Fioeliste Simone Lamsma

MARITA DE JONG –

Fan har twadde jier ôf wist Simone Lamsma (1985) út Burgum wat se woe. Fioelspylje. Gjin momint fan twivel. Se nimt har fak hiel serieus, giet net mear te reedriden, om gjin risiko te rinnen. It is foar har gjin opoffering. It heart derby. Se wûn ferskate prizen, lykas in earste priis yn de Benjamin Britten International Violin Competition 2004, se waard earste yn de China International Violin Competition 2005 en wûn in sulveren medalje yn de International Violin Competition of Indianapolis 2006. Yn in stik fan Mischa Spel yn it NRC waard se ‘de opvallendste violiste van de jongste lichting’ neamd en priizge troch dirigint Jaap van Zweden. Simone spilet yntusken as soliste en keamermusikus in soad yn binnen- en bûtenlân. Op 20 novimber jout se in konsert mei it Rotterdams Kamerorkest yn de Harmonie yn Ljouwert. Se fiert dan it 5e fioelkonsert fan Mozart út en op 3 desimber spilet se in recital mei pianist Robert Kulek yn De Oosterpoort yn Grins. Op it programma wurken fan Bach, Brahms, Prokofiev, Rachmaninov en Tchaikovsky.

‘Op televisie zag ik iemand vioolspelen. Twee jaar oud was ik en ik werd erdoor gegrepen. Vanaf dat moment wist ik: dat wil ik ook. Mijn ouders hoorden dat en dachten misschien nog wel dat de bui zou overwaaien. Zelf ben ik er altijd van overtuigd geweest dat ik ooit violiste zou worden en gelukkig namen ze me serieus. Toen ik vijf jaar oud was, kochten mijn ouders een viooltje voor me. We zaten in de auto op weg naar huis en ik kon niet wachten om de viool uit te pakken. Vanaf dat moment kreeg ik in Leeuwarden privé- en groepsles. Het bleek dat ik heel snel progressie maakte. Het ging spelenderwijs, ik studeerde op die jonge leeftijd echt geen uren achtereen. Het is allemaal heel geleidelijk gegaan, mijn ouders vonden het heel belangrijk dat ik kind kon zijn. Het klinkt misschien vreemd dat ik zo jong al wist wat ik wilde, maar het liep gewoon zo en ik dacht er verder niet bij na. Alsof het vanzelfsprekend was. De klassieke muziek heeft me ook van jongs af gegrepen. Ik luisterde ook wel naar andere muziekgenres, maar klassieke muziek heeft voor mij de meeste diepgang. Tijdens het instuderen van de werken groeit dat gevoel alleen maar en ontdek ik steeds meer nieuwe dingen.

Al heel jong deed ik kleine optredens. Ik vind het fijn om op een podium te staan. Er zijn vooraf altijd ‘gezonde zenuwen’. Ik denk dat dat helpt om een goede prestatie neer te zetten. Natuurlijk viel het op dat ik zo snel vorderingen maakte. Op de basisschool moest ik steeds meer reizen. Ik zat vanaf mijn 7e jaar bij het Haydn Jeugd Strijkorkest dat wekelijks repeteerde in Groningen, mijn vioollessen kreeg ik vanaf mijn 9e van Davina van Wely in Amsterdam, ook iedere week. Het vele reizen was niet ideaal voor mij. Daarom ben ik op mijn 11e jaar naar de Menuhin School in Engeland gegaan. We zijn eerst gaan kijken en ik wilde er meteen wel blijven. Natuurlijk moest ik nog wel auditie doen, maar ik werd aangenomen. De eerste weken waren zwaar. Ik sprak de taal nog niet en had heimwee. Daarna ging het beter. Het is heel belangrijk voor me geweest om zelfstandig te worden. Muzikaal gezien heb ik er ontzettend veel geleerd. Alle leraren waren van het hoogste niveau. Het was een kleine school en iedereen was met hetzelfde bezig. Allemaal gelijkgestemde zielen, je hoefde niets uit te leggen. Ik heb er drie-en-een-half jaar gezeten en ben doorgegaan naar The Royal Academy of Music in Londen. Daar ben ik op mijn 19e afgestudeerd. Daarna heb ik nog een jaar lang een ander programma gevolgd. Die opleiding gaf me ook de vrijheid om te reizen en op te treden.

Op mijn 14e maakte ik mijn debuut met het Noord Nederlands Orkest in De Lawei in Drachten. Op het programma stond het 1e vioolconcert van Paganini. Het orkest stond onder leiding van Takuo Yuasa. Met een orkest spelen is geweldig. Ik had daar al ervaring mee opgedaan bij het Haydn Jeugd Strijkorkest. Daar ben ik een jaar lang soliste geweest. Het is zo leuk om te doen, ik heb er enorm veel plezier in. Toch ligt ook de kamermuziek me na aan het hart. Je staat in een heel direct contact met je medemusici en bent gedwongen heel snel op elkaar te reageren. Dat is heel bijzonder. Daarom probeer ik het spelen als solist bij een orkest op dezelfde manier te benaderen. Ik heb het orkest hard nodig en zoek daarom ook het contact met de orkestleden. Je doet het samen.

Door tegenvallers ben ik gegroeid, daar ben ik zeker van. Want die heb ik ook gekend. Ik heb wel deelgenomen aan concoursen waar ik na de eerste ronde naar huis gestuurd werd. Een bittere teleurstelling. Toch is het goed geweest. Ik heb geleerd me over desillusies heen te zetten. Daardoor groei je als mens en ben je in staat nog betere muziek te maken. Die tien jaar dat ik in Engeland heb gewoond en al heel vroeg op eigen benen moest staan, zijn wat dat betreft ook heel nuttig geweest. Ik heb er van alles meegemaakt. De muziekwereld is een hele harde wereld, maar ik ben er sterker uitgekomen.

Violistisch gezien is het onontbeerlijk de techniek onder de knie te krijgen. Op de Menuhin School had ik een Chinese leraar die me heel veel heeft bijgebracht. Hij heeft me op zo’n niveau gebracht dat het met die techniek wel goed zit. Als de techniek vanzelfsprekend is, kun je in je spel en in de muziek de vrijheid zoeken en je volledig richten op de interpretatie van een werk. Op het podium moet je overtuigd zijn van jouw visie en die proberen over te brengen op het publiek. Soms komt het voor dat je boven jezelf uitstijgt. Dat is als iets bovennatuurlijks.

Mijn vak neem ik serieus. Dat kost veel tijd. Studeren, lezen over componisten, mijn werk is nooit af. De namen van mijn vrienden van de Royal Academy of Music kom ik geregeld tegen, maar we zien elkaar nooit. Dat accepteer ik als een gegeven, het is nu eenmaal zo. Friesland blijft mijn uitvalsbasis. Ik woon nog bij mijn ouders. Ze werken allebei, zodat ik het huis voor me alleen heb en rustig kan studeren. Ik luister ook heel veel naar muziek. Daar maak ik tijd voor. Als ik op reis ben, neem ik mijn iPod mee. Daar staan symfonische werken op, vioolconcerten en kamermuziek, maar ook Jacques Brel en Stéphane Grappelli. Brel is een bijzondere persoonlijkheid en hij zingt met emotie en passie. En dat is waar het om gaat in de muziek.

Ik speel alles. Van barok tot hedendaags, al ligt het ene me beter dan het andere. Ik zie het als mijn taak de intenties van de componist recht te doen en naar buiten te brengen. Het is een dienende taak, mijn persoon mag daarbij niet in de weg staan. Toch heb je persoonlijkheid nodig om de muziek over het voetlicht te brengen, maar dat mag niet zijn waar het over gaat. Dat blijft altijd een spanningsveld. Je moet als musicus emoties kunnen communiceren met je publiek. Dat moet deels in je zitten, je kunt het wel ontwikkelen maar het is niet aan te leren.

In mei heb ik opgetreden met het Dallas Symphony Orchestra onder leiding van dirigent Jaap van Zweden. Ik heb het vioolconcert van Tchaikovsky uitgevoerd. En volgend jaar ga ik weer naar Amerika. Ik ben heel dankbaar voor alle kansen die ik krijg. Het is zo fijn om met hem te werken, hij heeft een enorme energie en weet die over te brengen op zijn orkest. Van Zweden heeft zelf onder alle grote dirigenten gespeeld. Van die ervaringen wil ik ook leren. Er zijn daarnaast nog heel veel mensen met wie ik zou willen werken. Er zijn zoveel fantastische dirigenten.

Inmiddels heb ik twee cd’s gemaakt. Het waren losse projecten en ik zou graag meer opnamen maken. Ik laat me leiden door wat er op mijn pad komt. Aan carrièreplanning doe ik niet, dat kan niet in dit vak. Het enige wat ik plan is mijn agenda. Inmiddels zit ik bij een groot management en dat helpt wel. Voor volgend jaar heb ik al een mooie agenda met prachtige concerten en recitals. Ik speel onder andere met het Rotterdams Filharmonisch Orkest en het Radio Filharmonisch Orkest en daarnaast treed ik op in Vlaanderen en Finland en opnieuw in Amerika.

Als ik een stuk ga bestuderen, begin ik met het nauwkeurig lezen van de partituur. Daar staat al heel veel in. Die aanduidingen staan er niet voor niks. In mijn hoofd hoor ik hoe de muziek klinkt. Door het nauwkeurig bestuderen van een partituur en je persoonlijke visie vorm je een eigen interpretatie van een werk. Iedere keer als ik werken moet spelen die ik al vaker heb gedaan, begin ik opnieuw en probeer het te bekijken alsof het voor het eerst is. Dan blijft het fris. Wat ik heel fijn vind is dat ik al van jongs af aan heel veel repertoire heb ingestudeerd. Het is alsof ik een muziekbibliotheek in mijn hoofd heb. Daar heb ik veel profijt van. Een nieuw werk heb ik dan betrekkelijk snel in mijn hoofd. Iedere dag begin ik met toonladders. Tijdens het spelen ervan kun je van alles oefenen. Je streektechniek, intonatie, het is heel goed om dat elke dag te doen. Ik heb altijd veel muziek beluisterd, ook van andere violisten, zoals Heifetz en Oistrach. Ze hebben een heel eigen geluid. Een artiest staat in dienst van de muziek, maar ik vind het erg belangrijk dat je spel iets eigens heeft. Dat vind ik aantrekkelijk aan artiesten van eerdere generaties en dat is waar ik ook naar streef.

Ik neem geen onnodige risico’s. Dat is ook de reden waarom ik niet meer schaats. Het kost me geen moeite, omdat het niet opweegt tegen het plezier dat ik heb in vioolspelen. Het is een zwaar bestaan, topsport eigenlijk. Vooral in de drukke periodes heb ik geen tijd voor andere dingen. Het komt ook wel eens voor dat ik een dag niet speel. Dan voel ik mij niet schuldig. Vaste repetitie-uren heb ik niet. In de zomer neem ik een week vakantie.

Ik speel op een Stradivarius die ter beschikking is gesteld door een anonieme bruikleengever. De viool is voor mij een vriend. In het begin moesten we erg aan elkaar wennen. Al eerder speelde ik op een Stradivarius. Dat voelde meteen goed. Bij deze viool is dat iets anders. Hij heeft een aparte vorm en een heel bijzondere toon, die me meteen aansprak. Ik heb hem nu bijna een jaar, maar ontdek nog steeds nieuwe mogelijkheden. Alsof deze viool nog meer voor mij in petto heeft. Ik weet zeker dat ik er nog meer uit kan halen dan ik nu al doe.’

 

Foar takomstige optredens, sjoch op: www.simonelamsma.com.

In sitaat út in ynterview fan sjoernalist Bert Dijkstra mei dirigint Jaap van Zweden, dat yn juny dit jier yn De Telegraaf stien hat:

Donderdagavond, het Meyerson Symphony Center. Trots kijkt Van Zweden in de uitverkochte concertzaal toe hoe zijn oogappel Simone Lamsma naast hem een staande ovatie krijgt na een indrukwekkende solo op viool. Als de stilte is teruggekeerd: ”Ik probeer haar zoveel mogelijk te pushen, vind haar een geweldige soliste. Ik ben niet zo happig om landgenoten naar Dallas te halen, dat zou ongeloofwaardig zijn, maar voor Simone maak ik gretig een uitzondering.”

Ut Luister, simmer 2008:

“Ik ben een enorme fan van haar. Ze is wat mij betreft op dit moment de beste violiste die er in Nederland rondloopt. Iemand die zich onderscheidt door een enorm vakmanschap. Ze speelt alles. Caprices, Bach, hedendaags, het maakt niet uit.”

 

Dit ynterview is earder pleatst yn de Moanne, nûmer 8 fan 2009.

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.