa moeten vertellen.’

Looper is als directeur van de belangrijkste erfgoedinstelling in onze provincie iemand om rekening mee te houden als het gaat om de Friese cultuur. Die moet bij hem in goede handen zijn. Tresoar, de fusieorganisatie van de provinciale bibliotheek, het rijksarchief en het Fries letterkundig museum heeft in korte tijd een solide reputatie opgebouwd. Als de directeur van Tresoar wat te zeggen heeft over Culturele Hoofdstad 2018 is het dus zaak om even op te letten.

Wat is er aan de hand? Looper stelt met enig aplomb dat ‘de betrokkenheid bij het steeds weer zoeken naar ons eigen dna de kracht is van Friesland. Nergens in Nederland heerst zo’n obsessie met wat we zijn en wie we zijn als in Friesland. Friesland moet op zoek naar zijn  dna en zichzelf opnieuw uitvinden.’

Het is niet onmogelijk dat er in Friesland nog mensen rondlopen die werkelijk denken dat de ‘zoektocht naar het eigen dna’ een typisch Fries verschijnsel is, maar die zijn dan kennelijk nog zelden de gewestelijke grenzen overgestoken . Het is misschien overdreven om te zeggen dat heel Nederland op zoek is naar zijn dna, maar heel veel scheelt het niet. Hele provincies (Zeeland, Brabant, Gelderland) en steden en gemeenten in alle hoeken van het land van Bodegraven tot de Noordoostpolder zijn druk bezig met  hun eigen identiteit en het dna. De zoektocht naar het dna is vooral een modeverschijnsel dat we tegenkomen in de glossy brochures van regio- en citymarketeers en communicatieadviseurs. Met serieuze geschiedenis heeft het niet zoveel te maken.

Looper heeft echter meer te vertellen. Hij onderscheidt in de Friese geschiedenis vier fasen, waarbij staatkundige veranderingen steeds de katalysator zijn van het proces van identiteitsvorming. De eerste fase wordt gevormd door de periode van de Friese Vrijheid in de late middeleeuwen, de tweede fase is die van Friesland als deel van de Republiek, de derde die van het Friese Friesland in de negentiende en twintigste eeuw, waarin een nieuwe, krachtige identiteit wordt opgebouwd, en een vierde fase waarover zo dadelijk meer.  Het is een interessante visie op de Friese geschiedenis, die echter wel erg eenzijdig de nadruk legt op de relatie tussen politieke veranderingen en identiteit. Looper overschat de rol van staatkundige veranderingen en onderschat het belang van de sociaaleconomische en culturele ontwikkelingen in een internationaal perspectief. Dit valt eenvoudig aan te tonen met een voorbeeld uit Loopers ‘derde fase’.

Na de val van Napoleon zou in de visie van Looper Friesland zijn verlies aan autonomie compenseren door de opbouw van een nieuwe, krachtige identiteit waarin geschiedenis, taal en landschap de dominante kenmerken zijn. Deze elementen komen echter vrijwel overal in Europa tegelijkertijd voor. Joost Hiddes Halbertsma stond niet voor niets in contact met geleerden in heel Europa die allemaal met taal, identiteit en geschiedenis bezig waren. Het gevolg van het verlies aan autonomie? Dan zou het verschijnsel zich niet in de oude natiestaten hebben voorgedaan, maar kijk naar Engeland, waar Halbertsma in contact stond met de dichter Southey en de taalkundige Bosworth. Ook Duitsers en Denen behoorden tot zijn geleerdennetwerk. Zelfs in de jonge Verenigde Staten verwerkte Washington Irving (1783-1859) – geheel in de sfeer van de Europese Romantiek – de ‘oude’ volksverhalen uit het koloniale achterland van de stad New York, met veel aandacht voor al die elementen die Looper nu als typisch voor de Friese negentiende eeuw beschouwt.

Het Friese Friesland van Loopers negentiende eeuw en het agrarisch-arcadische ideaal vinden hun oorsprong in de snelle sociaaleconomische ontwikkeling van Nederland, waardoor het noorden bezijden de economische verbindingszone tussen Londen, Holland en het Duitse Rijnland kwam te liggen. Daardoor trok de oude Nederlandstalige elite uit Friesland naar het westen van het land, en verzette een meer op de taal en het eigen gewest georiënteerde groep daaronder de bakens, door Jensma prachtig beschreven in Het Rode Tasje van Salverda. Die ‘vervanging’ van de Friese elite en zijn culturele gevolgen is inderdaad een bijzonder proces, maar onbegrijpelijk als de onderliggende economische factoren niet in ogenschouw worden genomen.

De vierde fase die Looper onderscheidt is die van Friesland als Europese regio.
Looper is een mediëvist, een historicus van de middeleeuwen, en het lijkt erop dat hij hier simpelweg te ver van zijn geliefde tijdvak is afgeraakt om er nog veel zinnigs over te kunnen zeggen.
‘In mentale toekomstoriëntatie vindt deze eeuw een duidelijke verschuiving plaats. Friesland wil zich niet meer alleen een plaats geven in de Nederlandse, maar duidelijk ook in de Europese toekomst. Het accent verschuift van nationale staten naar het Europa van de economische en culturele regio’s.’ orakelt de Tresoar-directeur.  Een feitelijke vaststelling of een politiek-correcte wens?

Loopers uitspraak roept de vraag op wie hij in dit geval bedoelt met Friesland. De Friese bevolking? Het provinciaal bestuur? Wij moeten er naar raden. In ieder geval draagt Looper geen onderbouwing aan voor zijn stelling. De historicus maakt hier plaats voor de sterrenwichelaar. Deze eeuw is nog niet zo oud, en –  midden in de huidige Europese crisis – lijkt er mij evenveel voor de stelling van Looper te zeggen, als er tegen. Als Looper bedoelt dat een deel van de Friese beweging zich op Europa oriënteert, de FNP bijvoorbeeld, dan is het een open deur, een deur die bovendien vijftig jaar te laat wordt opengetrapt. Was FNP-voorman Singelsma niet al in de jaren zestig een groot voorvechter van een sterk Friesland in een federaal Europa?

Looper komt er zelf ook niet helemaal uit, en is van mening dat het project Culturele Hoofdstad moet worden aangegrepen om op die vragen een antwoord te formuleren. Te vrezen valt dat we hier met als wetenschap vermomde politieke propaganda hebben te maken.
Politici gaan geregeld met de geschiedenis aan de haal als hen dat zo uitkomt. Daarin is Friesland geen uitzondering: het is een verschijnsel dat altijd heeft bestaan en altijd zal blijven. Maar Looper is geen politicus. Als hij zich voor het karretje van de KH2018-lobby laat spannen, ondergraaft hij niet alleen het project, maar ook zijn eigen geloofwaardigheid. En dat is dan weer jammer van de discussie over het eigene van de Friese geschiedenis, want die moet zeker gevoerd worden. Ook zonder dat we denken in de termen van Loopers ‘grand design’ is die geschiedenis al interessant genoeg. En Looper heeft voor die discussie in ieder geval een aanzet gegeven.

Voeg ik mij nu in  de lange rij van ‘zure’ critici die niet geloven in KH2018, nu niet en ‘nooit niet’?
Nee. Ik heb mij wel eerder uitgesproken tegen de kandidatuur van de provincie, om voor de hand liggende redenen (zie onder meer mijn column “Kûbaard Kultureel Haaddoarp 2018”  in De Moanne van april 2011). Maar een goed onderbouwd ‘bid’ van Leeuwarden voor KH2018 zou ik van harte hebben toegejuicht.
Dat de provincie meende zich wel als kandidaat te kunnen presenteren lijkt slechts een vergissing, een politieke onhandigheid. Het is echter een symptoom van de eeuwenlange verhoudingen in ons gewest, waarbij de steden nooit helemaal voor vol zijn aangezien. Dat steden een eigenstandige rol hebben te spelen, die steeds belangrijker wordt, ook in een dun bevolkte en perifere regio als de onze, is iets wat in Friesland slechts schoorvoetend wordt erkend. In die zin is Loopers derde fase nog volop actueel. Wie van mening is dat ik overdrijf moet zich even proberen voor te stellen dat de provincie Groningen zich kandidaat zou hebben gesteld voor KH2018. Zou iemand in Groningen dat  ooit serieus hebben genomen?
Het echte probleem is van meet af aan geweest dat er geen inhoud was, slechts vorm.
De willekeurige buitenstaander kon zich niet aan de indruk onttrekken dat het hier gewoon om marketing ging, niet meer en niet minder. De meest besproken vraag was niet wat Fryslân eigenlijk in 2018 ging doen, maar wat het zou kosten, wie het zou betalen, en vooral wat het zou opleveren. Ook de briefschrijvers van december 2011 beginnen hun oproep voor 2018 weer met de verzekering dat het om veel méér dan cultuur alleen gaat. Ja, dat hebben we inmiddels wel begrepen!
Ik ben niet tegen geld verdienen met cultuur of zo naïef te veronderstellen dat cultuur geen economische waarde vertegenwoordigt. Maar de initiatiefnemers hebben om voor mij onbegrijpelijke redenen niet in de gaten gehad dat wie de intrinsieke waarde van de cultuur zelf niet centraal stelt, alle geloofwaardigheid van het project ondermijnt. Wie cultuur vooral ziet als een maatschappelijk glijmiddel in een door ‘markten’ en banken gedomineerde samenleving, vervreemdt tenslotte veel Friezen van zich die werkelijk in die cultuur geloven en er niet in de eerste plaats geld of subsidies mee willen verdienen.
Als je van de huidige KH2018-propaganda met zijn prietpraat over thema’s, speerpunten, perspectieven en lenzen de citymarketingretoriek afschraapt, hou je simpelweg te weinig over.
Leeuwarden zal in 2018 geen culturele hoofdstad van Europa worden, maar dat komt niet door gebrek aan geld of middelen. Ik wil niet twijfelen aan de oprechtheid van de motieven  van de voorstanders die zich sinds kort manifesteren. Maar noch hun late oproep, noch het werk van ‘kwartiermaker’ Henk Keizer kan verhullen dat het KH2018 van meet af aan vooral aan één ding heeft ontbroken: een authentiek verlangen.

Jan Folkerts

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels