fotografy: Inge Nicolaij

It Analoge Ambacht

Op snein 28 augustus presintearren ‘de Moanne’ en tydskrift ‘Noorderbreedte’ it Analoge Ambacht. Fjouwer teams fan skriuwers en fotografen dy’t harren ynspirearje lieten troch de fraach wat der gebeurt as it ljocht it papier rekket, en de pen?

Harren wurk wie tidens it UIT Festival te sjen en te hearren yn de Pier Pander timpel en sil ferskine yn it kommende nûmer fan ‘de Moanne’. Hjir alfêst in foarpriuwke fan Jaap Krol en Inge Nicolaij.

De kopman

I.
Het was vroeg in de ochtend, de duisternis hing nog in de sneeuwwitte straat toen mijn vader me riep. Ik rende naar beneden, mijn moeder was er ook al.
Daar stond hij: een vrijwel spiksplinternieuwe oranje Batavus, met tien versnellingen en een pakjesdrager. De spaken glommen van nieuwigheid en de velgen leken wel van echt zilver.
‘Voor als je moet sprinten,’ zei mijn vader.
‘Niet vallen hoor,’ vervolgde mijn moeder.
Mijn vader had een bidon in zijn hand, mijn moeder twee fietshandschoentjes. Daar kwam mijn zus ook al aangesloft.
‘F’lcitrd…’ zei ze na een poosje en ze gaf me en petje waar ‘SRV’ op stond. Ik wist dat het niets had gekost, want ze lagen gewoon bij de kassa van de melkboer.
‘Had je niet iets kunnen kopen voor je broertje?’ vroeg mijn vader.
‘Nôh… neu,’ antwoordde ze, waarna ze weer wegslofte.
Ik vond het stom en wilde er iets van zeggen, maar mijn moeder zei: ‘laat haar maar even.’
Mijn vader ging bij de tafel zitten en dronk koffie. ’s Ochtends rookt hij altijd een sigaret en blaast hij de rook strak de kamer in. Mijn moeder loopt altijd op bruine schoenen door het huis en drinkt meestal thee. Mijn zus is twee jaar ouder dan ik. Mijn naam is Hannes de Witte. Ik wil later wielrenner worden. Als ik in Wie van de drie had gezeten, zei ik het zo:
‘Mijn naam is Hannes de Witte. Ik wil later wielrenner worden.’
‘Mijn naam is Hannes de Witte. Ik wil later wielrenner worden.’
‘Mijn naam is Hannes de Witte. Ik wil later wielrenner worden.’
Daarna zei Herman Emmink:
‘Mijn naam is Hannes de Witte. Ik wil later wielrenner worden, maar zit nu nog op de lagere school. Was getekend: Hannes de Witte.’
Dat ‘later’ duurde die ochtend nog wel even, want ik mocht niet met de racefiets naar buiten.
‘Waarom niet?’ probeerde ik nog.
‘Hij wordt vies met die sneeuw,’ hoorde ik mijn vader zeggen. ‘Dat is slecht voor de kogellagers en de spaken.’
‘Als het voorjaar is, haal je hem maar uit de schuur,’ vervolgde mijn moeder.
‘Luister naar je moeder,’ zei mijn vader.
‘Laat je vader maar kletsen hoor,’ antwoordde mijn moeder.
Het zou allemaal wel, maar ondertussen had ik nog altijd niet op de fiets gezeten. Ik gooide daarom eerst de SRV-pet op tafel en greep het stuur. Mijn vader hield het pakjesdrager vast, terwijl mijn moeder een foto maakte.
Voorzichtig zette ik mijn voeten in de ijzeren trapclips. Ik kon niet naar voren trappen, maar wel naar achteren. Ik legde dus mijn handen op het racefietsstuur en trapte achteruit. De ketting gleed mooi mee, alsof hij werd aangedreven door duizenden kwetterende vogeltjes.
Met duim en wijsvinger tipte ik de versnelling even aan, waarna ik de ketting moeiteloos over de tandwielen hoorde floepen.
Door het raam zag ik de ontwakende straat liggen. Onze Corolla was voor het huis geparkeerd en de gemeenteperkjes waren wit. Ik legde de handen in de beugel van het stuur en ging erbij staan. Mijn moeder maakte nog een foto en gaf me toen de fietshandschoentjes. Al trappend deed ik ze aan. De bidon ging in de bidonhouder en de SRV-pet ging op mijn hoofd.
Ik hoorde dat mijn vader tegen mijn moeder zei dat hij nog niet wist hoe laat hij vanavond thuis zou zijn. Mijn moeder zei dat hij niet van die rare dingen moest zeggen. Wat ze daar nou weer mee bedoelde? vroeg mijn vader. Mijn moeders stem klonk vol ongeloof, daarom gaf ze vast nog geen antwoord.
Ik legde mijn handen weer op het stuur, liet mijn wangen even ploffen en hoorde de stemmen weer. Ze komen altijd als ik aan het fietsen ben. De ene stem zei: ‘Het peloton lijkt vandaag wel een slak. Tjongejongejonge.’ De andere stem vervolgde: ‘Het zijn allemaal duurbetaalde profs, maar daar merk je nu niks van.’ Toen riep de andere plotseling: ‘Maar wie is dat? Dat is Hannes de Witte! Hannes de Witte demarreert! Niemand kan hem volgen!’ De andere stem schreeuwde: ‘De Witte is los! Wat een beest! Iedereen wil aanklampen, maar niemand kan het! En dan gaat het ook nog regenen!’ Waarna de andere zei: ‘O, o, o, wat ben je machtig als je dít kunt!’
Ik trapte dus keihard, kreeg het warm en nam al trappend een slok uit de bidon. Maar mijn vader vond het wel weer genoeg zo en deed zijn jas aan.
‘Nou, aankleden en naar school. En je moeder niet tegenspreken.’
‘Doe maar gauw wat je vader zegt,’ vervolgde mijn moeder.
Ik had het er maar moeilijk mee op mijn verjaardag. Mijn moeder zegt altijd dat ik moet doen wat mijn vader zegt, mijn zus moet ik maar even laten. Als ik dat allemaal niet doe, is het gedaan met de lieve vrede.

II.
Ik had de racefiets niet in de schuur, maar op mijn slaapkamer gezet – veel beter voor hem. Op een avond was mijn vader weg en ging de telefoon. Mijn moeder nam op. Ze zweeg lange tijd en zei soms ‘ja’, ‘mm’ of ‘o’. Daarna meende ik dat ze zei ‘Wanneer kom je dan?’ gevolgd door ‘Hoezo morgen?’, waarna het vragen maar doorging. Ik hoopte dat het over het nieuwe tuingereedschap ging, of anders over een nieuwe auto of bank.
Of dat het anders iemand was die ik ook wel weer kende. Voetstappen zouden dan naar de trap gaan en roepen: ‘Hannes, telefoon voor je!’
‘Ik kom eraan!’ had ik dan gezegd.
Het kon belangrijk zijn, maar ik liep rustig naar beneden en pakte de hoorn van de tafel.
‘Hannes de Witte, met wie spreek ik?’
‘Dag Hannes, het is met Peter.’
‘Dag Peter.’
‘Heb je al een besluit genomen?’
‘Waarover?’
‘Over mijn vraag?’
‘Ik denk er nog over na.’
‘Je weet dat ik je nodig heb.’
‘Mmm… Wat voor kleren krijg ik dan?’
‘Je krijgt echte Rally T-Creda-shirts. Zwart, rood en geel.’
‘Wie doen er nog meer mee?’
‘Nou, in ieder geval Gerrie Knetemann, Jan Raas en Joop Zoetemelk.’
‘En Johan van der Velde?’
‘Ja, die ook.’
‘Slapen we elke avond in een hotel?’
‘Ja.’
‘En eten we elke dag spaghetti?’
‘Ja.’
‘Met biefstuk?’
‘Ja.’
‘Ik denk er nog even over na.’
‘Goed, doe dat. Maar laat het me op tijd weten, want vol is vol. En, Hannes?’
‘Ja?’
‘Ehm… nee… laat maar.’
Ik legde op, draaide me rustig om en zei: ‘Dat was Peter Post. Hij vroeg of ik meedoe met de Tour de France.’
Mijn moeder legde haar plotseling vuurrode hoofd in haar handen en mijn afluisterende zus zei ‘ooh!’
Ik keek door het raam en zag mezelf voor de klerenkast staan. Het oranje van de racefiets kleurde de kamer en de remkabels kwamen net boven de vensterbank uit. Mijn moeder had opgelegd, beneden werd het stil. Peter Post had precies op het juiste moment gebeld.

III.
Van mijn vader kreeg ik geld om sigaretten te kopen. Van wat ik overhield mocht ik wielerplaatjes kopen voor het wieleralbum. In de pakjes zaten Michel Pollentier, Francesco Moser, Gilbert Duclos-Lasalle, Jean-René Bernaudeau, Freddy Maertens, Fons de Wolf, Jos Lammertink, Sean Kelly, Walter Planckaert, Henk Lubberding, Joop Zoetemelk, Jan Raas, Guy Nulens, Joop Zoetemelk, Hennie Kuiper, Rudy Pevenage, Cees Priem, Sean Kelly, Bert Oosterbosch, Etienne de Wilde, Hennie Kuiper, Hennie Kuiper, Joaquim Agostinho, Jan-Luc Vandenbroucke, Bernard Hinault, Walter Planckaert, Henk Lubberding, Roger de Vlaeminck, Phil Anderson, Michel Pollentier, Robert Millar, Claudio Corti, Phil Anderson, Fons de Wolf en Dietrich Thurau. En Hennie Kuiper. Plus Joop Zoetemelk. Mijn zus was fan van Olivia Night’n-John, ee-el-oo en Donna Summer en rookte stiekem uit het raam.
We waren boven toen het beneden begon te stormen. Via het bed ging ik snel op de racefiets zitten. Toen ik begon te trappen en Olivia Night’n-John ‘Sennedoe’ begon te zingen, kwamen de stemmen weer.
‘Hannes de Witte vindt weer aansluiting bij de kopgroep.’
‘Knappe prestatie, want in deze rit fietsen alleen de besten mee.’
‘De aller- allerbesten.’
‘De Witte kende immers veel blessureleed.’
‘Ja, héél veel. Weet je nog die dramatische valpartij in die bocht bij dat dal? Zijn quartz horloge tikte nog.’
‘Overal bloed, ook op zijn hoofd.’
‘Nou! Hij zou ook eerst niet meedoen, maar Peter Post heeft hem overgehaald om mee te doen met de Rally T-Creda-ploeg.’
‘Daarom is het ook zo knap dat hij meedoet met de besten.’
‘Het peloton nadert de finish, de koers wordt alweer beslist in een massasprint.’
‘Nog één bocht naar links en dan nog vijfhonderd meter. Wie nu niet van voren zit is er niet bij.
‘Ik zie Kelly, ik zie Kuiper, ik zie Bernaudeau, Agostinho, Thurau, Hinault en ik zie de Witte.’
‘Vanuit de lucht zie je hoe hard deze mannen gaan. Het is een lang lint.’
‘Alle favorieten hebben zich al van voren gemeld. Ook onze landgenoten Zoetemelk, Raas, Knetemann en de Witte.
‘Ze zijn duidelijk herkenbaar aan hun Rally T-Credashirts. Hier is die scherpe bocht!’
‘Nee! Een politieagent staat een foto te nemen! De wielrenners kunnen hem maar net ontwijken!’
‘Een schande voor de wielersport! O, o, o!’
‘Honderdvijftig renners naderen de finish. Het is Freddy Maertens die de sprint aantrekt, het is Maertens, het is Maertens, nee, het is Agostinho, het is Agostinho, het is Agostinho, nee, het is Kelly, het is Kelly, Kelly, Kelly, Sean Kelly, en daar is De Witte! Het is De Witte die de koers lijkt te beslissen! Het is De Witte! Het is de Witte! Het is de Witte! Hij is het!’
Ik zag het finishdoek al hangen, toen er op de deur werd gebonsd. Olivia Night’n-John zong eerst nog keihard verder, maar hield ineens op. Ik stapte van de fiets omdat ik beneden moest komen. Mijn moeder zat zwijgend aan tafel, mijn vader ging aan de andere kant zitten.

IV.
Toen het voorjaar werd, nam ik de fiets mee naar beneden. Eenmaal op het zadel zette ik de SRV-pet op en liet ik mijn wangen even ploffen.
Nu was het echt. Ik merkte dat de zwarte voorband soepel onder het stuur liep. Eigenlijk moest ik lachen, maar dat deed ik niet.
Ik schakelde en ging na de bocht meteen op de pedalen staan. Dit was echt wielrenachtig, want de sprint, tussensprint of ontsnapping is dan meestal dichtbij. Als hier dranghekken zouden staan, zou iedereen mij nakijken en daarna de radio naar het oor brengen.
Allemaal voor Hannes de Witte. Iedereen was voor hem.
Ik merkte dat ik de huizen met hun tuintjes en caravans op de stoep steeds sneller passeerde. De gemeenteconiferen zag ik niet meer en de schoolpleinen van de lts, mavo en leao vlogen voorbij. De bochten moest ik goed aansnijden, want ze waren allemaal even scherp.
Mijn kop werd licht van de wind. Dat moest ook, want mijn vader en moeder hadden lang in de keuken gestaan. Ik kon er in ieder geval maar net langs met mijn oranje Batavus. Daar waren de stemmen ook alweer. Ze komen altijd als ik ga wielrennen.
‘Voor degenen die wat later hebben ingeschakeld: na een lange etappe begint het peloton nu aan de loodzware bergklim.’
‘Hannes de Witte kon tot nu toe goed meekomen. Kan onze landgenoot toeslaan op deze van oudsher Nederlandse aankomstplaats? Ondanks die lekke band van daarnet in de afdaling?’
‘Met al die Franse renners weet je dat maar nooit. Daar gaat Hinault in ieder geval. Hij demarreert op de flanken. Joop Zoetemelk volgt hem, maar het gaatje wordt niet kleiner.’
‘En daar is De Witte! Duizenden landgenoten rennen met hem mee.’
‘O, o, o, dat is toch veel te gevaarlijk, mensen toch. Ga aan de kant!’
‘Kan hij bij Hinault en Zoetemelk komen? Ja! Dat kan hij!’
‘Aan de kant mensen! Hup!’
‘Het is erop en erover! De Fransman heeft het nakijken, Zoetemelk volgt nog, maar Hannes de Witte lijkt opnieuw een etappe te winnen! Ja, hij doet het!’
‘Hij pakt ook het geel!’
Ik was op het dak van het viaduct en stond stil. Onder mij raasde de snelweg. De flats stonden fier voor de straat waar ons huis in staat – poortwachters van een vierkante stad, zou ik later zeggen. Maar later zou ik hier niet meer zijn.
Ik meende dat ik een Corolla zag rijden. Ik weet het niet zeker, want er zijn veel Corolla’s.
Het had aan van alles kunnen liggen – ik had geen wielrenner moeten worden, ik had niet moeten zeuren om een fiets. We hadden hier ook niet moeten gaan wonen, want zoveel huizen op een rij, zoveel mensen bij elkaar is niet goed. Aan de andere kant: misschien zou hij terugkomen.

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.