Schenking Schippers eerbetoon aan Museum Dr8888

Publisearre op 9 april 2014

DIRK VAN GINKEL – 

De schrijver K. Schippers heeft zijn uitgebreide Dada-archief, dat de basis vormt van zijn boek ‘Holland Dada’, geschonken aan Museum Dr8888. Vanaf 12 april wordt een belangrijk deel van dat archief tentoongesteld. Ook toont het museum dan contemporaine kunst en films over die periode. Een gesprek met K. Schippers over zijn jarenlange fascinatie voor Dada.

Er zullen niet veel mensen zijn die nog een cassettedeck in huis hebben en dat gebruiken ook. De schrijver K. Schippers (pseudoniem van Gerard Stigter) is de spreekwoordelijke uitzondering. ‘Moet je luisteren’, zegt hij. Uit de speakers in zijn woning te Amsterdam klinkt kraakhelder de stem van kunstenaar Paul Citroen. ‘Het is de opname van een gesprek dat ik zo’n veertig jaar geleden met hem voerde. Ik heb dit bandje net teruggevonden en er moet nog veel meer zijn. Wat een kwaliteit, hè? Zouden ze hier blij van worden bij Museum Dr8888?’

Al het materiaal dat ik in de loop van de tijd verzameld heb om ‘Holland Dada’ te kunnen maken, heb ik aan Museum Dr8888 gegeven. Het kan ze helpen bij het maken van tentoonstellingen en het maakt van het museum nog meer een kenniscentrum voor die periode dan het al is.

Holland Dada
Op 12 april begint in Museum Dr8888 de tentoonstelling ‘Holland Dada’. Aanleiding is de schenking van het Dada-archief van K. Schippers aan het museum. Het gaat vooral om het documentatiemateriaal dat de schrijver gebruikte voor zijn boek ‘Holland Dada’: brieven, foto’s, uitgetikte interviews van en over kunstenaars als Theo en Nelly van Doesburg, Otto van Rees en Adya van Rees-Dutilh, Kurt Schwitters, Evert en Thijs Rinsema en H.N. Werkman. En natuurlijk Paul Citroen, wiens boek ‘Palet’ uit 1931 voor Museum Dr8888 onlangs nog aanleiding was tot de grote expositie ‘Palet van het interbellum’. De geluidsopnamen die K. Schippers terugvond, worden aan de schenking toegevoegd.

Schwitters, Dada, Laurel & Hardy
De fascinatie van K. Schippers voor Dada begon in 1956 met een tentoonstelling over Kurt Schwitters in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Het maakte een ‘verpletterende indruk’ op hem. En de Dada-tentoonstelling twee jaar later in hetzelfde museum bevestigde hem alleen maar in zijn voorliefde voor deze vorm van kunst.

‘Ik bezocht die tentoonstellingen met mijn vrienden Henk Bernlef en Gerard Brands. Er waren in die tijd niet zoveel exposities, kunst kenden we eigenlijk alleen van prentbriefkaarten. En opeens kon je dit baanbrekende werk in het echt zien, in onze eigen stad nog wel. Het werk van Schwitters slechtte voor ons allerhande grenzen. Hij had kunstwerken gemaakt waarin hij gewone rommel – tramkaartjes, op straat gevonden papiertjes – en voorwerpen die daar niets mee te maken hadden met elkaar combineerde tot iets nieuws en opzienbarends. Zo kon je dus ook kunst maken. Dat maakte een diepe indruk op ons. Heel bevrijdend.

‘Er gebeurde in die tijd trouwens van alles: we zagen de toneelstukken van Beckett voor het eerst, er was jazz in het Concertgebouw, alles gistte en was nieuw. De jaren vijftig waren voor mij grootse jaren. Heel inspirerend ook. Na al die jaren van oorlog – na de Tweede Wereldoorlog kwamen Indonesië en Korea, je kreeg het gevoel dat het leven één groot tranendal van schietpartijen was – leken zich opeens nieuwe mogelijkheden aan te dienen: het idee bijvoorbeeld dat je zelf je bestaan kon vormgeven. Dat is de gedachte achter “Barbarber”.’

Het werk van Schwitters slechtte voor ons allerhande grenzen. Hij had kunstwerken gemaakt waarin hij gewone rommel en voorwerpen die daar niets mee te maken hadden met elkaar combineerde tot iets nieuws en opzienbarends. Zo kon je dus ook kunst maken. Heel bevrijdend.

In 1958 richtte K. Schippers samen met Brands en Bernlef het tijdschrift Barbarber op dat tot 1971 zou bestaan. Je kunt best zeggen dat Barbarber met al zijn aandacht voor het alledaagse voortbouwde op het werk van Schwitters, vooral wat teksten betreft. ‘Maar we hebben ook veel gehad aan Laurel & Hardy, The Marx Brothers en allerlei Amerikaanse showfilms’, voegt K. Schippers toe. ‘En er was een directe link met Dada: het ontstaan van die stroming hield verband met de Eerste Wereldoorlog, ons initiatief met de Tweede en wat daarna kwam.’

Schoenmakers in Drachten
De belangstelling van K. Schippers voor Dada en Schwitters bleef en kreeg een nieuwe impuls halverwege de jaren zestig. Toen hoorde hij van zijn uitgever Reinold Kuipers een verhaal over de schoenmakers Rinsema in Drachten die Kurt Schwitters gekend hadden. Schwitters in Nederland? K. Schippers wilde er het fijne van weten en reisde met Kuipers af naar het Friese stadje. Daar ontmoetten ze gemeentearchitect De Boer, die Schwitters had gekend, evenals de gebroeders Rinsema, en die bovendien met Theo van Doesburg had samengewerkt aan ontwerpen voor de Papegaaienbuurt en de nabij gelegen Rijkslandbouwwinterschool in Drachten.

Van het een kwam het ander. Na De Boer bezocht K. Schippers de zoon van een de schoenmakers. ‘Dat was een apotheker in Meppel. En die kon uit de eerste hand vertellen hoe hij Kurt Schwitters uit een raam had zien stappen, naar het bos lopen, in een boom klimmen om vogels na te doen. Dat was erg leuk. Ik heb daarna heel veel gesprekken gevoerd met mensen die bekend waren met die tijd en de Nederlandse Dada-kunstenaars. Daar is mijn boek “Holland Dada” uit voort gekomen. De eerste druk verscheen in 1974, een tweede – herzien en sterk uitgebreid – in 2000. Al het materiaal dat ik in de loop van de tijd verzameld heb om die boeken te kunnen maken, heb ik nu aan Museum Dr8888 gegeven. Het kan ze helpen bij het maken van tentoonstellingen, het maakt van het museum nog meer een kenniscentrum voor die periode dan het al is en misschien wil iemand het allemaal nog eens bestuderen voor een proefschrift ofzo. Het is beter dat museum het archief beheert dan dat het bij mij in de la ligt.’

De laatste twintig exemplaren van de tweede druk van ‘Holland Dada’ heeft Dr8888 ook van hem gekregen. ‘Het is uitverkocht. Wie nog een exemplaar wil, spoede zich naar het museum.’

Eerbetoon
Als ik K. Schippers vraag waarom hij zijn archief juist aan Museum Dr8888 heeft geschonken, vertelt hij over zijn Friese roots en over het feit dat Drachten een centrale rol vervulde in de vriendschap tussen Van Doesburg, Schwitters en de gebroeders Rinsema. ‘Maar dat ik Dr8888 het archief heb geschonken komt vooral doordat directeur Paulo Martina en onderzoekster Annemieke Keizer zo goed bezig zijn en zulke leuke tentoonstellingen maken. Zie het maar als een eerbetoon aan dat verdomd aardige museum.’

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels