‘Elk schilderij moet bevochten worden’

Publisearre op 6 augustus 2014

DIRK VAN GINKEL – 

Fred Pollack (1943) exposeerde onlangs bij Galerie Hoogenbosch in Gorredijk, nu hangt er werk van hem bij de groepsexpositie NOK in Beetsterzwaag. Terwijl zijn werk reist, revalideert Pollack in Groningen. En hij schildert niet maar schrijft. Over zijn verleden, zijn remmingen en stremmingen, zijn drijfveren, zijn creativiteit. ‘De mooist denkbare schilderservaring is dat je jezelf verrast: “Heb ik dat gemaakt?”.’

Terwijl zijn werk de laatste tijd op verschillende prachtlocaties te zien is, moet Fred Pollack zich zien te vermaken in een kamertje van drie bij vier meter. Zonder uitzicht. Want al op twee meter van het raam stuit het oog op de grauwe muur van een aanpalende vleugel van het Groninger verpleeghuis waar hij herstelt van een gecompliceerde enkelfractuur. ’t Was wel even wennen, want thuis heeft de schilder ruim zicht over het platteland en over een tuin waarin alles net begint te groeien en te bloeien. Hier moet hij het doen met een stel pioenrozen in een vaasje en de gelukkige wetenschap dat zijn verblijf maar tijdelijk is.

‘Toen mijn partner Threes mij hier binnen bracht, begonnen we allebei te huilen’, zegt Pollack. ‘Maar binnen een uur had ik mezelf weer bij elkaar geveegd. Ik besloot gewoon dat het hier prachtig was en ik zou mijn verblijf in het verpleeghuis beschouwen als een soort retraite. Van mijn drie maanden hier begon ik direct een project te maken: een zoektocht naar aspecten van mijzelf waar ik anders niet aan toe kwam. Dat heeft alles te maken met deze plek, denk ik. Als er geen fysieke ruimte is, dan zoek je de ruimte in het eigen hoofd. Daar is nog best veel te ontdekken.’

‘Mijn werk gaat over relaties. Altijd is de vraag actueel: komen de objecten bij elkaar of niet? Je zult in mijn schilderijen altijd een oneven aantal elementen tegenkomen. Sommige komen bij elkaar, andere blijven over. Dat is de essentie van alles.’

De afdeling creatieve therapie bood Pollack natuurlijk de gelegenheid om te schilderen, maar daar heeft hij de energie niet voor. Hij maakt nu kleine tekeningetjes waarvan sommige een plek krijgen in de dummy waarin hij schrijft, want dat doet hij wel veel.

‘Schrijven is voor mij net zoiets als schilderen: introspectie, afdalen in je ziel, de confrontatie aangaan met jezelf en dan maar kijken wat het oplevert. Als psychiater weet ik maar al te goed dat iedereen een rugzak vol sores heeft en ik heb natuurlijk de mijne. Ik heb nu de gelegenheid – en bovenal de bereidheid – om eens goed te kijken naar wat er allemaal onderin die rugzak van mij verborgen zit. Maar als psychiater in ruste voel ik me nu wel een beetje als de groenteman die zijn eigen zure sinaasappels eet.’

 

Twee kanten

Op tafel, naast de pioenrozen en de dummy waarin hij schrijft, ligt een krantenartikel over een expositie waar Pollack laatst aan deelnam. Een van zijn schilderijen – een voor zijn doen kleurig doek – is tot zijn genoegen groot afgebeeld.

‘En dan te bedenken dat vrijwel niemand dit een mooi schilderij vindt. Maar ik vind het een heerlijk werk. Net als alle andere schilderijen heb ik dit doek eindeloos overgeschilderd, laag over laag, in poging na poging om het goed te krijgen. En opeens is het dan zo ver, alles klopt: de vormen, de verhoudingen, de compositie, de kleur. Ook de achtergrond was zoals hij wezen moest. In mijn werk zie je dat bobbelige en pasteuze niet zo vaak, ik maakte de achtergronden altijd glad, maar nu was dat ruwe juist goed. En opeens was al dat geel ook passend, terwijl ik doorgaans niet zo uitbundig ben in mijn kleurgebruik. Het is zo’n schilderij dat je een van de mooist denkbare schilderservaringen oplevert, namelijk dat je jezelf verrast: “Heb ik dat gemaakt?”. In zo’n geval ben je als het ware over jezelf heen gesprongen. Het is dan niet erg dat op een expositie iemand naar je toe komt en zegt: “Fred, ik kan er geen chocola van maken”.’

Pollacks werk wordt vaak afstandelijk en somber gevonden, onheilspellend zelfs. Zijn veelvuldig gebruik van zwart, het ontbreken van titels, de zich op het randje van figuratie en abstractie bewegende vormen, de boorgaten die hij soms aangebracht heeft… Alles zorgt voor weinig houvast bij de interpretatie en voedt kennelijk een gevoel van somberte. Daar staat tegenover dat zijn werk, dat heel verhalend is voor degene die het zien wil, volop ruimte biedt om vrij te associëren.

‘Het deed mij veel plezier’, zegt Pollack, ‘toen iemand tijdens de opening in Galerie Hoogenbosch tegen mij zei dat het gele schilderij hem onmiddellijk deed denken aan een zonovergoten ontbijttafel: een boterhammetje links, een eitje van bovenaf gezien, een waterkoker… Die had oog voor de lichtheid en de speelsheid in mijn werk. Ik heb, net als iedereen, naast een donkere kant ook een hele vrolijke en levenslustige kant. In de commentaren wordt dat laatste aspect zelden benadrukt, dus het is heel leuk om eens een ander geluid te horen. En wat voor de een abstractie is, is voor de ander kennelijk probleemloos figuratie, weliswaar met weglating van allerlei details, maar toch.’

 

Essentie

Fred Pollack reageert zelden of nooit op de opmerkingen van mensen op zijn werk. Ze zien wat ze erin zien. Hij wil ze niet beïnvloeden. Daarom geeft hij zijn schilderijen ook nooit titels mee. Maar soms neemt hij de gelegenheid te baat om toch iemand tekst en uitleg te geven.

Een van zijn verpleegsters zei laatst tegen Pollack dat die prachtige bos pioenrozen op zijn schrijftafel wat haar betreft best door hem geschilderd mocht worden. Waarop Pollack zei, dat je dan weliswaar een mooi schilderij had van pioenrozen, maar wat moest je daar vervolgens mee? Wat had zo’n schilderij je te vertellen? ‘Het heet niet voor niets een stil-leven.’ Toen wees hij haar op een van zijn werken aan de muur van zijn ziekenkamer. Een zwarte achtergrond met daarop een aantal cirkels, balken en lijnen in drie kleuren.

‘Ik zei tegen de verpleegster dat ze eens goed naar die ballen moest kijken. Gaat de grote bal nu omhoog omdat die gele balk hem een opdonder heeft gegeven of zakt hij juist naar beneden? En hoe zit het met dat kleine balletje: is die misschien zojuist in botsing geweest met die grote, of zoeken ze elkaar op? Eindeloos lang kun je er zo naar kijken.’

En toen zei de verpleegster dat ze zag wat Pollack bedoelde en ze merkte op dat het daardoor eigenlijk wel een spannend schilderij werd. En misschien nog wel een beetje mooi ook.

‘Natuurlijk vond ze het werk na die uitleg spannend, want het gaat over relaties, dat is het overkoepelende aspect in al mijn werk. Altijd is de vraag actueel: komen de objecten bij elkaar of niet? Je zult in mijn schilderijen nooit twee elementen vinden, maar minstens drie en soms meer, maar altijd in een oneven aantal. Zodat er elementen zijn die bij elkaar komen en andere die overblijven. Dat is de essentie van alles.’

 

‘Een van de spannendste momenten van de dag is de eerste confrontatie met het werk dat ik de dag ervoor gemaakt hebt. Van de honderd keer is het tachtig keer niet goed. Gek genoeg vind ik dat eigenlijk een heerlijk gevoel.’

 

Knokken

‘Schilderen is lef hebben’, zegt Pollack. ‘Het gaat erom dat je jezelf uitdaagt. Als het niet goed is, moet je alles wegkwasten, ook de stukjes waar je zo lekker aan gewerkt hebt. En dan gewoon opnieuw beginnen op hetzelfde doek en erop vertrouwen dat het goed komt. Kennelijk moet mijn creatieve bron eerst puinruimen.’

Pollack maakt geen voorstudies, hij werkt niet naar schetsen, hij schildert maar door op dat ene doek tot het goed is. Dat is zijn methode. En Pollack werkt met acryl, want dat is gauw droog. Hij is te ongeduldig voor de langzaam drogende olieverf en hij wil nu eenmaal niet aan verschillende doeken tegelijk werken.

‘Een van de spannendste momenten van de dag is de eerste confrontatie met het werk dat ik de dag ervoor gemaakt heb. Van de honderd keer is het tachtig keer niet goed. De kleur van de achtergrond klopt niet, of de verschillende elementen hebben geen verbintenis met elkaar, er straalt geen energie vanuit, ’t kan van alles zijn. Gek genoeg vind ik dat eigenlijk een heerlijk gevoel. Het werk is dan nog niet af, ik mag er nog een tijdje aan door knutselen en knokken. En als het echt goed gaat, kom ik in een situatie dat het schilderij als het ware met me mee gaat denken. Het vertelt me dan dat ik in de linkerbovenhoek nog wat moet veranderen om de compositie goed te krijgen. Maar dat kan een tijd duren. Elk schilderij moet bevochten worden.’

Hij trekt een vergelijking met schrijven. Net als schrijven is schilderen een kwestie van proberen, van wikken en wegen, van verplaatsen, van doorhalen, net zolang tot alles op zijn plaats valt en hij het gevoel krijgt dat het goed is. ‘Die parallel tussen schilderen en schrijven ervaar ik hier in het verpleeghuis heel sterk, alleen roept het schrijven wel andere dingen op. En er is zeker niet minder lef voor nodig.’

 

Ziektewinst

Fred Pollack vertelde nooit veel over zijn achtergronden in interviews. Zijn sores, zoals hij ze noemt, deelde hij niet en sommige dingen schermde hij ook af voor zichzelf. Maar in het verpleeghuis heeft hij geen afleiding, schilderen doet hij hier niet, er is alleen zijn schrijfproject en dat brengt van alles teweeg.

‘Ik heb gebeurtenissen in mijn jeugd heel lang verdrongen, ik wilde er nooit over praten. Maar hier en nu kom ik heel dicht bij mezelf en bij de dingen die ik altijd verborgen gehouden heb. Zoals: ik ben Joods, mijn vader is vergast voordat ik geboren was, ik ben opgegroeid bij pleegouders. Ik behoor dus tot de eerste generatie oorlogsgetroffenen. Ik was ook dyslectisch in een tijd dat zelfs het woord nog niet uitgevonden was, laat staan dat er een behandeling voor was. Over dit soort dingen en hun gevolgen denk ik nu na, ik laat het toe, ik schrijf het op, ik bedenk er metaforen voor.’

Pollack pakt zijn opschrijfboek en leest een paar woorden voor die samen een hele pagina innemen en die er, met al het wit eromheen, uitzien als een gedicht:

 

Dichtbij

het hondenhok

waar de geschiedenis

verder gaat.

keert mijn maag

zich om.

Nooit went

wat niet

meer

gezien mag

 

 

Hij licht de regels toe: ‘Er zijn allerlei soorten honden die in dat hok kunnen zitten, maar in mijn geval is het een hele kwaaie. Hij zit weliswaar aan de ketting, maar de vraag is hoelang de ketting het zal houden. Sommige trauma’s zijn zo groot dat je ze ook met psychiatrische hulp niet wegspoelt. Maar je kunt ze wel hanteerbaar maken en dat lukt me goed in het dagelijks leven, anders had ik nooit kunnen functioneren als ik altijd gedaan heb. Ik koester mijn kwetsuren niet, maar ik ontkom er ook niet aan.

‘Het is nieuw voor mij om daar open en eerlijk over te zijn en het is nieuw dat ik het nu in taal kan omzetten. Vorm en kleur lukte wel, maar taal nog niet. De gedichten zijn de nieuwe schilderijen. Dat kun je ziektewinst noemen, ja. Ik ben benieuwd hoe dat straks doorwerkt in mijn schilderijen.’

 

Earder publiseard yn de Moanne, 13 (2014), 3 (juny) s. 48-51.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels