Gerbrandy, een boeiend portret

Publisearre op 16 juli 2015

ERIK BETTEN – 

Cees Fasseur woont aan de Prof. P.S. Gerbrandyweg in Scheveningen. Twee huizen verder woonde de oorlogspremier Pieter Sjoerds Gerbrandy zelf, tot aan zijn dood in 1961. Een plaquette herinnert daaraan, maar wordt aan het zicht onttrokken door een grote boom. Fasseur laat het me zien als hij me uitlaat. Om me vervolgens de weg te wijzen naar het monument voor Pieter Jelles Troelstra, een paar honderd meter verder. Twee grote Friezen, twee onverzoenlijke overtuigingen.

Het komt al vroeg in het gesprek aan de orde: het Fries-zijn van Gerbrandy. Fasseur veroorlooft zich in zijn biografie Eigen meester, niemands knecht. Het leven van Pieter Sjoerds Gerbrandy, minister-president van Nederland in de Tweede Wereldoorlog zo nu en dan een voorzichtige verwijzing naar een Fries volkskarakter: ‘…zo dat al werkelijk bestaat. Een sterk ontwikkeld individualisme, doorzettingsvermogen, vrijheidszin en emotionaliteit worden in de literatuur de meest markante karaktertrekken van de Friezen genoemd. De boerenzoon uit Goënga paste met zijn leergierigheid, vasthoudendheid en eigenzinnigheid in dit profiel, zij het dat hij zijn emoties doorgaans niet uitte.’[1]

 

De kleine man met de grote snor won met zijn vurige toespraken voor Radio Oranje niet alleen de harten van zijn bezette landgenoten, maar ook die van de geallieerde bondgenoten, Winston Churchill voorop.

 

Fasseur vertelt dat hij aanvankelijk wat meer verwijzingen naar de Friese ‘volksaard’ had opgenomen in zijn boek, maar die toch weer heeft geschrapt. ‘Uiteindelijk schiet je er niet zoveel mee op.’ De emotionaliteit die hij bij Gerbrandy ziet, herkent hij wel bij die andere grote Fries uit de politieke geschiedenis: Pieter Jelles Troelstra. ‘In huize-Gerbrandy bestond grote bewondering voor Troelstra als dichter’, vertelt Fasseur. En zowel Troelstra als Gerbrandy ging op een bepaald moment door de emoties over de schreef. Troelstra met zijn revolutieverklaring in de Tweede Kamer in 1918 en Gerbrandy (die in 1918 nog als militair optrok naar Den Haag om een eventuele volksopstand de kop in te drukken) met zijn fanatieke strijd voor het behoud van ‘Indië’. Het bracht hem er in 1948 zelfs toe om in besloten kring af te tasten of een gewapend afzetten van de democratisch gekozen regering mogelijk was. En dat voor een antirevolutionair jurist die acht jaar eerder aan de zijde van zijn vorstin, koningin Wilhelmina, Nederland had geïnspireerd met zijn toespraken voor Radio Oranje. Toespraken waarin een rotsvast vertrouwen in Gods sturende hand gepaard ging met de belofte dat Nederland weer zou herrijzen, en daarmee de rechtsorde en rechtsstaat.

Fasseur schrijft de daarmee conflicterende ideeën van een staatsgreep toe aan een opwelling, aan een uitbarsting van emoties vanwege de onvermijdelijke dekolonisatie van Indonesië. ‘Zijn noodlot was dat hij soms over te weinig zelfbeheersing beschikte waardoor zinnen over zijn lippen kwamen die beter niet gezegd konden worden.’[2] Het maakt Gerbrandy tot zo’n boeiend portret. ‘Precies die eigenschappen die hem in vredestijd zo in de weg konden zitten, maakten hem de ideale oorlogspremier.’

 

De juiste man
Fasseur schetst in zijn 606 bladzijden dikke biografie de ontwikkeling van Gerbrandy van ‘een boerenzoon uit de Goëngamieden’ – geboren in 1885 – tot staatsman. Het is een geschiedenis die leest als een reeks toevalligheden, die Gerbrandy in 1940 afleverden als de juiste man op de juiste plaats, als vastberaden oorlogspremier.

‘Het hangt van toevallen aan elkaar. Dat hij uitgerekend in 1939 tot het kabinet toetrad als minister van Justitie! Als vierde keus ook nog, omdat een antirevolutionair gezocht werd, terwijl de AR als partij niet wilde meewerken.’ Gerbrandy was een eigenzinnig man en trok zich van die partijlijn weinig aan. Ook omdat hij op dat moment met zijn al net zo antirevolutionaire werkgever – de Vrije Universiteit – in de clinch lag over zijn nevenactiviteiten, trok een nieuwe betrekking hem. ‘Het was ook geen keuze voor een politieke carrière, want in 1941 zouden de volgende verkiezingen zijn. Gerbrandy verspeelde met het accepteren van de ministerspost alle krediet bij de antirevolutionairen.’ Hij werd zelfs als lid geroyeerd.

Een jaar later zat het kabinet in Londen en had de kordate Gerbrandy de weifelachtige De Geer vervangen als minister-president. De kleine man met de grote snor won met zijn vurige toespraken voor Radio Oranje niet alleen de harten van zijn bezette landgenoten, maar ook die van de geallieerde bondgenoten, Winston Churchill voorop. ‘Hij deelde met Churchill een heilig geloof in de geallieerde overwinning.’ Het eerste oorlogsjaar vormde voor beide staatsmannen hun finest hour. Nederland had geen betere kandidaat kunnen kiezen voor die zware taak. ‘Het kwam allemaal samen, maar Gerbrandy zelf zal hebben gezegd dat de hand van God hem naar dit ambt had geleid.’

 

Moed
Fasseur haalt één eigenschap van Gerbrandy nadrukkelijk naar voren: zijn moed. Het boek begint met de zin: ‘Minister-president Gerbrandy kende geen vrees.’ Om vervolgens te schetsen hoe hij tijdens nachtelijke bombardementen in Londen rondwandelde in zijn kamerjas. ‘Hij maakte er ook grapjes over. Dat hij maar klein van stuk was en dus niet snel geraakt zou worden.’ Fasseur pakt zijn boek erbij. ‘Daarom was ik ook zo blij met de foto op de omslag. Hij komt je tegemoet met een open en vriendelijke houding, met pretoogjes boven die grote snor, maar ook met een uitstraling die duidelijk maakt: mij loop je niet zomaar omver.’

Die onverzettelijkheid keert terug in de titel ‘Eigen meester, niemands knecht’. ‘Die had ik al voor ik een letter op papier had gezet. Het typeert hem zó. Natuurlijk zit er ook een woordgrapje in, omdat hij meester in de rechten was, maar zo was hij. Als oorlogspremier, maar ook in de rest van zijn leven. Die opstelling is nooit wezenlijk veranderd. Hij kwam gauw in conflict met de autoriteiten en hield vast aan zijn overtuigingen. De man was zoals hij was.’ Voor een biograaf heeft het voordelen om een hoofdpersoon te beschrijven die wars is van spelletjes en rookgordijnen. ‘Dat is het aardige, net als Troelstra laat hij zich gaan. Die primaire reacties laten alles zien.’

 

Friese taal
Gerbrandy leeft niet in de collectieve herinnering voort als voorvechter van de Friese taal, maar hij sprak in familiekring altijd Fries. ‘Zij zouden trouwens denken dat ik rijp was voor een zeker gesticht, wanneer ik het anders deed’, citeert Fasseur hem.[3] En in 1951 was zijn bijdrage aan de discussie in de Tweede Kamer over de toelating van het Fries in het rechtsverkeer wel degelijk van belang. ‘Fries is mijn moedertaal, die ik nog altijd beter begrijp dan het Hollands’, verklaarde hij. In het vervolg van zijn toespraak citeerde hij de Friese versie van het eerste vers van Psalm 146. ‘Zó mooi, de tranen springen je in de ogen.’ Ook haalde hij herinneringen op aan treinreizen met Troelstra, waarin ook politieke kwesties volledig in het Fries werden bediscussieerd.

 

Eerbetoon
Hoewel Gerbrandy na de oorlog zijn hand overspeelde door zijn verbeten strijd voor het behoud van de Rijkseenheid, werd het hem niet nagedragen. ‘In 1955 werd hij benoemd tot minister van Staat. Drees kwam daarvoor naar Gerbrandy’s zeventigste verjaardagsfeest. De waardering groeide, naarmate de oorlog verder in het verleden kwam te liggen.’

Misschien de beste indicatie van de eer die de boerenzoon uit de Goëngamieden ten deel viel, is het borstbeeld van hem dat in 1977 werd onthuld in de hal van het gebouw van de Tweede Kamer. Daar staat hij nog altijd, tegenover de beeltenis van Wilhelmina. Oorlogspremier tegenover oorlogskoningin. En in 1985 werd zijn honderdste geboortejaar herdacht, waarbij minister van Staat Zijlstra een aan Gerbrandy gewijde expositie opende. ‘Mensen worden in oorlogstijd als het ware gezeefd’, zei hij. ‘Wat middelmatig en zwakjes is, gaat door die zeef, de hoekige figuren blijven boven.’[4]

Dat is dan ook het beeld dat overblijft na lezing van Fasseurs biografie. Gerbrandy als hoekige, moedige, maar ook aandoenlijke en altijd menselijke man. Fries, maar voor alles Nederlander, die uitgroeide tot icoon van de Tweede Wereldoorlog.

 

[1] Cees Fasseur, Eigen meester, niemands knecht. Het leven van Pieter Sjoerds Gerbrandy, minister-president van Nederland in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam, 2014), 40.

[2] Eigen meester, 518.

[3] Eigen meester, 25.

[4] Eigen meester, 558.

 

Earder publiseard yn de Moanne, 14 (2015) 2 (maart), side 14-17

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels