Over ziekte, ziekten, ziektens en ziektes

Publisearre op 8 april 2015

HENK WOLF –  

Vandaag las ik een artikeltje waarin sprekers van het Nederlands er geducht van langs kregen, omdat ze de slot-n in meervouden zoals ziekten en mannen niet meer zouden uitspreken. De schrijver meende zelfs dat dat te verklaren was doordat de spraakorganen van de Nederlanders de afgelopen decennia minder zouden zijn geworden.

De spelling zet ons inderdaad een beetje op dat spoor. We schrijven meervoudsvormen immers nooit met een -e, maar altijd met -en. Maar wil dat zeggen dat we tot voor kort altijd -en zeiden? Wel, ten oosten van het IJsselmeer en in Zeeland misschien wel, maar in Utrecht, Holland en Brabant zeker niet.

Rond 1100 begint het huidige meervoudssysteem van de Germaanse talen zich te vormen. Woorden die van zichzelf op een -e eindigen, krijgen meestal een meervoud op ­-n, andere woorden meestal een -e. Man, dat voorheen ook in het meertal man was (denk aan het Engels), krijgt dan het meervoud manne, al komt sporadisch ook mannen en mans voor. Die afwisseling is in de middeleeuwen redelijk normaal: ding heeft in het Middelnederlands ook de meervouden dinge en dingen. In bepaalde streken is nog wat meer variatie, oostelijke dialecten hebben bijvoorbeeld ook een meervoud -er (‘eier’).

Na de middeleeuwen komt daar nog de vorm -ens of -es bij, die we kennen uit bijvoorbeeld het Friese wolkens of learzens. In de 18e eeuw is die vorm nog heel gewoon, vooral bij woorden die op een -e eindigen, zoals gemeente, begeerte en einde (gemeente(n)s, begeerte(n)s en einde(n)s). De meervoudsvorm begeerten zonder -s is volgens de 18e-eeuwse taalkundige Lambert ten Kate dan zelfs al uitgestorven.

Vanaf de 16e eeuw wordt het meervoud op -e langzamerhand zeldzamer op schrift. In de spreektaal blijft het gewoon bestaan, wat goed te zien is bij schrijvers zoals Bredero, die proberen in spreektaal te schrijven. De uitgang -e(n)s verdwijnt in de 19e eeuw ook uit de schrijftaal, maar niet uit de spreektaal. We houden dan op schrift ongeveer het huidige systeem over, met de meervouden -en en -s. Het meervoud op -e(n)s bestaat dan al zeker driehonderd jaar, het meervoud op -e al zevenhonderd jaar en bij veel woorden is het zelfs ouder dan het meervoud -en.

Misschien is het nog aardig om daarbij te vertellen dat de meervoudsuitgang -s een typisch Noordzee-Germaans verschijnsel is, dat al vroeg in de Engelse, Friese en Nedersaksische dialecten voorkwam, maar in Holland, Utrecht en Brabant relatief zeldzaam bleef tot in de 16e eeuw. In het Engels en West-Vlaams is het vandaag de dag heel gewoon en via nieuwe meervouden als syktes en mûnes zet de ontwikkeling zich nu ook in het Fries weer voort.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels