Met het sterven van de bij, sterven wij

Publisearre op 22 september 2016

MARIEKE VINCKERS – 

‘Let me tell you about the birds and the bees, and the flowers and the trees, and the moon up above, and a thing called love.’ In het afgelopen decennium stierven over de hele wereld grote aantallen bijenvolken. De bijen die ervoor zorgen dat bloemen en planten bevrucht raken, waardoor zij zich op hun beurt kunnen voortplanten. Bijen zorgen voor leven in de breedste zin van het woord. Wat is de oorzaak van die bijensterfte? En wat kan de mens er aan doen? Als het al niet zo is dat de mens de grootste veroorzaker is van het massaal sterven van de bij.

Ga even terug in de tijd. De schoolbanken in, biologieles. Wekelijks een uurtje, waarin werd verteld dat vruchten, groenten, zaden en noten zich alleen kunnen voortplanten door bestuivende insecten. En dan vertelde de juf over het belang van de bij, over meeldraden en stampers. De bij heeft een niet te onderschatten functie in ons ecosysteem. Fruitbomen, komkommers, meloenen en aardbeien; ze blijven bestaan bij de gratie van de bij. De bijensterfte staat dan ook hoog op de agenda in de wereld.

Die wereld komt bij elkaar in een piepklein dorpje in Fryslân, te weten: Tersoal. Daar woont Romée van der Zee, zij is internationaal bijendeskundige en bestudeert sinds 2003 de wintersterfte onder bijenvolken. In het kleine boerderijtje waar Van der Zee woont, is te zien dat zij leeft naar wat zij uitdraagt: ‘Er is iets te doen aan de klimaatverandering, als iedereen bewuster, zelfvoorzienend en energieneutraal zou leven.’ Van der Zee: “Het grote probleem zit ‘m bij de consument. Die gaat voor de kaas en de melk met de laagste prijs en maakt geen gebruik van andere mogelijkheden.”

 

Onderzoek
Toen rond 2008 Kamervragen kwamen over de wereldwijde bijensterfte, werd op verzoek van de Tweede Kamer door de minister van Landbouw een bedrag gereserveerd om nader onderzoek te doen. Dit werd uitgevoerd door Wageningen Universiteit (ALTERRA en PPO Bijen) en het door Van der Zee opgerichte Nederlands Centrum Bijenonderzoek onderzoek. Als voorzitter van de internationale wetenschappelijke werkgroep Bijen-Monitoring (COLOSS) analyseert zij sinds die tijd ook de internationale uitwintering van bijenvolken. Op dit moment heeft haar onderzoek drie pijlers:

 

  1. In welke mate heeft de imker een bijdrage op de bijensterfte (hoe gaat de imker om met zijn bijenvolken, hoe wordt de varroamijt wel/niet bestreden)?
  2. In welke mate heeft het grondgebruik rond de imkerij effect op de bijensterfte (wat zijn de foerageermogelijkheden voor de bij)?
  3. Hebben de weersomstandigheden wel of geen belangrijke rol in de bijensterfte?

 

Situatie Noord-Nederland
In sommige delen van Nederland is de kans op bijensterfte vrijwel steeds groter dan elders in Nederland. Op de relatief risicokaart 2016 van Europa staan Friesland en Groningen, net als een heel groot deel van Denemarken, Noord-Engeland, geheel Ierland, Zuid-Frankrijk en Spanje, roodgekleurd. De Nederlandse analyse van het afgelopen jaar heeft Van der Zee nog niet geanalyseerd, maar het lijkt erop dat, naast de negatieve indruk van het weer, ook het landgebruik een oorzaak is van de hogere kans op sterfte. In Groningen ligt een groot veengebied dat in Drenthe doorloopt als akkerbouwgebied. Geen ideale omstandigheden voor de bij. In Friesland veel weidelandschap. Vol met bloemen zou dat een ideale plek zijn. Die bloemen zijn echter ver te zoeken.

 

Oorzaken bijensterfte
Duidelijk is dat de bij het moeilijk heeft door een vijftal zaken. Het Louis Bolk instituut bracht in 2015 de brochure ‘Bijen op het landbouwbedrijf, Werken aan een bijvriendelijker platteland’. Dit instituut noemt de intensivering van het landgebruik als één van de oorzaken, daarnaast de blootstelling aan pesticiden, klimaatveranderingen en de parasitaire varroamijt: ‘Varroa Destructor’. Deze mijt zorgt voor een verzwakking van de bijenvolken en gevoeligheid voor ziekten en virussen. Ook zijn inteelt en verkeerde selectiecriteria in de honingbijenteelt genoemd als een verzwakkende factor (Bienefield, 1989).

 

‘Het gaat erom hoe wij besluiten met deze wereld om te gaan.’

 

Over de intensivering van het landgebruik is bijenonderzoekster Van der Zee zeer stellig: “Boeren willen vaak wel anders, maar krijgen daar de kans niet toe, vanwege de concurrentie met lage lonen landen. Zij krijgen daardoor een steeds lagere melkprijs. Biologische boeren ontvangen meer, maar hun producten zijn een paar cent duurder. Dáár ligt de mogelijkheid van consumenten om wel of niet een bijdrage te leveren aan het herstel van een bloemrijk grasland. Als ik met boeren uit de omgeving praat, dan zeggen die – terecht: “Vertel me maar hoe ik het anders moet doen.” De consument kan inderdaad het verschil maken. Het gaat erom hoe wij besluiten met deze wereld om te gaan.”

 

Anders boeren
Boer Jaring Brunia (30) uit Raerd laat zien dat het anders kan. En ja, dat levert dikwijls een discussie op met boeren die, in tegenstelling tot hem, wel een megastal hebben, de koeien voornamelijk binnen hebben staan, antibiotica toedienen en de beesten krachtvoer geven om toch vooral zoveel mogelijk melk te produceren. Die zeggen: “Zoals jij boert, dat kan niet.” Maar het is een ‘finaal andere insteek’ zegt Jaring. Het dorpswinkeltje op de hoek kun je ook niet vergelijken met de Albert Heyn-keten. Deze boer heeft een uitgekiend beweidingssysteem en daarmee een goed verdienmodel.

 

‘Yn ‘e eagen fan oaren haw ik flutkij.’

 

Jaring vindt dat we zijn doorgeschoten in efficiency: “Wat is it bêste foer, wat is de bêste trekker en wat is de bêste stal? Asto dy dingen by elkoar optelst, dan komst net by it bêste systeem út. Sjoch, ik haw yn ‘e eagen fan oaren flutkij. Se jouwe miskien mar de helte fan wat in krêftko jout, mar se kinne it wol gewoan dwaan mei dit gers”, en hij wijst naar zijn land dat vol staat met klaver, cichorei, paardenbloemen en smalle weegbree. “Do moast net fan alles it bêste haw wolle, do moast it bêste systeem haw wolle. It is krekt hoe’t Cruijff it sei: “Je gaat het pas zien als je het door hebt.”

“It moat sa simpel mooglik bliuwe. In oar seit dat it hiel ingewikkeld is om it sa te dwaan. Dat is net sa. De wrâld moat feroarje, dat sawysa, mar ik sil minsken net oertsjûgje dat se it ek sa dwaan moatte. Do moast it dwaan fanút in yntrinsike motivaasje, allinnich dan wurket it.” Jaring vindt dat de boerensector teveel meegaat in negativisme. “Do hearst allinnich mar dat it min giet. Dat der sa folle regels binne. Ik haw gjin lêst fan regels. Ik rin foar op ‘e regels. Foar gjin goud soe ik myn kij binnen hawwe wolle, byfuorje en stront ôffiere moatte. Dit is hiel oars wurkjen. Sa buorkje makket my gelokkich.”

 

Verschillende biotopen
En met ‘sa buorkje’ bedoelt hij: kleinschalig. Met een stuk land dat hij opdeelt in kleinere stukken. Dagelijks gebruikt hij vijf procent van het grondoppervlak, de andere 95% heeft dan rust. Dat gebied verschuift elke dag, waardoor er dus ook tal van verschillende biotopen zijn voor vogels en insecten. In de lente broeden hier volop weidevogels. Het rijke gras is voor de vogels altijd hoog genoeg om in te vluchten, bovendien is het een feestmaal voor bijen en andere insecten. De koeien van boer Brunia staan altijd maximaal twaalf uren op een perceel, daarna neemt hij ze mee naar het volgende. Na dertig dagen staan ze weer op het eerste stuk omheinde weide. Zo heeft het land tijd om te groeien. Het Engels raaigras zaait hij in met verschillende soorten kruiden. Hij wijst naar een stuk land in de verte. “Dat is myn moeras, dat haw ik seis jier lyn as earste oanlein. Yn ‘e maitiid is it dêr in lûd fan skriezen, ljippen, strânljippen en tsjirken. Sa moai!” In de zomer droogt het op en staan zijn koeien er. “Sjoch, en dat is myn bolle. Sa lang as er wurk hat, is er wol rêstich”, lacht hij. Natuurlijke dekking, dat hoort ook bij zijn manier van boeren.

Als alles hier in bloei staat, dan is het op deze plek iets buiten Raerd een zee van bijen, insecten en beesten, vertelt de jonge boer. Er is hier rijke voeding voor zowel zijn eigen beesten als de dieren die vleugels hebben. Schone grond, geen pesticiden; op dit kleine stukje aarde heeft de bij een grotere overlevingskans. Overigens is nog geen imker bij Jaring geweest om een kast neer te zetten.

 

Verknoeiing van de aarde
Imker Oene de Jong van Terschelling kijkt door zijn voorraam naar de overbuurman die net zijn kleine schare koeien binnenhaalt om te melken. “Ik heb een hele goeie buur”, knikt Oene tevreden. “Wij gaan respectloos om met de aarde. De bio-industrie? Ik vind dat echt iets verschrikkelijks. Als normaal mens zou je dat niet moeten willen, maar we doen er allemaal aan mee. Alleen maar omdat we goedkoop kippenvlees willen.” Zijn eigen grote grijze kippen lopen los over het erf. Daarvan ligt er binnenkort ongetwijfeld eentje op het bord. Zelf geslacht. Kakelvers. Terug naar de basis, dat is wat deze bijenhouder bepleit. Hij is dan ook tegen meer megastallen, waardoor er teveel mestoverschot is en waardoor er minder koeien in de wei staan.

 

Uitbreiding intensieve veehouderij
Over die megastallen en het mestoverschot schrijft de Friese Milieu Federatie (FMF) in maart dit jaar een stuk, als reactie op het besluit van staatssecretaris Van Dam (EZ), dat intensieve veehouders in de nabije toekomst nog verder kunnen uitbreiden. Inherent aan dat besluit werd ook het fosfaatplafond verhoogd. Gevolg: nog meer koeien. En dus: nog meer mest in Nederland.

Door het besluit van Van Dam dreigt Friese landschap verder te verschralen, kopt de FMF op de website (6 maart jl.). Het besluit zorgt ervoor dat intensieve veehouders nog verder kunnen uitbreiden en kleinere melkveehouders nauwelijks meer kunnen groeien. Hans van der Werf, directeur van de Friese Milieu Federatie zegt in het stuk dat hierdoor het Friese landschap verder dreigt te verschralen. “Individuele boeren kun je zoiets niet verwijten, zij zitten vast aan een systeem dat vooral gericht is op het produceren van zoveel mogelijk melk”, aldus Van der Werf.

 

Verschraling van het landschap
In bovenstaande betekenis van het woord is verschraling van het landschap: een eentonig groen landschap waarin minder koeien staan, waarin weidevogels hun plek niet vinden en waarin voor bijen meeldraden en stampers volledig onvindbaar zijn.

In een andere betekenis van het woord is verschraling juist het proces dat zorgt voor meer biodiversiteit. Op een voedselrijke bodem groeien alleen snelgroeiende soorten, vaak is dat alleen gras. Door de hoeveelheid voedingsstoffen (voornamelijk: stikstof, fosfaat en kalium) te verminderen, verschraalt de bodem. Op die verschraalde gronden ontstaat een vegetatie waarop meer soorten kunnen groeien. Niet alleen gras waar de bij niks aan heeft. Bloemen. Met meeldraden en stampers. Stuifmeel en nectar van koolzaad, klaver, tijm, paardenbloem. Daar kan de bij mee thuiskomen! Met aan haar pootjes prachtig gekleurde bollen stuifmeel gaat ze de kast binnen, ze zoekt een met bijenwas zelfgebouwd zeshoekig kamertje op om haar voorraad in achter te laten. Niet voor niets neemt Van der Zee in haar onderzoek de omgeving van imkerijen mee. Hoe ziet dat landschap eruit? Rijk of arm? En belangrijk: worden daar pesticiden gebruikt? Zo ja: welke?

 

Bestrijdingsmiddelen
De publicatie van het boek van Rachel Carson (Silent Spring) schudde in 1962 de hele wereld wakker. Het onderzoek van Carson bracht naar voren wat de invloed van het gebruik van pesticiden was op de sterfte onder (in haar onderzoek voornamelijk) vogels. Het DDT-gif werd na die publicatie wereldwijd verboden. Van der Zee: “Het minst gevaarlijke Neonicotinoïde (Thiacloprid) is in Nederland toegelaten, maar ik vond in mijn onderzoek wel een verband tussen bijenvolken en een verhoogde kans op sterfte. Let wel: sommige Neonicotinoïden zijn giftiger dan DDT. Ik denk dat deze bestrijdingsmiddelen ook gevolgen hebben die pas op langere termijn zichtbaar worden, zoals verzwakking van blootgestelde koninginnen.”

 

Imkerij Terschelling
Oene de Jong (Lies, Terschelling) houdt (zonder imkerpak aan) met de grootste voorzichtigheid een mand omhoog die hij onlangs als onderkomen aanbood aan een bijenvolk. Dikwijls wordt hij door eilanders gebeld: “Oene! er hangt hier een tros bijen aan de boom, kom je?!” De imker gaat langs met zijn mand, legt die voorzichtig over het volk heen en vertrekt dan weer. “Was dat het?”, vraagt de beller verbaasd. “Ik kom over een paar uurtjes wel terug”, antwoordt de imker dan. En bij terugkomst heeft het volk zich al een plek verschaft in de bijenmand die hij al zoemend onder de arm mee naar zijn tuin neemt.

 

Een superorganisme
Als Oene de onderzijde toont, hangt daar een groot zoemend krioelend geheel in. “Het is één groot wezen, zie je? Het is niet de bij die het verschil maakt in ons leven, het is het bijenvolk. Dat ademt. Dat leeft. Het is een staat op zich, een wezen, een superorganisme.” Dertig jaar lang werkte Oene als vogelwachter van Staatsbosbeheer op de Boschplaat van Terschelling. Het was zijn collega Jaap die op een goede dag plompverloren zei: “Ik snap eigenlijk niet dat jij geen bijen hebt!” Met die opmerking op zak ging Oene in 1976 op cursus. Bijencursus. En anno 2016 vertelt hij nog elke week aan toeristen hoe belangrijk die bij is. Maar meer nog: wat een prachtig organisme het is. “Kijk, wij mensen denken dat we alles weten hè. Dat is niet zo. Wij weten zo weinig over de natuur. De bij daarentegen…” En terwijl hij op zijn klompen naar één van zijn kasten loopt, plukt hij een braam. “Hier, die is voor jou.”

Een moment daarvoor viel zijn blik in de bijkeuken op een beschilderd stuk hout, een familiestuk:

 

‘Maak elke maaltijd tot een feest

En voel u als een Prins, een Koning!

Hij schenkt gezondheid, kracht en geest

Hij voedt, verkwikt, versterkt, geneest,

De Terschellinger bijenhoning.’

 

Het winkeltje waar Oene jarenlang honing verkocht, heette dan ook ‘De Honing Koning. Hij verkocht de honing in de jaren ’80 voor zeven gulden. In de winkel, waar ze er geen werk aan hadden, ging het gouden goed voor veertien gulden over de toonbank. “Daar kon ik me wel over opwinden. Ik kreeg immers alle prikken.” Met zijn klompen stapt hij over het hoge gras naar zijn kasten achter in de tuin. Drie bij huis en er staan nog drie op de Boschplaat waar ‘zijn’ bijen honing maken van Lamsoor. De paarse bloem bloeit vanaf de eerste week van juli. “Maar met één springtijvloed, die gepaard gaat met een storm uit het noordwesten, is het gedaan! Hoge waterstanden. De openstaande bloemetjes van de lamsoor kunnen niet tegen het zout en gaan kapot.”

 

Parasiet bestrijden
Honing verkoopt de eilander imker niet meer, al maakt hij het nog wel voor eigen gebruik. Maar de tijd dat hij vijftig volken had (lees: vijftig kasten met daarin op hoogtijdagen in de zomer vijftig- tot zestigduizend bijen per volk) is voorbij. Met de bijensterfte heeft dat niet direct iets te maken. “Je moet weten, ik ben echt knettergek van die bijen, ik vind het ’t meest bijzondere organisme op aarde, maar de varroamijt heeft mijn enthousiasme getemperd. Ik vind dat zelf ook heel jammer. Je krijgt het mooiste van de bloem in een potje, en nu moet je als imker die parasiet bestrijden met rotzooi. Dat past niet in mijn denkwereld.”

 

Varroamijt
Over de varroamijt is deze imker dan ook een andere mening toegedaan dan de bijenhouders die de strijd aangaan met de parasiet. “Een ziekte zal zijn gastheer nooit helemaal te gronde richten, want daarmee richt hij zichzelf te gronde”, zegt Oene. “Om een vergelijking te maken: toen wij in 1492 naar Amerika gingen, stierven de Indianen en masse aan de griep die wij meebrachten. Dat kwam omdat het nieuw voor hen was. Zij waren daartegen niet bestand. Achter het Oeralgebergte leefden bijen die besmet waren met de varroamijt. Die bijen konden daarmee overweg. Kijk, er zijn natuurlijke grenzen. Die zijn er niet voor niets. Door geknoei met kweekgewassen en door het verhuizen van bijenvolken en koninginnen, hebben wij er zelf voor gezorgd dat die mijt hier kwam. Ik geloof erin dat onze bijen uiteindelijk ook weerstand kunnen bieden tegen die parasiet. Alleen wij mensen hebben altijd haast. Alles moet snel. Daarom gaan we de mijt te lijf. Maar kijk eens naar zo’n bij, zo’n intelligent wezen heb je nooit eerder gezien.”

 

‘Een ziekte zal zijn gastheer nooit helemaal te gronde richten, want daarmee richt hij zichzelf te gronde.’

 

Hij haalt een raat uit één van zijn kasten. Toont de kamers. De open plekken waar nog honing of een eitje in komt. De plekken die al gevuld zijn. De kamers waarin bijenbaby’s liggen die standaard na eenentwintig dagen uit de kamer komen. (Een koningin standaard na zeventien dagen.) Bijenwetten. Op de raat is tussen de gesloten kamers een grote rij te zien waar kamers weer zijn opengemaakt. “Hagelschot noemen we dat.” Het is inderdaad net of er een stuk tussenuit geschoten is. “En het mooiste is natuurlijk aaneengesloten broed”, vertelt Oene. Hij kijkt. Trekt zijn wenkbrauwen op. En lacht dan: “Of niet?”

“Nee! Zie je? Dat is nou weer typisch een mensengedachte. Ik had het er laatst over met een andere imker. Misschien, maar dit is een hypothese, is het wel zo dat die bijen zelf het broed ertussenuit halen dat besmet is met die mijt. Wij denken: Ach, wat zonde, de bij is niet geboren, hij is er vroegtijdig uitgehaald. Maar we weten niet waarom dat is gebeurd. Wij denken: er zitten gaten in de raat, zonde, slechte koningin, maar misschien zijn dit juist wel de allerbeste volken. Het volk dat een zieke bij waar een mijt op zit, ertussenuit haalt. Zij bestrijden zelf die mijt. Niet wetenschappelijk bewezen, maar als je ziet hoe intelligent dat beestje is, dan zou het zo maar eens kunnen. Misschien moeten wij mensen de bij wel tijd geven om aan de mijt te wennen. Moeten we accepteren dat er tijdelijk volken zijn die geen honing opleveren. Wij hebben dat niet in de hand en we moeten dat misschien ook niet willen.”

 

Bijenvereniging Súdwest-Fryslân
Imker Zeinstra, tevens voorzitter van de Bijenvereniging Súdwest-Fryslân is een andere mening toegedaan als het om de bestrijding van de varroamijt gaat. “As we dat net dogge, dan binne we ferlern”, zegt hij. Bijenonderzoekster Van der Zee vertelt dat de warme lentes geen goed doen, omdat de parasiet zich in het broed van bijen vermeerdert. Zodra het buiten boven zes graden wordt beginnen bijenvolken met hun broednest. Een koude maartmaand kan daarom verhinderen dat er een grote mijtenpopulatie ontstaat, waardoor het risico op wintersterfte voor het bijenvolk aanzienlijk afneemt. De klimaatverandering, de verwarming van de aarde, speelt de bij zodoende ook parten.

Zeinstra uit Witmarsum is een bijenliefhebber pur sang. “In swerm bijen klinkt my as muzyk yn ‘e earen. Dat swermen is fenomenaal. De loft hielendal swart fan ‘e bijen. Se sykje in plak om te hingjen. It is mar goed dat der imkers binne om se in hûs te jaan.” Maar, die imker moet wel goed met zijn volk omgaan en ervoor zorgen dat het volk gezond blijft, bepleit hij. En dat betekent drie dingen: zorgen voor een jonge koningin, zodat er nieuwe, jonge, sterke volken blijven komen. Zorgen voor goed materiaal (lees: bijenraten). Hygiëne: het ontsmetten van de kast en het bestrijden van de varroamijt. Dat doet hij met natuurlijke middelen als oxaalzuur of mierenzuur. “Docht in imker dat net, dan komt it net klear, dan stjert sa’n folk úteinlik út.”

 

Rommelhoekjes weg
Deze imker uit Witmarsum noemt als grootste probleem het gemis van de bloemen in de weide. Al veertig jaar houdt Zeinstra bijen en de laatste decennia wordt het elk jaar slechter met de dracht: de bijen komen met steeds minder stuifmeel thuis. “De yntensivearing fan ‘e lânbou is gjin foarútgong yn myn eagen. As ik nei kollega’s yn Noard Dútslân sjoch, dan docht dy it folle better. No is de grûn der ek geskikter dan hjir op ‘e dikke klaai fansels, mar it giet ek om ‘e omjouwing. It is dêr rommelich. Net fan dy strakke pleatsen dêr’t gjin wylde blom te fine is. Moast hjir ris sjen. It is hjir fierstente skjin. Der is net mear in stikel te finen! Wêr binne de rommelhoekjes? Fuort.”

 

Sterven wij met de bij?
Jewel Akens bezong zijn bruinogige liefde in de jaren ’60, hij zong over vogels en bijen, ‘and a thing called lohohove’. Misschien is dat wel precies waar het om gaat; moeten we met meer liefde naar de aarde kijken, naar de harde zoemende werkers die ervoor zorgen dat er leven is, dat bloemen en bomen in bloei staan waar wij de vruchten van plukken. That’s the thing called love. Maar het inhalige van de mens is sterk verweven in de samenleving, zegt Oene de Jong op Terschelling: “De mens wil het liefst een kraan aan die bijenkast vastbinden en zien dat daar achter mekaar de honing uit sijpelt.” Of wij sterven met de bij? Nee, er ontstaat grote schaarste en we zullen minder bestoven producten kunnen vinden in de schappen. Minder kleur. Minder gezondheid. Is dat iets waar wij NU wat aan kunnen doen? Ja.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels