fotografy: Linus Harms

‘Iets wat zo mooi is, moet door veel mensen gezien worden.’

KAREN BIES – 

Eelco van der Lingen (1971) is yn april 2017 beneamd ta kurator moderne en hjoeddeiske keunst yn it Fries Museum. Syn earste grutte wapenfeiten binne de tentoanstellingen ‘Phantom Limb – Art Beyond Escher’ en ‘Bearable’ fan Feiko Beckers. It is syn missy om hegere keunst tagonklik te meitsjen foar it grutte publyk.

Net allinnich de baan by it Fries Museum luts him, ek Fryslân. Eelco: ‘Ik ken Friesland sinds mijn ouders dertig jaar geleden naar Oudebildtzijl verhuisden. Toen mijn moeder nog leefde gingen wij wel eens samen op de fiets naar het Fries Museum. Ik had ook een Friese oma, zij kwam uit Wolvega. In Zuid-Holland is ze met mijn opa getrouwd. Ik ben opgegroeid in het Westland. Mijn oma had zo’n lief accent, zoals zij praatte niemand daar. Toen ik in Friesland ging werken vond ik de mensen ook meteen lief. Ik dacht nog: als deze baan in de Achterhoek was geweest, had ik dan ook gesolliciteerd? Het komt vast ook door mijn oma. Dit wordt wel een beetje een sentimenteel verhaal nu.’

 

Ik kwam erachter dat ik er goed in ben. Dat mensen ervaren en oppikken wat je hoopte dat ze zouden oppikken.

 

We gean noch even troch. Wêrom fûnsto it Westlands net moai?
‘Het is lui. Ze maken bijvoorbeeld geen onderscheid tussen “kennen” en “kunnen”. We kiezen één woord en dat gebruiken we voor alles. Het klinkt grof en de taal wordt beperkt gebezigd. Ik ergerde me daaraan en deed er niet aan mee. Mijn moeder ook niet. Mijn opa, de man van mijn oma uit Wolvega, was boekhandelaar. Dat werd gezien als “op stand”, dus misschien wilde ze daarom keurig zijn. Bij ons thuis stonden de muren vol met boeken. Mijn moeder las een boek per dag.’

 

Wiesto ek sa’n lêzer?
‘Ja. En we hadden zo’n Lekturamareeks met kunstboeken waarin ik graag zat te bladeren. Van Gogh, Picasso, Michelangelo. Ik wist al op mijn twaalfde dat ik kunstenaar wilde worden. Toen ik de prachtige tekeningen van Egon Schiele zag die hij maakte toen hij 17 jaar was zei ik tegen mezelf: “Als je kunstenaar wilt worden, moet je vanaf nu heel hard gaan werken.” Ik droeg mezelf op elke dag een uur te tekenen. Ik zette een stilleven neer en ging dat natekenen met potlood.’

 

De measte jonges fan dy leeftyd fuotbalje of sa.
‘In het dorp van kassenbouwers en hardwerkende mensen was ik een buitenbeentje. Een gevoelig tiepje, anders dan andere kinderen. Ik ging vaak alleen met bus 128 naar Boijmans van Beuningen in Rotterdam, op woensdagmiddag was dat gratis. In de Lekturamaboeken zag ik keurige schilderijen, en daar stond ik ineens in een zware zaal met werk van Anselm Kiefer, vol materie en expressie.’

 

Voor veel jonge kunstenaars is het fijn om te vertrekken uit de eigen omgeving. De kunstgeschiedenis bestaat alleen maar uit kunstenaars die elders gingen kijken.

 

Eelco gong nei de keunstakademy yn Den Haach.
‘Een echte schilderacademie. Schilderen was het hoogste, dat was mijn idee van kunst. Maar aan het einde van mijn opleiding begon ik te twijfelen. Toen kwamen de computers en ik voelde de impact van technologie. In de computer bestond alles uit materieloze data. En ik had een gang vol staan met half afgeschilderde doeken. Eigenlijk een raar en ouderwets gegeven dat je steeds zoveel grote dingen met je meetorst. Bijna direct na mijn opleiding ben ik met schilderen gestopt. Omdat het te weinig een kunst was van mijn tijd. Ik was te veel bezig in een lange traditie, ik wilde in het nú staan.

Nee, ik miste de romantiek van de kwast niet. Ik was gewoon bezig met creëren. Ik verzamelde in mijn hoofd wat daarvoor nodig was. Er valt wel eens wat af, maar dat is niet erg. Er komt iets anders voor in de plaats.’

 

Begjin jierren njoggentich, wat koest doe mei in kompjûter?
‘Heel weinig. Op de academie mocht ik wel eens achter de computer bij grafische vormgeving, maar eigenlijk gebruikten ze die vooral om letters te ontwerpen. Om een foto te gebruiken moest ik er heel langzaam een handscanner overheen halen. Als het misging had je een streep. Had je ’m gescand, bleek hij op zijn kant te staan. Moest je hem 90 graden roteren en dan ging je naar bed, hopende dat hij de volgende dag gedraaid was.’

Hy gong nei Londen. Oan de Middlesex University die Eelco in Masters Digital Arts. ‘Daar was een digitale kunsttraditie van mensen die al vroeg met computers werkten. Bijvoorbeeld iemand die op een fiets zat te trappen waardoor er een projectie ging draaien. Ik heb daar leren programmeren en me gespecialiseerd in 3D animatie. Ik heb daar ook leren schrijven. Er was een professor die tegen mij zei: “Je kunt wel alles schrijven, maar je moet je bij elke zin afvragen of het ook waar is.”

Mijn scriptie ging over de vraag hoe je “hogere” beeldende kunst en “lagere” beeldende kunst door technologie met elkaar kon verbinden. Ik vond het een probleem dat de kunst die ik zo waardeerde slechts voor een heel kleine groep mensen toegankelijk was. Tegelijk deden veel mensen computerspelletjes en keken ze films. Daar kregen ze heel veel uit mee, en toch bleef de beeldende kunst ontoegankelijk.’

 

Hoe krigest dy twa dingen dan byelkoar?
‘De beeldende kunst moest veel meer de systemen van de populaire media grijpen om mensen te betrekken bij het werk. Film werd lang gezien als platvloers, slecht voor je ziel. Schilderijen kijken zou juist goed zijn. Maar wat is het verschil tussen een film kijken omdat je graag wilt weten hoe het afloopt, en naar kunst kijken omdat je hoopt daarmee een hogere ervaring mee te maken? Kan het ook anders? Een oplossing was een crossover tussen die werelden. In alle tentoonstellingen die ik heb gemaakt zie je dat terug.’

‘Ik kwam er in Engeland achter dat ik als kunstenaar altijd heel erg met mezelf bezig was geweest. Ik zat beschermd in mijn atelier, kon rondkomen van stipendia, verkocht wel eens wat, hing in het Gemeentemuseum Den Haag en het Paleis op de Dam. Ik had geld, dus ik hoefde niet naar buiten om te werken. In Engeland zag ik kunstenaars gedwongen door financiële problemen werken als fietskoerier of in een telefooncentrale. De kunst in Engeland was toen heel erg bezig met de maatschappij. Het was de tijd van de Young British Artists, van Damien Hirst en kornuiten. Kunst gericht op populaire media. Ik vond dat opwindend, heel anders dan mijn eigen geschiedenis. Dus toen ik terugkwam wilde ik geen beurzen meer aanvragen. Ik ging op zoek naar een bijbaantje.’

Hy makke 3D animaasjes by in animaasjestudio yn Dútslân en wurke dêrnei by in reklameburo yn Amsterdam. ‘Daar leerde ik: je hebt een publiek, dat is ergens mee bezig. We gaan een brug slaan en gaan dat publiek bereiken. Een heel ander uitgangspunt dan wat een kunstenaar doet: die maakt iets, gaat ermee naar buiten en slechts een deel van de mensen pakt dat op. Wat ik leerde bij dat reclamebureau werd de basis voor Nest.’

Tsien jier lang wie Eelco direkteur fan Nest, in keunstplatfoarm yn Den Haach sûnder kolleksje mei aktuele útstallingen. ‘Als je een expositie maakt moet je letten op waar de kunstenaar het over heeft en hoe je daar een interessante verbinding mee maakt, binnen de kunst of met andere kunstenaars. En dan proberen het toegankelijk te maken voor mensen die er nog nooit van hebben gehoord.’

Mei de tentoanstelling ‘Lekker Licht’ yn it Centraal Museum Utrecht luts hy 46.000 minsken yn trije moanne tiid. ‘Ik kwam erachter dat ik er goed in ben. Dat mensen ervaren en oppikken wat je hoopte dat ze zouden oppikken.’

By it Fries Museum kin hy in folle grutter publyk berikke as by Nest. ‘Het is zonde dat iets wat zo mooi is, niet genoeg gezien wordt. Veel kunstenaars zijn ontzettend serieus met hun vak bezig. Ik gun hen ook dat hun werk meer gezien wordt dan dat ze zelf kunnen organiseren.’

Yn de tentoanstelling ‘Phantom Limb – Art Beyond Escher’ wurkje tsien keunstners krekt as Escher mei optyske yllúzjes. ‘Escher zei: “Ik kan het niet laten om aan het onomstotelijke van ons leven te twijfelen.” Dat doen deze kunstenaars ook. Kijken naar de wereld die voor de hand ligt en zeggen: “Hier klopt iets niet. Misschien zijn er werelden die we niet zien, die we negeren.” Beeldend kunstenaars kunnen ons bij alles laten twijfelen.’

 

En slagget it om de besikers oars nei de wrâld sjen te litten?
‘Het heeft weinig zin om het publiek met hele abstracte denkbeelden te confronteren waar ze nog niet aan toe zijn. Dus ik maak een stappenplan. Ik combineer werken die je begrijpt. Hele sensationele dingen die je helpen om ingewikkelde kunst te accepteren. Er ligt bijvoorbeeld een kistje met een klomp zout, dat is een eiland. Eerst geloof je dat niet. Maar als je de hele tentoonstelling afloopt vind je het niet gek meer dat je daar een eiland ziet liggen, ook al ligt er eigenlijk alleen een klomp zout.’

 

Minsken sykje wat dat se werkenne.
‘Maar je moet je er eerst aan overgeven. Kijk gewoon, vind er niet meteen iets van. Eerst wennen, dan zien, dan begrijpen, dan waarderen. Die laatste stap kun je ook lekker even uitstellen. Net zoals vreemde mensen uiteindelijk je beste vrienden kunnen worden.’

Op itselde momint rint yn it Fries Museum de tentoanstelling ‘Bearable’ mei fideoynstallaasjes fan performance-keunstner Feiko Beckers. Ut Wytmarsum. ‘Het interessante aan Feiko is dat hij een rare dwarsheid van gedachten heeft die ik, heel romantisch, koppel aan zijn Friese achtergrond.’

 

Wat sjochst dan foar Frysks oan him?
‘Hij heeft dat rare eigenzinnige, anders dan andere Nederlandse kunstenaars. Hij komt uit een klein dorp en hij legt de link met de maatschappij op een humoristische manier. Mij verbaasde het dat hij als Fries hier nog nooit een presentatie had gehad. Hij is van bovenlokaal belang en verdient een internationaal podium. Hij is na de kunstacademie in Groningen naar Amsterdam gegaan. Nu pendelt hij tussen Witmarsum en Brussel. Maar in Friesland kennen we hem nauwelijks.’

 

Is it goed foar keunstners om fuort te gean út Fryslân?
‘Gerrit Benner deed hetzelfde. Hij ging van Friesland naar Amsterdam en werd een belangrijk Fries kunstenaar. Friesland is niet zo groot, Nederland ook niet. Voor elke kunstenaar is het goed om andere omgevingen en mensen op te zoeken. Omdat het iets zegt over hoe dat zich tot jou verhoudt. Als je thuisblijft zit je altijd in dezelfde context. Het kan wel, maar het kan ook heel erg helpen ergens anders je pad uit te zetten omdat je daar iets anders leert.’

 

In soad Fryske keunstners ûntdekke yn har eigen achtertún hyltyd wer wat nijs en moais.
‘Ja, maar het is ook fijn om dat te toetsen aan of te presenteren in andere contexten. Om het er met anderen over te hebben. Als je er alleen met je buurman van beide zijden over kunt praten wordt je wereld klein. Voor veel jonge kunstenaars is het fijn om te vertrekken uit de eigen omgeving. De kunstgeschiedenis bestaat alleen maar uit kunstenaars die elders gingen kijken. In de renaissance gingen Nederlanders naar Italië, in de twintigste eeuw naar Frankrijk.’

 

Wat fynst fan de keunst dy’t wy yn Fryslân presintearje?
‘Ik ervaar het contrast met de Randstad als heel fijn. Alles wat je ziet in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zegt: “Dít speelt er op dit moment in de kunstwereld.” Ze willen toonaangevend zijn. Kunst is heel erg gericht op vernieuwing en op de mode. Maar eromheen is ook veel aan de hand dat daar geen aandacht krijgt, maar wel waarde heeft. Het is mooi dat je dat hier in Friesland wel kunt laten zien.’

 

Mar net sa fernijend.
‘Daar is ook geen noodzaak toe. Het is heel goed dat Friesland zijn eigen karakteristiek en dynamiek heeft. Het is niet zo dat het ene vooruitstrevend is en het andere niet. In de Randstad gaat het alléén maar om het nieuwste, maar daar valt dus ook heel veel aan de zijkanten af. Het is goed om een ander ritme te hebben, stil te staan bij andere dingen.’

 

It lânskip en de fiersichten is in weromkearend tema yn de Fryske keunst.
‘Ja, dat is ook een beleidslijn van het Fries Museum, het landschap speelt hier een belangrijke rol. Ik zou alleen dan niet het Friese landschap van vijftig jaar geleden laten zien, dat traditionele, dat ideaal. Het landschap ontwikkelt zich heel snel. Ik wil kijken wat er “glokaal” is, dus lokaal op andere plekken in de wereld. Wat er in China of Canada gebeurt heeft ongetwijfeld ook effect op de mensen hier, dus dat zie je hier terug. Ik vind het interessant om naar het landschap van nu te kijken en niet met een sentimentele bril op naar het landschap van vijftig jaar geleden.’

 

Oer fiersichten sprutsen. Hoe kamen dyn âlders yn Aldebiltsyl telâne?
‘Voor mijn vaders gezondheid zochten ze een rustigere plek. Ik kreeg een ansicht met een paar huizen en een slootje en een kruisje bij een van die huizen. “We gaan naar Friesland!” stond erbij. Ik ging daar eens ’s avonds in het donker wandelen. Was ik helemaal in gedachten, schrok ik ineens: hoe vind ik de weg terug? Maar toen ik omkeek zag ik de lichtjes. Het is daar heel gemakkelijk om weer terug te komen.’

 

 

Earder publiseard yn de Moanne, 17 (2018), 2 (maart)

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.