De inspirerende gloed van geraniums

Publisearre op 25 februari 2014

DIRK VAN GINKEL – 

In maart exposeert schilder/dichter/muzikant Anne Feddema in Galerie Hoogenbosch in Gorredijk. Het beeldend werk dat hij daar toont is in veel opzichten anders dan wat hij eerder heeft laten zien. De grote mythologische, Bijbelse en literaire thema’s hebben plaatsgemaakt voor een wereld dichter bij huis: zijn tuin. Ook is zijn palet aanmerkelijk ingetogener geworden evenals zijn vormentaal. Feddema vertelt over deze ontwikkeling in zijn werk, die mede in gang gezet is door een plotselinge fascinatie voor de rode gloed van de geraniums in zijn Leeuwarder achtertuin.

Anne Feddema – sloffen, jogging broek, fleece en wollen muts – laat een grote ingelijste foto zien van het atelier waar hij eind jaren tachtig werkte. Na zijn opleiding aan de Haarlemse Ateliers 63 betrok hij een enorme ruimte in een visloods in IJmuiden. Hier is alles leegte. Een grootformaat doek waar hij in die tijd aan werkte, valt helemaal weg in de reusachtige entourage waarin verder geen voorwerp te zien is. Groter kan het verschil tussen toen en nu niet zijn. IJmuiden was niks voor hem, alleen in Leeuwarden is hij thuis.

In zijn atelier op de bovenetage van zijn woning, zo’n 30 m2 klein, is het stampvol. Een van de muren wordt ingenomen door een schrijftafel en een kast met cd’s en afspeelapparatuur. Tussen de vijf gitaren die er op hun standaards voor geplaatst zijn staat een stoel voor de bezoeker. Die heeft vandaar uitzicht op de tegenoverliggende muur die, evenals een deel van de vloer ervoor, volledig wordt ingenomen door boeken: kunstboeken, een hele stapel titels uit de beroemde reeks Privédomein van De Arbeiderspers, woordenboeken, literatuur uit binnen- en buitenland.

Sommige boeken staan met het voorplat naar de kijker en trekken daardoor de aandacht. Zoals een dikke pil over de vondeling Kaspar Hauser, een van de meest raadselachtige figuren uit de negentiende eeuw en een hoofdrolspeler in een vroegere episode van Feddema’s werk. Ook is er, gestut door twee stapels boeken, een emaille reclameplaat te zien met daarop de adres- en telefoongegevens van de kapperszaak die Feddema’s vader vroeger in Leeuwarden dreef.

Vorig jaar besloot ik alleen nog maar werken te gaan maken met als thema mijn tuin en te laten zien wat de uitwerking daarop was van het wisselende licht, de weersomstandigheden, de seizoenen…

Tegen de muur haaks daarop staan, achter en bovenop elkaar, tientallen schilderijen, die alleen hun achterkant tonen. En tegen weer een andere muur staan in wisselend formaat verschillende rijen opgespannen en nog te beschilderen doeken.

In al deze visuele overdaad zijn ook nog een paar oudere schilderijen van Feddema te zien: portretten van de dichter Chlebnikov en de componist Stravinsky. Op de ezel, zo’n beetje in het midden van de ruimte, staat een groot schilderij waar Feddema op dat moment aan werkt. Maar dat grote formaat, zo wordt al gauw duidelijk, is allesbehalve kenmerkend voor het werk van nu. Hij zoekt nu vooral naar monumentaliteit in het kleine, al sluit hij werk op groter formaat in een later stadium niet uit.

Woest en verstild
In 2008 had Anne Feddema een grote overzichtstentoonstelling in Museum Belvédère in Heerenveen. De catalogus van toen toont een bloemlezing van zo’n 25 jaar schilderwerk. De onderwerpen zijn ontleend aan de bijbel en de kerkgeschiedenis, literatuur en kunst, muziek en film, de mythologie. Vormentaal en kleurgebruik zijn – ’t is geen gemunte kunsthistorische term maar het is wel de indruk die het maakt – vooral woest. In de terugblik blijkt deze overzichtstentoonstelling voor een keerpunt in Feddema’s werk te hebben gezorgd.

‘Ik besloot na het zien van mijn eigen tentoonstelling dat ik een paar dingen moest veranderen. Aan de ene kant wilde ik me vrijwaren voor het gevaar telkens opnieuw hetzelfde te doen. En aan der andere kant voelde ik de behoefte om gerichter bezig te zijn, om dichter te naderen tot een bepaalde kern. Ik heb nog wat omwegen bewandeld – de series met Kaspar Hauser en de ‘Wandelingen met Tchaikovsky’ – maar vorig jaar werd me de nieuwe richting opeens duidelijk. Ik besloot alleen nog maar werken te gaan maken met als thema mijn tuin en te laten zien wat de uitwerking daarop was van het wisselende licht, de weersomstandigheden, de seizoenen… Ongeveer zoals Monet gedaan heeft met zijn hooiopper-schilderijen. Ik raakte opeens zo gebiologeerd door de geraniums in de tuin, door hun verstilde donkerrode gloed ’s avonds als het donker werd, dat ik daar wel iets mee moest doen. Kijk hier maar eens naar: “Tuinzicht met geraniumlicht”.’

Ik heb een kader nodig om te kunnen werken. Zoals de tuin achter mijn huis een afgegrensd stuk grond is, zo is het als thema ook duidelijk afgebakend. Het is een concreet gegeven waar ik voluit experimenterend op los kan gaan.

Knorr
Feddema pakt een stapel nieuw werk. Tussen gevouwen blanco A4-tjes bewaart hij kleine schilderwerkjes op karton – soms papier of schuurpapier – vaak niet groter dan een ansichtkaart. Ze zijn enigszins onregelmatig van vorm. Dat komt doordat Feddema het karton uit de losse pols in rechthoekjes heeft geknipt. Als ik een paar werkjes omdraai zie ik de herkomst van de dragers: verpakkingen van hagelslag van C1000 en droge soep van Knorr. Zo alledaags als dat karton ook mag zijn, Feddema is er heel voorzichtig mee. Hij pakt de werkjes alleen aan de randen beet en legt ze dan in een vlakke hand om ze te laten zien. ‘Kijk, hier zie je een paar dotten oliepastel op de verf liggen die dat prachtige geraniumlicht benadrukken.’

Aan het vroegere werk van Feddema kon je afzien dat het schilderen voor hem een heel fysieke bezigheid was, die staand werd uitgevoerd. Het kan niet anders of hij heeft ook in dit opzicht een ommezwaai gemaakt.

‘De eigen tuin is op zich een klein thema, daar past naar mijn gevoel geen groot formaat bij. En ook geen wild schilderwerk. Het aantrekkelijke van dit kleine formaat is dat er geen afstand is tussen mij en het papier. Ik zit er met de neus bovenop. Op een bepaalde manier is het veel intiemer. Het zorgt ervoor dat ik me op een intensiever kan richten op de formele aspecten van het schilderen: de ondergrond, het formaat van de kwasten, de eigenschappen van de verf, het mengen van de kleuren. Dat houdt me nu veel sterker bezig dan de niet-formele aspecten, zoals een dwarse opstelling, het per se anders willen zijn dan anderen. Dat was vroeger veel belangrijker voor me dan nu. Anders is ook dat ik me nadrukkelijk bezighoud met vertikalen en horizontalen – dat heb je nu eenmaal met bloemen en bomen – terwijl mijn vroegere werk veel meer ronde en golvende vormen had.’

Toverstof
Op zich is de tuin niet een nieuw thema binnen het werk van Feddema. Veel schilderijen heeft hij gemaakt met als onderwerp de mythologische Tuin der Hesperiden waar de Boom met de Gouden Appels stond. Wie ervan at, werd onsterfelijk. De schilderijen met dit thema zijn makkelijk te herkennen, bezaaid als ze zijn met kleurige stippen die de appeltjes verbeelden. Die stippen zijn ook volop aanwezig in de nieuwe schilderijtjes.

‘Het zijn nu geen appels, ’t is meer een soort toverstof dat er overheen geworpen is. De stippen hebben allemaal een eigen kleur en hebben als effect dat ze zorgen voor diepte. Ik noem ze “ruimtebepalers”.’

Het huidige werk is ook met het vorige verbonden door de aanwezigheid van een enkel levend wezen. Waren dat voorheen figuren als Kaspar Hauser, Tchaikovsky, Mozart of Hercules, Pan en Apollo, nu is het een roek of een raaf. Feddema realiseert zich maar al te goed dat thema’s als tuin en raaf als betekenisvolle symbolen kunnen worden opgevat – denk aan de Tuin der Hesperiden, De Hof van Eden, de lommerrijke locus amoenus uit de middeleeuwse literatuur waar geliefden elkaar troffen, om over de kraai nog maar te zwijgen: symbool van de duivel, dief, ongeluksbode, maar ook de vogel die kluizenaars als Elia en Antonius brood en vlees bracht. Feddema vindt het allemaal best.

Ik hoop dat mijn werk verwondering oproept bij mensen, dat ze denken: “Wat is hier toch aan de hand?”. En ik hoop ook dat ze het zó mooi vinden dat ze het bijna zouden willen opeten. Zo van: “Oh, wat een lekkere stukjes heeft hij er in geverfd, die zou ik graag eens willen proeven.”

‘Ik zal in mijn onderbewuste vast wel met die dingen bezig zijn geweest, maar aan de oppervlakte is het allemaal eenvoudig. Ik heb een kader nodig om te kunnen werken. Zoals de tuin achter mijn huis een afgegrensd stuk grond is, zo is het als thema ook duidelijk afgebakend. Het is een concreet gegeven waar ik voluit experimenterend op los kan gaan. Die raaf of roek zit in werkelijkheid ook vaak in mijn tuin, hij hoort erbij. En daarom sluipt hij stiekem ook het werk in, als een soort kleurvlek die soms wel soms niet als raaf herkenbaar is. Hij is dus om een heel duidelijke aanleiding aanwezig. Als iemand daar allerhande betekenissen aan wil toekennen, dan mag dat van mij. Graag zelfs. Maar ikzelf ben daar niet zo mee bezig geweest. Ik hoop alleen maar dat mijn werk verwondering oproept bij mensen, dat ze denken: “Wat is hier toch aan de hand?”. En ik hoop ook dat ze het zó mooi vinden dat ze het bijna zouden willen opeten. Zo van: “Oh, wat een lekkere stukjes heeft hij er in geverfd, die zou ik graag eens willen proeven”.’

Experiment
Experimenteren is Feddema als het ware aangeboren. Hij onderzocht een carrière lang de werking van materialen – denk aan schuurpapier als drager – en experimenteerde met verfsoorten. Opvallend zijn bijvoorbeeld de rimpelingen in de verfstructuur die hij soms aanbrengt.

‘Ik gebruik voor sommige stippen hoogglansverf waarover ik heel dun een laagje olie aanbreng, daarna schilder ik daar weer overheen. Door die combinatie ontstaan vreemde ribbeltjes waardoor die stippeltje gaan lijken op knopen van velours. Dat geeft een extra materiële kwaliteit. Ik kan geen schilder noemen die zoiets doet. Nu experimenteer ik niet zozeer met materiaal als wel met “werking”. Ik wil dat de kleine schilderijtjes die ik nu maak een monumentale uitstraling hebben. Ze moeten zich, zo klein als ze zijn, krachtig opdringen als ze aan de muur hangen. Om dat te bereiken trek ik de hele trukendoos van dertig jaar experimenteren open.’

Feddema toont het schilderijtje ‘Morgen in de tuin’, dat hij heel geslaagd vindt waar het de monumentaliteit betreft.

‘Het trekt enorm de aandacht, ook als je het op een afstand ziet. Wat hier ook gelukt is, is dat je er verschillende dingen in kan zien: een margriet of een zon. Zo is er ook een werkje dat weliswaar een tuinzicht is, maar dat ook associaties oproept met de Amsterdamse grachten bij nacht. En vaak zie je van veraf ergens een gekke, intrigerende, abstracte vlek, die dichtbij dan weer een raaf blijkt te zijn. Ik vind het fantastisch als het me lukt iets te maken waar je zoveel verschillende kanten mee op kunt. En dat dan op minimaal formaat. Dat is monumentaliteit: een werk dat van dichtbij en veraf boeit en dat verschillende werelden oproept.’

Alles wat ik in mijn schilderend leven geleerd heb, komt in dit nieuwe werk bijeen. Beweging, kleur en licht krijgen nu alle kansen. En het werk mag van mij ook zijn eigen gang gaan, er ontstaat als het ware ook het nodige buiten mijzelf om. Heel fascinerend en heerlijk om het te laten gebeuren.

Vernietigen en scheppen
Feddema laat me tientallen nieuwe kleine werkjes zien en over alle is hij even enthousiast. Is een kunstenaar wel een goed criticus van eigen werk?

‘Het was, geloof ik, Rudi Fuchs die heeft gezegd dat een kunstenaar zijn slechtste criticus is. Dat geldt niet voor mij. Ik vind het zeer legitiem om werk van jezelf dat je niet goed meer vindt over te schilderen of te vernietigen. Ik heb dat ook heel vaak gedaan. Dat portret van Stravinsky dat hier aan de muur hangt, maakte deel uit van de Belvédère-expositie maar het zag er toen heel anders uit. Graag zou ik ook de mogelijkheid krijgen sommige verkochte werken weer eens in mijn atelier te hebben en er dan lekker overheen te rauzen en er iets beters op te schilderen.’

Dat gevoel verwacht hij over het huidige werk niet te zullen krijgen.

‘Elke periode in mijn werk heeft wel een of twee werken opgeleverd die er mogen zijn. Dat zijn er nu veel meer. Alles wat ik in mijn schilderend leven geleerd heb, komt in dit nieuwe werk bijeen. Beweging, kleur en licht krijgen nu alle kansen. En het werk mag van mij ook zijn eigen gang gaan, er ontstaat als het ware ook het nodige buiten mijzelf om. Heel fascinerend en heerlijk om het te laten gebeuren.’

In het koude atelier warmt Feddema de handen aan een groot glas thee. Hij oogt tevreden. Inmiddels denkt hij al weer na over een volgend project: een roman. De Friese woordenboeken staan al klaar op de schrijftafel.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels