De schuinsmarcherende student

Publisearre op 23 juli 2018

GERBEN DE VRIES –

Studielenen zijn een merkwaardig Fries fenomeen. In de naburige provincies Groningen en Drenthe hebben ze, op een enkel kortstondig Drents geval uit de 17e eeuw na, nooit bestaan. De oudste studielenen ontstonden in de Late Middeleeuwen, in de periode tussen 1450 en 1630. Beducht voor hun zielenheil reserveerden rijke grondbezitters stukken land of een ‘zathe’. Na hun dood moesten met de opbrengst van deze (on)roerende goederen priesters worden betaald om voor de erflaters missen te laten bidden. Al snel na 1500 werden de opbrengsten van deze landerijen grotendeels bestemd voor de opleiding van priesterstudenten. Na de Reformatie, in 1580 in Friesland doorgevoerd, werd dat veranderd in studenten theologie aan de nieuwe protestantse universiteiten, zoals die te Franeker en Groningen.

 

De student scheen te veel te ‘lachen’ en ging naar de kermis. Dat lijken nu pekelzonden, maar voor een aankomende zielenherder van midden 19e eeuw waren het morele doodzonden.

 

Omdat er vrijwel geen controle werd uitgeoefend, werd het bezit van veel van deze lenen stukje bij beetje door de erfgenamen leeggeroofd. In Bolsward waren er begin 19e eeuw nog vier studielenen overgebleven. Ze waren nauw verwant, omdat bij drie van de vier studielenen de twee predikanten van de Martinikerk waren betrokken. Dominees dus die nauwlettend toezagen of de studenten hun studie theologie met ijver en discipline volgden.

Een heel enkele keer ging het mis. Dat was het geval met Jan Frederiks Fogtelo, zoon van een koopman en winkelier in Franeker. Jan was geboren in 1819 en kreeg tien jaar later al een pensie, zoals een beurs van een studieleen heette. Dat leen was het Bolswarder Houckemaleen. Jan zat toen nog op de lagere school. De pensies waren in die tijd nadrukkelijk bedoeld voor zowel de vooropleiding als de universiteit zelf. Jan kreeg daarvoor een pensie van 200 tot 300 gulden per jaar. In 1833 werd hij ingeschreven aan de Latijnse school van Franeker, de voorloper van het gymnasium. Daarna ging hij nog een tijdje naar het zieltogende Atheneum in zijn woonplaats Franeker. In 1841 ging hij echter naar de universiteit van Groningen om daar, zoals van hem verwacht werd, theologie te gaan studeren.

 

Ergerlijke gedragingen
Dat ging eerst goed, maar in 1844 kwam er een kink in de kabel. In maart van dat jaar kregen de twee predikanten van Bolsward als bestuurders van het Houckemaleen het bericht dat Jan Fogtelo zijn kandidaatsexamen wilde afleggen. De pensie was al verhoogd van 600 naar 800 gulden, maar student Fogtelo wilde meer geld. De predikanten zegden dat toe, maar vernamen al snel dat de student het examen niet gehaald had en het het volgende jaar opnieuw kon proberen. Of het al eerder was misgegaan, valt moeilijk te zeggen, maar de Bolswarder dominees hoorden al snel negatieve verhalen over Fogtelo. Die zou zich schuldig maken aan ‘ergerlijke gedragingen’, hoewel dat eerst nog niet nader gedefinieerd werd.

De predikanten besloten dat de discipline van de student moest worden opgeschroefd. Op aanraden van de hoogleraren Hofstede de Groot en Muurling werd Fogtelo naar Franeker gestuurd, waar hij zich onder leiding van ds. J.H. Reddingius klaar zou kunnen maken voor het komende kandidaatsexamen. Die lichtte later in een verslag aan het college van Gedeputeerde Staten een tipje van de sluier. De student scheen te veel te ‘lachen’ en ging naar de kermis. Dat lijken nu pekelzonden, maar voor een aankomende zielenherder van midden 19e eeuw waren het morele doodzonden.

 

Dranklust
Reddingius had al gauw zijn bekomst van Fogtelo. Het bleek dat diens ‘dranklust’ de trigger was voor zijn ergerlijke gedrag. Onder studenten in Groningen wellicht heel gewoon, maar in Franeker werd dat niet geaccepteerd van een dominee-in-opleiding. Reddingius probeerde nog wel de jongeling in het beschaafde milieu van het plaatselijke Nut tot ’t Algemeen te introduceren. Op een avond van het Nut verdween Fogtelo echter plotseling en zette het op een zuipen met ‘het uitschot der maatschappij’. Hij kwam dronken bij zijn ouders thuis en schopte daar heibel.

Fogtelo vroeg nog wel vergeving bij de twee Bolswarder predikanten. Ontactisch als altijd liet hij daar meteen op volgen graag zo spoedig mogelijk weer een deel van zijn pensie te willen ontvangen. Voor de predikanten en bestuurders van het Houckemaleen was het verhaal daarmee over. De Nederlandse Hervormde kerk zat niet te wachten op predikanten die geen maat konden houden. Zij berichtten Gedeputeerde Staten, die als provisoren of toezichthouders van de studielenen fungeerden, dat de pensie van Fogtelo werd ingetrokken. Het college ging daarmee akkoord. In maart 1845 was de academische carrière van Jan Frederiks Fogtelo voorbij.

 

 

Op 2 juni j.l. is in de Martinikerk van Bolsward het boek ‘De Vier Oude Bolswarder Studielenen. Middeleeuwse stichtingen met een eigentijdse opdracht’ van Gerben de Vries gepresenteerd.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels