De zwarte kunst van Käthe Kollwitz

Publisearre op 22 juni 2016

DIRK VAN GINKEL – 

Na tentoonstellingen over buitenlandse kunstenaars als Leo Erb, Pierre Aubertin en Paula Modersohn-Becker is het nu de beurt aan Käthe Kollwitz. In Museum Belvédère is veel werk te zien van de Duitse kunstenares die in de eerste helft van de vorige eeuw actief was. Haar sociaal-realistische thematiek sluit niet alleen goed aan bij de ‘rode’ geschiedenis van Friesland, het is ook verrassend actueel, aldus directeur Han Steenbruggen. “Haar aangrijpende zwart-wit beelden over armoede en menselijk leed zie je in de vorm van foto’s dagelijks terug in de krant. Ze hebben een archetypische waarde.”

 

Sommige beelden zijn zo indringend dat je je afvraagt hoe Käthe Kollwitz het voor elkaar krijgt dat ze je met een paar vegen houtskool zo bij de lurven pakt.

 

Museum Belvédère is een museum dat je – onder verwijzing naar de titel van een recente tentoonstelling – associeert met kunst over wind, water en wad en niet met engagement. De keuze voor een expositie over Käthe Kollwitz is daarom heel verrassend. Haar werk kenmerkt zich door een diep doorvoelde aandacht voor de ellendige omstandigheden waarin een groot deel van de mensheid honderd jaar geleden leefde. Ploeterende boeren, werkeloze arbeiders, oorlogsslachtoffers, zieken en behoeftigen, vrouwen en kinderen worden door Kollwitz naturalistisch geportretteerd in het zwart-wit van tekeningen, houtsneden en litho’s.

“Het engagement heeft in deze tentoonstelling wel heel menselijke trekken gekregen”, beaamt Han Steenbruggen. “In exposities als ‘Beroerd landschap’ hebben we eerder aandacht besteed aan de pijnlijke ravage waartoe menselijk ingrijpen in landschappen kan leiden, maar dit is weer van een geheel andere orde. Het werk van Kollwitz wijkt thematisch af van wat je van ons gewend bent, maar ik vind dat zoiets moet kunnen. Afgezien daarvan past het bij de geschiedenis van onze omgeving, met Troelstra en Domela Nieuwenhuis die honderd jaar geleden aandacht vroegen voor de bittere armoede in deze streken. Ook is het werk van Kollwitz van alle tijden. Toen we bezig waren met de samenstelling van de catalogus stuurde ontwerper Gert Jan Slagter me een krantenfoto van een vluchtelingengezin. Dat had zomaar een beeld van Kollwitz kunnen zijn. Die foto heeft hij trouwens nog heel subtiel in de catalogus verwerkt.”

 

Haar aangrijpende zwart-wit beelden over armoede en menselijk leed zie je in de vorm van foto’s dagelijks terug in de krant. Ze hebben een archetypische waarde.

 

Afgezien van de inhoudelijke binding met de streek en de actualiteit van haar beelden, is het vooral de kwaliteit van het werk dat Steenbruggen tot deze expositie over Kollwitz heeft geïnspireerd.

“Sommige beelden zijn zo indringend dat je je afvraagt hoe ze het voor elkaar krijgt dat ze je met een paar vegen houtskool zo bij de lurven pakt. In slechts enkele lijnen is ze bijvoorbeeld in staat een zelfportret te schetsen dat je het gevoel geeft dat je recht in haar ziel kijkt. En dat is wat ik zoek in beeldende kunst: de toegang tot iemands ziel en zaligheid door middel van het materiaal en het handschrift. Of je nu verf gebruikt of alleen zwarte inkt, of je je abstract of figuratief uitdrukt, het gaat er in de kunst uiteindelijk om dat iemand zich als mens toont. En als materiaal en emotie samenvallen, als iemands wezen in zijn werk zit, dan is er sprake van goede kunst.”

“In ons museum gaat het er uiteindelijk om te laten zien hoe iemand met beeldende middelen in staat is een ander heel diep te raken. Wat dat betreft is er, vind ik, geen verschil tussen een expositie over Käthe Kollwitz, Jan Snijder of André de Jong. Ook bij hen is de techniek de drager van een diepere beleving en daardoor wordt hun werk uitgetild boven het niveau van pose, vorm of illustratie. Wel kun je zeggen dat Kollwitz, anders dan veel anderen, in haar leven heel bewust een politieke keuze gemaakt en zich verbonden heeft met de sociaaldemocratie. Daarmee plaatste zij zich buiten de kunst van haar tijd en wordt ze soms een beetje vergeten. Maar dat heeft met haar kunstzinnige kwaliteiten niets van doen.”

 

Of je nu verf gebruikt of alleen zwarte inkt, of je je abstract of figuratief uitdrukt, het gaat er in de kunst uiteindelijk om dat iemand zich als mens toont.

 

Hoogtepunten van de tentoonstelling vindt Steenbruggen de reeksen met piëta’s en zelfportretten. “Dat zijn diepe en rijke beelden die je duidelijk maken dat het leven zijn spoor in Kollwitz getrokken heeft en dat ze de drama’s die ze in haar werk verbeeldt zelf heeft doorleefd. Zoals het verlies van een van haar zoons, die overleed als soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Het zwart is niet voor niets het hart van haar werk. Kijkend naar deze reeksen leer je de mens Käthe Kollwitz kennen. Het werk eromheen is ook belangrijk, maar je moet in een tentoonstelling momenten creëren waar je als kijker denkt: ‘Nu zie ik je, nu begrijp ik je’. En dan begrijp je de rest ook. Zo is het althans bij mij gegaan.”

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels