Joop Wittermans

BOUKE OLDENHOF –

Joop,

Het is wel een heel bijzondere manier om elkaar te leren kennen, als toneelschrijver en acteur. Je weet dat ik je af en toe mijn Hannah Schygulla noem. In alle belangrijke films van Reiner Werner Fassbinder speelde deze prachtige actrice de hoofdrol. Zoals Fassbinder Schygullah had, zo heb ik jou.

Met tussenposen komen we elkaar intensief tegen en dan ook weer tijden niet. Onze verschillen zijn volgens mij groter dan onze overeenkomsten. Toch is er wat mij betreft een zielsverwantschap ontstaan, juist door alle rollen die je hebt gespeeld. Ik ben je in mijn schrijfkamer zoveel vaker tegengekomen dan in het echt. En het is alsof ik je in mijn schrijfkamer ook nog beter heb leren kennen dan in de werkelijkheid.

Van geen veertig, maar toch al wel twintig jaar geleden dateert onze eerste samenwerking. Heb jij mij ontdekt als toneelschrijver? Voor mij is dat wel een beetje zo. Ik wist niet eens dat ik echt wilde schrijven. Voor een workshop die ik volgde in Groningen kreeg ik de opdracht: schrijf een sentimenteel stuk bij jou in de omgeving, vol leed en schoonheid. Ik maakte een paar pagina’s. De eerste acteur die gevraagd was voor een lezing ervan, gaf het terug. Hij dacht dat er een practical joke met hem werd uitgehaald en dat ik als schrijver niet eens fatsoenlijke zinnen kon schrijven. Als jij toen de eerste zes pagina’s van wat later ‘Rolbrug’ is gaan worden, niet onder ogen had gehad, was ik misschien wel nooit toneelschrijver geworden. Jij las de tekst, herkende meteen de toon en maakte de eerste presentatie tot een feest van mededogen, humor en taal. Jouw interpretatie stimuleerde mij om de tekst af te maken. Op zo’n videowriter die je toen had.

De eerste tekst die een voorstelling werd, was ‘Tijgerleliën’, in de Prinsentuin in Leeuwarden, met werk van Piet Paaltjens. Ik denk niet dat mijn tussendialogen tegen de gedichten van Piet Paaltjens op konden, maar ik heb nog een goede herinnering aan de in zichzelf opgesloten man die jij speelde, in een decor van wegwaaiende notitieblaadjes, omhoogkruipende spinnen en smeltende engeltjes.
Het was een voorstelling waarin jij een gedoseerde, schaamteloze sentimentaliteit liet zien. Iets dat bijzonderder is dan je je in eerste instantie realiseert. Veel Nederlanders, acteurs voorop, schieten snel in relativering en cynisme. Dat doe jij niet. Jouw sterke wapen is een bewuste naïviteit, die heel snel mededogen oproept met het sentiment, de lompheid en de woede van de personages die je speelt.

Ik zal maar niet te gretig in de valkuil trappen om oude toneelanekdotes op te halen. Samengevat: op de laatste voorstelling in de Prinsentuin kwam in een gesprek met Wieke Roorda ‘Rolbrug’ ter sprake. Het stuk werd geproduceerd. Toen was onze verhouding vooral: beginnend toneelschrijver en ervaren acteur. Wat was ik vereerd dat jij samen met Wimie Wilhelm ‘Rolbrug’ wilde spelen. Je was bij De Voorziening aan de kant gezet, misschien wel het beste dat je is overkomen. En dat mij is overkomen, want daardoor had jij tijd en ruimte om ‘Fonger’ te spelen.
Van repetities op de lege zolder van het huis van de vader van Matthijs Rümke, naar voorstellingen in Zalen Schaaf, een tournee door het noorden, late night-voorstellingen in Bellevue, de nominatie voor de Prosceniumprijs, het toneelgala in de Koninklijke Schouwburg, het is allemaal heel snel gegaan toen.
Het heeft mij een spoor opgeleverd waar ik niet weer van afgeweken ben. En waar ik tot de dag van vandaag jou als onmisbaar element van ben gaan zien. Stukken over mensen die geworteld zijn in de maatschappij, niet in een theatrale traditie of discussie. Aardse mensen, poten in de klei. Als geen ander voel jij de taal van de mensen aan, hun snelle en misschien soms onnavolgbare logica, hun verontwaardiging, hun goede bedoelingen, hun lompheid die toch steeds weer te vergeven is. Joop, als je nog een acteur kent die zo speelt, geef me dan alsjeblieft hun naam en adres, want ik ken tot nu toe echt maar één Joop.

Nummer drie werd Johnny Jordaan in ‘Abe’. O saberiosia, er zijn tijden geweest dat het lied maar niet uit mijn hoofd wou, en ik zie je nog zwieren over het veld van het oude Abe Lenstra-stadion. Het is een kant van jou die zich nu minder aandient. Maar mijn eerste herinnering aan jou was toch een optreden met smartlappen op een harmonica op de Wereldtheaterdag in Drachten.

Ik weet nog dat je boos was toen je hoorde dat ik via de contacten van Wimie Wilhelm Kooibos ging schrijven voor Bellevue. Dy ferrekte Amsterdammers altyd, zoiets zei je. Dat jij je gepasseerd voelde, dat was niet bij me opgekomen, daarvoor was ik veel te veel vereerd dat je überhaupt ‘Rolbrug’ had willen spelen. Maar ik had nog een buurman waarover ik graag een stuk wilde schrijven, en jij nog een studiegenoot met wie je graag wilde spelen. Het werd ‘Hanebuurt’, samen met Gees Linnebank, Milushka Birge, weer met Matthijs Rümke en Henk Kraaijenzank. Het is volgens mij je meest goedmoedige rol. Een man die de zusters niet tot last wil zijn en die vriendelijk ‘Dank u’ zegt, als de zuster hem bij de intake vraagt of hij rookt.

‘Hanebuurt’ werd unaniem erg goed ontvangen. En al is Jochem een mooie rol, dramatisch was het zeker niet mijn sterkste stuk. Als ik ergens de kwaliteit heb gezien die een oorspronkelijk en vakbekwaam acteur kan toevoegen aan een tekst, dan is het wel in ‘Hanebuurt’.
Toen Ben Sombogaart er een verfilming van maakte, heb ik me dan ook sterk gemaakt voor jou als Jochem. Niet dat ik Ben niet vertrouwde, maar jij was mijn garantiebewijs. Als Joop er in zit, komt het goed. En het kwam goed.

In ‘Kooibos’ zat je niet. Een veel betere tekst, maar ik heb van mensen gehoord: een mooi stuk, mooie voorstelling, maar ik miste Joop.

Nummer zes: ‘Vader en zoon’ bij het Theater van het Oosten, met Mats. Vader en zoon op het toneel en in het echt. Ik ruik Mats’ stickie nog, maar ik herinner me ook hoe jij door de vaderrol plotseling een verantwoordelijkheid kreeg die je anders veel minder liet zien. Ik vind dat je als acteur altijd transparant bent, je ziet de authentieke Joop door de rolfiguur heen. Vaak is dat een verontwaardigde man, kwetsbaar en gevaarlijk tegelijk in zijn impulsiviteit. In ‘Vader en zoon’ zag je dezelfde kwetsbaarheid nu juist in jouw vaderrol.

Nummer zeven was ‘Ach en weestate’. Weer zo’n tekst die wel voer bij jouw spel. In dit geval geloof ik nog wel het meest jouw komisch talent. De scène waarin je een volstrekt verdwaald gezelschap vermaakte met een act met een bolle wangen-masker op, ik voel nog de pijn van het lachen.

Nummer acht was de enige keer dat je een tekst van mij regisseerde. Nu moet je misschien diep nadenken. ‘Miskerst’, een kerstvoorstelling vanuit De Bres, een theaterwerkplaatsje dat wij samen vanuit Stadsschouwburg De Harmonie gebruikten om wat kleinschalige activiteiten op te zetten. Je hebt er ‘Dinner for two’ gespeeld, we hebben een schrijfproject Leeuwarden 12 x 12 x 12 uitgevoerd. En je hebt er ‘Miskerst’ geregisseerd, met docenten drama. Het was een kant van je functioneren als acteur die je toen erg sterk had. De behoefte om jonge mensen op te leiden in het vak. Je ervaring delen, vooral als acteur. Ook als je lessen gaf op de Opleiding Docent Theater in Leeuwarden spatte de toewijding eraf.
En ik heb nog een heel typerende anekdote. Er was nauwelijks geld voor het een en ander, en ik herinner me als de dag van gister dat je zei: ‘Ik hâld der mei op, sy nimme it net serieus, ik ferrek it’. Toen in een gesprek met de directie diezelfde conclusie getrokken werd, was jij weer furieus. ‘Wat miene sy wol net, no wolle sy der mei ophâlde, mar dat pik ik net. Ik lit net oer my hinne rinne!’

Nummer negen is een van de dierbaarste herinneringen. We hadden een stijl van aardse, volkse stukken ontwikkeld, maar wel in het Nederlands. Toen ik bij Hans Man in ’t Veld met het idee kwam voor ‘Lette ropping’, was Anny van Hoof uitgesproken. Ik doe het graag, maar alleen als Joop het speelt. Hoe belangrijk is dat standpunt van Anny geweest. Doordat jij het speelde, kon ik de sfeer van de Nederlandse stukken meenemen naar de Friese stukken. Ik heb nog nooit meegemaakt dat de eerste zin meteen een dikke lach was. Jij kreeg het voor elkaar: ‘Sille wy even stil wêze’.
En daarna was het mededogen voor de koster onafgebroken. De man die hoopte te kunnen gloriëren bij het inwerken van de nieuwe dominee verloor alles wat hij had: zijn vrouw, zijn zelfrespect en de overtuiging dat hij een goede Sinterklaas voor het dorp was. En waarschijnlijk was hijzelf nog de grootste oorzaak van dat verlies. Wat een mededogen, wat een herkenning, wat een humor. Die woorden die je als toeschouwer denkt als je jou ziet spelen. Het lijkt allemaal zo makkelijk, maar er zit zoveel vakmanschap en eigenzinnigheid achter.

Joop, je hebt me toch echt wel een beetje ontdekt tijdens de lezing van ‘Rolbrug’, je hebt me een aantal malen gered met half-gelukte stukken, je bent een theatrale soulmate. Dank je wel daarvoor.

Maar dank je wel is het niet laatste woord dat ik zou willen zeggen. Ik herinner me dat je in het voorjaar van 2010 zei dat je over anderhalf jaar 65 zou worden.
– ‘Hast der sin oan?’
– ‘Ik fyn it freeslik.’
Een paar maanden later spraken we er weer over. En dan zit ik ook veertig jaar in het vak, liet je terloops vallen.
– ‘Weet je wat, Joop, ik schrijf voor jou een stuk ter ere van je jubileum en dan doen we de eerste repetitie op je verjaardag, een eerste lezing. Met je familie, vrienden en bekenden, de mensen die je dierbaar zijn. Na afloop zetten we een krat bier op tafel. De beste manier om jouw pensioengerechtigde leeftijd te bestrijden.’

De afgelopen maanden was jij regelmatig in mijn werkkamer. Figuurlijk dan. En ik heb je toen weer een beetje beter leren kennen. Ik had een stuk bedacht over een man die na de dood van zijn vrouw het bejaardenhuis introk, en een half jaar later er weer met een bejaardenverzorgster uitging. Ik had voor jou bedacht dat je een man was die vooruitliep op zijn eigen leeftijd, die zijn eigen toekomst al leefde voor die aan de hand was. Zoals onze maatschappij nu ook probeert zoveel mogelijk in de toekomst te leven. En ondertussen vergeten dat je ouder wordt en dood gaat. Jouw personage, Joop, was tevreden met zijn keuze om zijn vergankelijkheid onder ogen te zien en zou door de bejaardenverzorgster van Jelmar wakker geschud gaan worden. Zo werkt dat dus niet. Een personage dat met zichzelf in vrede leefde, dat is geen rol voor Joop, zei Anny toen ze een versie had gelezen. Joop is boos. Joop moet boos zijn. Dus we gaan nu een man zien die oorlog heeft met de hele wereld en het leven en met zichzelf in het bijzonder.
Daar zitten we dan. Jij veertig jaar in het vak, 65, en op de zoveelste eerste werkdag voor een nieuw project. We gaan niet het hele stuk lezen, daar is het te lang en voor sommigen hier te Fries voor. Maar we doen wel de eerste twee scènes en gaan overmorgen verder. Ik zou nu van alles kunnen zeggen over wat er moet met het stuk, waar ik op hoop en wat ik jullie toewens en dergelijke, maar eigenlijk is mijn grootste basisgevoel nu: het is aan jullie. En als Joop er maar in zit, dan komt eruit wat ik erin meende te stoppen en waarschijnlijk nog wel ietsje meer.

Joop, op de volgende projecten!

Bouke Oldenhof

Comments are closed.

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.