Drieluik voor Vincent
HANS PETER WESTIN –
I Zelfportret met kroonpen
Hij legt de taal op zijn palet
en kneedt met staal de tussentint
waarin zijn ogen proeven
hoe hij het land bemint
Het bittere contour van ploegvoor
die door zoete aarde scheert
de zilte kras waarmee de kerk
de lucht puncteert
Bloedend voor het nageslacht
strijkt hij olie op de golven
om de droge storm van haverkaf
en het zuigend diepe tollen
van bewogen sterrennacht
voorgoed te laten stollen
II Doek voor het bloed
Geef mij, Heer
de brutaliteit
voor een lekenpreek
Laat mij vanaf mijn ezel
reppen van het roeren
in de ziel van akkers
en de wereld raken
met marterhaar
dat op de huid van daken
in schaduwlijnen schrijft
hoe mensenzweet de vorm
van kroten krijgt
en Uw blik zal beven
bij de landman met de zeis
die onomkeerbaar leven
uit de taal van zonlicht
op het maaivlak overzet
in beeld en gelijkenis
III Spectrum in strijklicht
Achter elke kleur een andere door
en door
zo kwam hij woorden tekort
Truffel geurt verrijpt eiken bruin
aangeslagen kobalt is absint
leigrijs de verbeten milde
wanhoop achter gevangmuur
Veilig is het daar
want ver van het gemis aan geel
tussen zon bloem korenveld strohoed
en geel