fotografy: Jaap Spieker

‘Het uitgangspunt is dat elke Fries op zijn pantoffels naar Tryater moet kunnen gaan.’

MARITA DE JONG – 

 

Ben van der Knaap is sûnt seis jier saaklik lieder fan Tryater. Derfoar wie hy sa’n 13 jier ferbûn oan it Rotterdamse RO theater. Hy wennet tige nei ’t sin yn Feanwâlden en wol net mear út Fryslân wei. Ben fertelt, wylst er in slok fan syn Rivella nimt: ‘Je zou denken dat een merk als Rivella gemakkelijk als sponsor binnen te halen is. Jos dacht dat indertijd in ieder geval wel. Niets bleek echter minder waar. Het bedrijf heeft al lang geen binding meer met Friesland en is gevestigd in Bunnik. Dat ging dus mooi niet door.’ Dat is mar in lyts faset fan syn wurk. Yn it petear dat ik mei him hie, leit er út wêr’t in saaklik lieder him noch mear mei dwaande hâldt.

‘De artistiek leider kiest het repertoire, ik hou me bezig met de commerciële aspecten. Die rolverdeling bestaat bij ieder gezelschap. Maar als er geen chemie bestaat tussen de artistiek leider en de zakelijk leider, als de repertoirekeus iedere keer stevige kritiek zou oproepen, dan heb je een stevig probleem. Voordat het repertoire voor een seizoen wordt vastgesteld, zijn er diverse brainstormsessies, waaraan ik ook deelneem. Dat is verreweg het leukste van het hele proces. Ik heb een duidelijke inbreng en denk vrij en open mee. We zijn altijd op zoek naar een evenwichtig repertoire. Het ene jaar zijn de stukken meer verstrooiend van aard, het volgende jaar is er weer plaats voor een klassieker.

Het is als zakelijk leider belangrijk een antenne te hebben voor de tijdgeest.

Tryater brengt toegankelijk toneel, dat wars is van cynisme en intellectualisme. Ik kan me daar volledig in vinden omdat ik van mening ben dat je zo aansluiting houdt met het Friese publiek. Natuurlijk moet het geen grote ‘lach-of-ik-schiet-show’ worden. Van tijd tot tijd moet je het aandurven een wat zwaarder stuk te programmeren, daar ben ik realistisch genoeg in. Je zou misschien denken dat een zakelijk leider handenwrijvend staat toe te kijken wanneer een voorstelling volle zalen trekt en dat doe ik natuurlijk ook, maar ik heb tevens een artistiek geweten. Het behoort trouwens ook tot het takenpakket van een gesubsidieerd gezelschap om dat repertoire te spelen. Een stuk als Medea trok minder dan de helft van de bezoekers van Baarderlân. Toch is een gezelschap als Tryater verplicht ook een Griekse tragedie als Medea op de planken te brengen. Het is het een opdracht die de Nederlandse subsidiegevers ons gesteld hebben.

Tryater heeft inmiddels bewezen een redelijke mix aan repertoire op de planken te kunnen brengen. Dat varieert van kaskrakers tot minder toegankelijke en zelfs experimentele projecten. Die zijn nodig om een gezelschap fris te houden. Je gaat het avontuur aan zonder dat je de uitkomst weet. Ik ben daar een warm voorstander van, al vind ik niet elke voorstelling even geslaagd. Dat heeft met persoonlijke smaak te maken en die moet soms ondergeschikt zijn, omdat ik tevens vind dat experimenten niet geschuwd mogen worden.

Iedereen in het Nederlandse toneelwereldje kent de naam Tryater. Maar waar het gezelschap precies voor staat, dat weet men meestal niet. Ik zie het dan ook als een deel van mijn taak om daar iets aan te doen. Gelukkig worden onze voorstellingen de laatste vier jaar gerecenseerd in De Telegraaf en sinds enige tijd ook in de Volkskrant. Vanuit politiek-strategisch oogpunt is het belangrijk Tryater meer te profileren. Basaal gebeurt dat via een maandelijkse nieuwsbrief die bij de ‘key-figuren’ van het toneel terecht komt. Daarnaast zijn er soms coproducties, zoals nu met Rieks Swarte, die landelijk opgevoerd worden. Grutte Stoarm is zowel Fries- als Nederlandstalig.

De subsidiegevers eisen natuurlijk dat we Friestalig toneel brengen, maar ik zie dat niet als een beperking. Eerder als een gegeven. Het impliceert wel dat we voornamelijk in Friesland spelen. Dat heeft er echter nog steeds niet toe geleid dat we noodlijdend zijn. Toch zou ik Tryater en ook de Friese taal graag wat meer exposure geven. Abe! is natuurlijk erkend en herkend. Op zulke megaspektakels komen altijd mensen van buiten af. Neem alleen maar Kening Lear, hoewel we er bij dat stuk via geprojecteerde vertalingen voor gezorgd hebben dat ook niet-Friestaligen het stuk konden volgen.

Tryater heeft inmiddels bewezen een redelijke mix aan repertoire op de planken te kunnen brengen.

Natuurlijk is het bij dit soort megaklussen onontkoombaar dat je je langs bloedstollende financiële ravijnen beweegt. Gelukkig heerst er bij Tryater een ijzeren begrotingsdiscipline. Het Friese publiek is loyaal, maar als we er een rotzooi van zouden maken, zou ook dit publiek wegblijven. De laatste zes jaar hebben we hoge bezoekersaantallen, gemiddeld over de 50.000. Als je dat afzet tegen het Nederlandse toneelveld, dan ben ik bepaald niet ontevreden. Toneelgroep Amsterdam bijvoorbeeld, bestrijkt het hele land plus Vlaanderen en trekt zo’n 80.000 bezoekers per jaar. Het Noord Nederlands Toneel, dat heel Nederland bestrijkt, scoort niet veel hoger dan Tryater. Daarnaast zijn wij het enige gezelschap in Nederland dat én volwassen- én jeugdtheater brengt. Daarin zijn we uniek. Bij andere gezelschappen zijn dat gescheiden eenheden.

Er is een wezenlijk verschil tussen het Friese publiek en het publiek in de Randstad. Het publiek van Tryater is namelijk breed samengesteld. Er is wel eens onderzoek naar gedaan en daaruit bleek dat de gemiddelde theaterbezoeker in de Randstad ouder is dan 40 jaar en D66 of VVD stemt. Toneel is hier veel minder elitair. Een verklaring? Ik zou het niet weten. Er zijn mensen die zeggen dat het amateurtoneel in Friesland is, wat het carnaval is voor Brabanders. Zelf denk ik dat het ‘Fries eigene’ een bindende factor is, die door alle lagen van de bevolking loopt. In Friesland zijn de meeste amateurtoneel-gezelschappen van Nederland. Het zaadje valt dus in een rijke bodem. Friezen vinden dat vanzelfsprekend, misschien dat ze het daarom niet eens meer opmerken.

Aan het RO theater in Rotterdam ben ik dertien jaar verbonden geweest. Ik ben begonnen in de glorietijd met Franz Marijnen. Het was een rijke periode. Daarna werd het allemaal minder. Tot Jos Thie en Antoine Uitdehaag werden aangetrokken, die het gezelschap weer op het goede spoor hebben gezet. De schouwburg was afgebroken, we speelden voorstellingen in een oude fabrieksloods die weinig bezoekers trokken. Het was een tijd van pionieren. Maar dankzij enkele redelijk spectaculaire voorstellingen waren de kaarten op een gegeven ogenblik niet meer aan te slepen. Merlijn of het verhaal van het dorre land was een voorstelling van zes uur met een diner tussendoor. We hebben daarmee een trend gezet.

Tryater brengt toegankelijk toneel, dat wars is van cynisme en intellectualisme.

Ook bij Tryater kennen we voorstellingen waar nog steeds over wordt gesproken. Peer Gynt en Orpheo Aqua zijn daar goede voorbeelden van. Een voorstelling om vier uur

’s ochtends dat is leuk. Friezen zijn daar best voor in. Wat dat betreft vind ik de Friezen niet zo conventioneel als wel beweerd wordt. Een voorstelling met zestien paarden en een – met respect – ‘oude cabaretier’, dat had een potsierlijke vertoning kunnen worden. Wat dat betreft was het een waagstuk. Het publiek kwam er gelukkig in grote getale op af en Rients Gratama bleek een openbaring.

Rolling Home is een kaskraker van een andere orde. Ik heb wel zoveel toneelgevoel dat ik op enig moment voelde dat dit stuk moest gaan slagen. Het sprak me aan. Het gaat in de kern over een generatie die aan het vervagen is. Gebruiken, gezegdes verdwijnen. Als die aspecten niet te boek worden gesteld, zijn ze weg. Ik heb dat aan den lijve ondervonden met ouders die zijn weggevallen. Met hen is ook een stuk cultuur verdwenen. Dat is een universeel gegeven. Het had een ‘tearjerker’ kunnen worden, maar ik had veel vertrouwen in Hans Man in ’t Veld en Klaasje Postma. Het stuk past ook in het huidige tijdsbeeld. De grote boze wereld om je heen, alles wordt onpersoonlijker. Het stuk verhaalt over een tijd waarin alles redelijk overzichtelijk was. Dat gaf een bepaalde geborgenheid. Het is als zakelijk leider belangrijk een antenne te hebben voor de tijdgeest. Een stuk als The Family van Lodewijk de Boer over rebelse jeugd en het kraakwezen zou nu waarschijnlijk veel minder aanslaan dan in de tijd dat het gemaakt is. Als je een gelukkige hand hebt, weet je wat het publiek graag wil zien.

De logistieke organisatie achter een voorstelling is uiterst gecompliceerd. Hoe moet het decor er uit gaan zien? Moeten er kostuums worden gemaakt of kan de kleding op de Albert Cuyp worden gekocht? Dat is afhankelijk van de voorstelling. De kleding voor Kening Lear hing niet op markt, maar moest speciaal worden ontworpen. Rients in een moderne bontjas, dat had niet gekund. De kleding moest de sfeer van de ‘Dark Ages’ uitstralen. Voor Baarderlân konden we bij het Leger des Heils terecht.

Soms moeten we een ontwerper inhuren en worden er contractafspraken gemaakt. Omdat we niet zo’n groot gezelschap zijn, hebben we geen vaste grimeur. De technici daarentegen zijn wel in vaste dienst. Iedere ontwerper heeft een bepaalde lijn en een eigen stijl. Ook de regisseur heeft een beeld van hoe de voorstelling er uit moet gaan zien. Hij moet zich kunnen vinden in het ontwerp, anders heb je een slecht creatief team. De ontwerper moet zich ondergeschikt kunnen maken aan het geheel.

Vanuit politiek-strategisch oogpunt is het belangrijk Tryater meer te profileren.

Het element van marketing is natuurlijk ook van wezenlijk belang. Het stuk moet bekend raken bij de mensen. Daarvoor moet samen met de p.r. afdeling een gedachte worden ontwikkeld. Dan moet het stuk logistiek worden geëxploiteerd. Tryater heeft voor reisvoorstellingen een fijnmazige spreiding van gemiddeld 40 zalen en zaaltjes. We willen de voorstellingen zo dicht mogelijk bij de mensen brengen. Het uitgangspunt is dat elke Fries op zijn pantoffels naar Tryater moet kunnen gaan.

Hans Man in ’t Veld wil met name het aspect van de verjonging binnen Tryater inhoud geven. In zijn visie is dat belangrijk voor de langere termijn. De jongeren moeten op den duur de fakkel overnemen, daar moeten wij nu al aan werken. Om de jongeren meer kans te geven richt Tryater ter gelegenheid van haar 40-jarig bestaan het ‘dreamlabfonds’ op. Hieruit kunnen bijvoorbeeld aanvullende opleidingen, workshops en cursussen worden betaald. Hans heeft vanuit zijn regie-opleiding veel contacten en ook zicht op het veld. Hij zoekt naar potentiële Friese talenten en probeert ze te interesseren voor een rol bij Tryater. Dat is een kwestie van actief scouten. Je moet het toeval een beetje helpen, al zal er niet meteen ‘out ofthe blue’ een jongen als Peter Tuinman opdoemen. We vissen in een kleine vijver. Die aandacht voor verjonging en vernieuwing vind ik ook belangrijk. Dat zouden meer mensen moeten zien en er zou nog meer moeite voor moeten worden gedaan.

Ik ben nu ruim zes jaar verbonden aan Tryater en heb gewerkt met Jos Thie en nu met Hans Man in ’t Veld. Peter te Nuyl en Guido Wevers ken ik alleen uit de verhalen. Jos heeft mij naar Tryater gehaald. Dat was tijdens de naweeën van het Abe-spektakel. De toenmalige zakelijk leider was toch enigszins beschadigd uit de strijd gekomen, vanwege de financiële nasleep. Ik zeg altijd: ik ben geroepen. Jos zat met zijn handen in het haar, belde me en daarna ben ik als freelancer begonnen. Hoe lang ik nog bij Tryater blijf, weet ik niet. Net als iedereen ben ik gezegend met een gezonde ambitie om zo nu en dan weer eens iets anders te gaan doen. Terug naar de Randstad wil ik niet. Inmiddels ben ik verknocht geraakt aan Friesland en mijn familie ook. Vertrekken is dus geen optie.’

 

Earder publiseard yn de Moanne, 4 (2005) 7 (septimber) s. 14-17.

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.