omslag Blauwe hanen Elmar kuiper

Blauwe hanen: het land waar de klaphengst doezelt

SJOERD VAN METEREN –

Het lezen van de poëzie van Elmar Kuiper is geen sinecure. Maar neem je de moeite je te verdiepen in zijn werk, dan word je verrast door de rijkdom en gelaagdheid van zijn taal. Dit geldt zeker ook voor Kuipers jongste bundel, Blauwe hanen. Het is zijn derde in het Nederlands, de andere zes zijn geschreven in het Fries.

Bij eerste lezing valt je allereerst de grote variatie aan vormen op: gedichten die zijn opgebouwd uit twee-, drie- of vierregelige strofen; lange prozagedichten, collages bijna; loepzuivere miniatuurtjes; en typografische experimenten. De gedichten getuigen van een sterk ontwikkeld gevoel voor klank en ritme. Ze zijn beeldrijk en sterk associatief; in een paar gevallen lijkt het om hallucinaties te gaan.

In deze bundel speelt de relatie met zijn vader, die in 2005 overleed aan een akelige auto-immuunziekte, en met zijn moeder, die hij verloor in 2019, opnieuw een grote rol, net als de verbondenheid met het landschap van zijn jeugd; én het gevoel versplinterd te zijn. Ook nu ontleent zijn taal veel beelden aan de natuur, aan bomen en planten en aan dieren, vogels vooral, en hanen! Maar bepaald niet paradijselijk.

Alle variatie aan stijlen, vormen en veelzijdige inhoud ten spijt, vormt de bundel een mooi afgerond geheel. En dat zit ’m vooral in de opbouw van de bundel, met een slotgedicht dat teruggrijpt naar het openingsgedicht.

Omdat dit slotgedicht mij een sleutelrol lijkt te spelen, hieronder eerst dit kleinood:

OUDE ADER

we liepen over een oude ader

je vroeg: ‘wil je me het

laatste stukje dragen?’

hoe kan een zoon dat weigeren

dus droeg ik je.

de eerste haan kraaide.

Dit laatste gedicht grijpt terug naar het eerste, waarin de haan kraait als voorbode van iets nieuws. De eerste haan kraaide verwijst naar de haan uit Kuipers jeugd.

Hieronder het eerste gedicht in zijn geheel:

KEER TERUG

keer terug naar het land waar je favoriete haan

de veren in z’n nek rechtzet, z’n gram probeert

te halen. kerf present in de palm van je hand en

luister: de haan die te zuiver kraait legt lam, pikt

land dat jou is toebedeeld. kort zijn snavel in, trek

een veer uit zijn glanzende staart, benoem jezelf

tot generaal, omdat je pa al maarschalk is, de vijand

nagelbijtend achter het transformatorhuisje wacht.

keer terug naar het land waar de Schieringers

afrekenen met de Vetkopers, de klaphengst doezelt,

de koe haar tong slaat om een pluk gras. roof het

zwanenei, verover de vlag. fluit als de viesgroene

jager een zondagsschot lost, de haas buitelt en schok-

danst, de dood sjanst met een goudbruin oog.

Naar mijn idee symboliseert ‘De eerste haan kraaide’, de dichter die in Kuiper ontwaakte, opstond en zijn stem verhief. Maar die haan is nu verleden tijd. Zo gezien sluit de dichter een fase af. Het is een afscheid en tegelijk een nieuw begin.

Hij keert terug naar zijn ‘moederland’, te weten het Marsumer Aldlân, een oud kwelderlandschap oftewel ‘de oude ader’ uit het gedicht. Dat is hij niet vergeten. Hoe zou hij ook kunnen: het zit als DNA in zijn wezen, net als de relatie met zijn vader en moeder. De ‘oude ader’ staat natuurlijk ook voor de bloedband. In de strofe ‘wil je me het/laatste stukje dragen?’hoor je de stem van de vader.

De tocht begint in Opdracht voor een veertienjarige. Hierin draagt zijn vader hem op zijn sterfbed op: ‘als ik er niet meer ben, zorg dan goed voor je moeder./jij bent de oudste. op de moestuin is nog voldoende kool.’ Mooi, hoe hier sterke emoties in toom worden gehouden. Voor de dichter is de opdracht een last, het zal zijn leven tekenen. Maar ook, vertelde hij, een bron van kracht. Dit gedicht verbeeldt de laatste fase/etappe.

Kuiper begint in zoverre opnieuw, dat hij sterker en weerbaarder is, de pijnlijke ervaringen uit zijn jeugd met meer distantie kan zien. De Nederlandse taal helpt mee, hem die distantie te geven. De Friese taal zit hem dichter op de huid.

Hij is strijdbaar, eist zijn eigen territorium op. In het tweede gedicht Je vergeet toch niet klinkt hij al veel meer laid-back en in de tussenregels spreekt hij zichzelf moed in.

Het begin- en het slotgedicht vullen elkaar aan, versterken elkaar. In de gedichten ertussen volgen we de blauwe haan – de dichter, diens stem, Kuiper zelf – op zijn gang door ervaringen, herinneringen, observaties en experimenten: in feite betreft het zijn Werdegang.

Wat opvalt, is dat de taal zich ondertussen steeds meer loszingt. De taalpionier neemt het dan over van de dichter. Wat mij vooral bevalt aan Kuipers poëzie is de gevoelvolle precisie waarmee hij schrijft. Ik noemde al het slotgedicht. In het laatste, derde deel, van de bundel lees ik:

DE WONDEN

de wonden

houden hem scherp

de wolk op franjepoten

die hij ooit was,

de haan die hij is.

als je goed luistert hoor je zijn kraai

die door de muur heen dringen wil.

De ‘wolk op franjepoten’ is een typering van de mens, die ijdel en overmoedig is en leeft in zijn eigen wolk. Je kunt het ook uitleggen als een zelftypering: niets menselijks is hem vreemd. Door de wonden die hij opgelopen heeft, is hij sadder, but wiser.

Er staan ook enkele hardhandige verzen in de bundel. Het gedicht Lied ‘is geen lied dat vrede/op aarde bazelt, het gaat van bil met de haat en/scheurt de zang aan flarden.’ Als tegenwicht bevat Blauwe hanen geestige, speelse gedichten, waarin Kuiper ook zichzelf met ironie opvoert:

OOIT GELEERD

 

Jezus leest de kruisigingsscène

uit zijn bestseller.

hij is een serieus type, met genoeg kracht

in de vingers. uit het paradijs getuimeld,

allicht. nadat hij is uitgelezen, zegt hij ‘doeg’

en beent weg, terwijl zijn discipelen,

tien huisvrouwen van vijftig plus,

wachten op een handtekening.

buiten, onder een lantaarnpaal,

bekijkt hij zijn handen en wrijft

over zijn polsen. Nee, hij kan

niet terug.

Het is duidelijk dat Elmar Kuiper met Blauwe hanen een fase in zijn leven afsluit. Hij heeft Oude ader bewust als laatste gedicht geplaatst. Het symboliseert een afscheid en een nieuw begin. Hij keert terug naar zijn moederland; en daarmee naar zijn moedertaal. Inmiddels werkt hij aan een nieuwe, Friese bundel: Ferlosboartsje.

De poëzie van Elmar Kuiper heeft niets aan kracht of frisheid ingeboet.

Comments
2 reaksjes oan “Blauwe hanen: het land waar de klaphengst doezelt”
  1. Sytske Nannings schreef:

    Tige empatyske besprek fan dizze bondel. De man hat der ferstân fan en jout de nijsgjirrige lêzer in soad stipe by it ûntraffeljen fan Kuipers ûntboezemingen. Sjapo!

  2. Sjoerd van Meteren schreef:

    Dank, Sytske, voor het compliment. Meestal valt er na een bespreking een verpletterende stilte. Gelukkig zijn er ook nog lezers zoals jij.

Reagearje

DE MOANNE

'de Moanne' wol in breed en kreatyf poadium biede foar aktuele en skôgjende bydragen oer kultuer en de keunsten. 'de Moanne' lit sjen wat der yn en om Fryslân spilet, yn taal, byld en nije media. 'de Moanne' ferskynt op it web, op papier en organisearret 'live'-moetingen.