Han Steenbruggen

Publisearre op 20 december 2008

ERNST BRUINSMA & BAUKJE WYTSMA –

‘Een museum moet geworteld zijn in de eigen omgeving.’

Han Steenbruggen wurke tolve jier as konservator 20ste ieuwske keunst yn it Groninger Museum. Wat wie syn motivaasje om te sollisitearjen nei de funksje fan direkteur fan Museum Belvédère?

‘Eigenlijk heb ik niet gesolliciteerd. Ik kreeg contact met Thom Mercuur in verband met een schilderij van Wobbe Alkema dat hij graag voor Museum Belvédère wilde verwerven. Van het één kwam het ander en op een gegeven moment liet hij zich ontvallen dat hij zou vertrekken. Ik heb hem daar later over teruggebeld en verteld dat ik belangstelling had voor de functie. Al in 2005 was ik voor het eerst in het museum geweest en was meteen diep onder de indruk. Alles klopte daar, voor mijn gevoel. Het paste eigenlijk precies in mijn filosofie hoe een museum er uit zou moeten zien. Er was overduidelijk sprake van een hele andere insteek dan bij de grote musea in Nederland. Wat ik daar vooral mis is het contact tussen het museum en de directe omgeving. Ik ben er van overtuigd dat een museum geworteld moet zijn in de eigen omgeving, dat ben je eigenlijk ook historisch verplicht. Heel veel musea zoeken het in een brede aanpak en concentreren zich op grote ontwikkelingen en verschuivingen in binnen- en buitenland. Veel musea zijn bovendien erg gericht op kassuccessen. Ik had vlak voor ik hier kwam werken net een lezing gehouden over musea die zijn geconcentreerd rond particuliere kunstverzamelingen. Die zijn doorgaans sterk verschillend van traditionele musea, omdat ze zijn samengesteld op grond van één visie en smaak. En omdat ze vaak werken van bekende kunstenaars tonen naast werken van minder bekende. Museum Belvédère is daar natuurlijk een uitgelezen voorbeeld van. Er hangen hier schilderijen van Gerrit Benner en Jan Mankes naast werken van personen die je amper kent maar die – door hun intrinsieke waarde – wel een expositie rechtvaardigen. Dat vind ik interessant. Willem van Althuis is een goed voorbeeld, dat is een hele goede kunstenaar die je bij wijze van spreken overal kunt tonen, zijn werk is volgens mij van mondiale kwaliteit.’

‘Dat ik de opvolger was van de in Friesland zo bekende en veelbesproken Thom Mercuur, is voor mij eigenlijk nooit zo’n groot item geweest. In interviews en meer persoonlijke gesprekken ben ik daar inmiddels zo vaak op aangesproken dat het kwartje nu ook bij mij is gevallen. Ik zag dat natuurlijk meer van een afstand, want zo goed kenden Thom en ik elkaar niet. Ik kan eigenlijk alleen maar zeggen dat ik eigenwijs genoeg ben om mijn eigen weg te volgen en daarbij ben ik vooral gericht op inhoud. Ik zal in mijn collectiebeleid nooit compromissen sluiten als ik daar inhoudelijk geen reden voor zie. In het Groninger Museum miste ik dat. Daar waren ze in bepaalde opzichten voorzichtiger. Pas op, ik heb er jarenlang met plezier gewerkt, het is een goed museum en ik hoefde ook niet zo nodig weg, ook omdat ik me intensief bezighield met de kunstenaars van De Ploeg. Maar als het dan toch zo moest zijn, dan het liefst naar deze plek. Ik heb ook wel iets met het oosten en het noorden, ik groeide op aan de goeie kant van de IJssel zullen we maar zeggen. Ik vind het mooi hoe men in Friesland omgaat met de eigen cultuur, met een gerechtvaardigd soort chauvinisme. Groningen heeft dat ook wel, maar daar ligt het toch anders, door de stedelijke cultuur, door het feit dat daar een kunstacademie is gevestigd en een universiteit. In Friesland is niet alles op de hoofdstad gericht. De centralistische gedachte die in Groningen heerst, is hier minder ontwikkeld. In de provincie Groningen is er altijd het bewustzijn van de stad – en erachter de wereld –, in Friesland altijd het bewustzijn van het land. Misschien heeft dat alles effect op de kunst die er wordt gemaakt. Hier voel ik nu soms dezelfde sterke band met de eigen omgeving die Ploegkunstenaars vroeger met het Groningse land onderhielden. Dat uit zich in een lokale, landschappelijke thematiek en een tot op zekere hoogte internationale stijl.

It ferlizzen fan aksinten

‘Ik kan me goed vinden in de signatuur die Thom Mercuur aan dit museum heeft meegegeven, ik hou erg van zijn manier van collectioneren. De schilderkunst staat centraal in Museum Belvédère en die is voor mij ook het belangrijkst. Je zou hier kunnen spreken van een bepaalde mentaliteit die is te kwalificeren als poëtisch, gevoelig, introvert en emotioneel. Tot op zekere hoogte beschouwelijke vormen van kunst, dat beantwoordt allemaal wel aan mijn eigen voorkeuren. Maar ik wil wel bepaalde accenten verleggen. Wat mijn grote belangstelling heeft is materiaal, verf, kleur, het scheppen vanuit het materiaal en dat in nauw contact met de aarde en de eigen omgeving. Die verbondenheid. Het gebruik van vette olieverf, dorre tempera en andere materie, dat wil ik zien en dan mag het ook abstract zijn. Ik ga nu tentoonstellingen maken waarbij de hele collectie op de schep gaat en wordt aangevuld met werken van kunstenaars waarmee ik in de toekomst wat denk te kunnen doen. Het wordt een grote reshuffle. Ja, dat zijn daden, meneer, mevrouw! In de ruimte van de vaste collectie hangen straks schilderijen van bijvoorbeeld André de Jong, Albert Oost en Harmen Abma. Ik zie het allemaal als verkennend onderzoek. Wat kan ik met dit gebouw en met de collectie? Hoe kunnen we die versterken? Er zijn bepaalde lijnen die ik wil versterken, het zal in z’n totaliteit gaan om een aantal vaste sporen en kronkelende lijnen bij de keuze van het te exposeren werk. Ik denk trouwens dat je voortdurend moet blijven selecteren, iedere keer alles weer opnieuw langs een meetlat leggen. In de vaste collectie ligt op dit moment alles overhoop, er wordt gekozen, herkozen en gewisseld tot het voor mij het meest gewenste resultaat heeft opgeleverd. Uiteindelijk gaat die persoonlijke keuze natuurlijk ook over mij. Over wie ik ben en wat mijn sterke kanten zijn, daar kom je niet onderuit in deze functie. In Groningen heb ik exposities gemaakt over mode, fotografie, design, over bepaalde vormen van schilderkunst. Ik heb aan den lijve ondervonden wat me ligt en wat niet, wat ik wel en niet kan, of wil. Ik heb in de loop der jaren veel mogen doen en het is een goede leerschool geweest. Maar nu ben ik toe aan een volgende stap. Je smaak ontwikkelt zich en je ontwikkelt daarbij natuurlijk bepaalde voorkeuren. Ik doe nu meer aan atelierbezoeken dan in mijn Groningse tijd. Daar had ik in mijn werk voornamelijk met dode kunstenaars te maken.’

‘Tijdens mijn studie kunstgeschiedenis ben ik volgestopt met kennis over stijlen, stromingen en dat soort zaken. Daarna maakte ik in de ateliers kennis met de kunstenaars, dat biedt een ander perspectief. Daar, op die plekken waar de werken tot leven komen, word je geconfronteerd met hele andere waarheden. Dat was ontnuchterend, maar eigenlijk ook heel plezierig want ik kreeg het gevoel dat ik kunstenaars en hun werk veel dichter op de huid kon kruipen. Als je denkt vanuit de kunsthistorie volg je de geaccepteerde namen en ontwikkelingslijnen. Wat en wie daarbuiten vallen schijnt dan minder relevant. Dat heb ik in op een gegeven moment allemaal over boord gezet. Het gaat uiteindelijk om het zien van kwaliteit en om authenticiteit. En dan hoeft het niet altijd te gaan om nieuw of vernieuwend. In het Groninger Museum, onder leiding van Frans Haks, draaide alles om actualiteit, vernieuwing en het onverwachte. Ik richt mij tegenwoordig liever op de ontwikkelingen binnen bepaalde oeuvres, de worstelingen van kunstenaars om met hun werk verder te komen en de tussentijdse resultaten die dat oplevert. En daarbinnen houd ik wel onverwachte keuzes.’

Yn it museum hat de ôfrûne jierren fan alles te dwaan west, der wurde lêzingen en foardrachten jûn, der wurde konserten organisearre. Sjochst yn de takomst ek romte foar ditsoarte aktiviteiten?

‘Dat blijft wel zo’n beetje wat het is. Maar ik zal daar zelf niet zoveel bij betrokken zijn, omdat ik mijn handen vol heb aan het organiseren van de exposities. Samen met Corrie Oerlemans – onze nieuwe manager bedrijfsvoering – ben ik nog steeds bezig met allerlei kennismakingsrondjes, want je moet wel op de hoogte zijn hoe allerlei zaken in deze provincie zijn geregeld. Daarbij kan ik mijn eigen tijdsindeling maken en ik geniet op dit moment heel erg van deze prachtige baan. We hebben de overige werkzaamheden verdeeld over vijf andere vaste werknemers en zo’n 80 tot 90 vrijwilligers. Er is een geweldige inzet bij de mensen die hier op een of andere manier betrokken zijn bij het museum. Je voelt aan alles dat het bijzonder is. Ik vind het soms bijna ontroerend hoe mensen zich voor ons museum inzetten. Er gaat hun echt geen zee te hoog. De vrijwilligers zijn echt fantastisch. Het geeft je het gevoel dat je samen de schouders er onder zet. Dat is echt uniek.’

Wat binne dyn plannen nei Reshuffle?

‘Een van de kunstenaars die ik hierna wil gaan tonen is Eric de Nie. Dat is zo’n kunstenaar die heel erg vanuit het materiaal werkt en denkt. Ik vind hem een geweldige kunstenaar In de jaren zeventig had hij groot succes met een extreem soort fotorealisme. Hij koos zijn eigen weg die hem uiteindelijk leidde tot een bijna fundamentele wijze van schilderen. Dát vind ik interessant om te laten zien, hoe iemand door om zich heen te kijken zichzelf blijft vernieuwen en zoeken. Zo’n kunstenaarsontwikkeling vind ik echt mateloos interessant. En dat wordt een tentoonstelling die ze in een ander museum niet zo snel zullen maken. Dan gaan we iets doen met de kunstcollectie Bouwfonds, maar dat werk wordt getoond in relatie tot onze eigen collectie. In het najaar hebben we iets gepland met beeld en taal rond Reinier Lucassen, Jacques van Alphen en de Vlaming Marc Maet. Dat draait om de betekenis van lettertekens en taal binnen schilderijen. Daarna organiseren we een tentoonstelling van het werk van Harmen Abma. Zijn werk zag ik twee jaar geleden voor het eerst tijdens NOK. Ik was er meteen helemaal weg van. Thom heeft me nog aan hem voorgesteld. Ik kon hem nog net vertellen over de tentoonstelling in Museum Belvédère. Twee weken later overleed hij.’

‘Ik zie hier mij niet direct grote internationale tentoonstellingen maken, het museum is er in de allereerste plaats voor het Nederlandstalige cultuurgebied, zeg maar Nederland en Vlaanderen. Maar ik zoek wel de grenzen op. Zo ben ik bijvoorbeeld nieuwsgierig naar de relaties met Noord-Duitsland. Zijn er raakvlakken met andere Friese gebiedsdelen? Zoiets wil ik wel verder gaan onderzoeken, maar, om het Fries te houden, je moet niet verder springen dan je polsstok lang is. Er is de komende tijd genoeg te doen.’

 

Han Steenbruggen

berne: 14 novimber 1960 yn Deventer

wennet yn Grins mei freondinne en twa soannen

stúdzje Nederlânsk en Keunstskiednis / RUG

promovearre yn 2007 op Wobbe Alkema en het constructivisme

sont 1 maaie 2008 direkteur Museum Belvédère

 

 

Eerder ferskynd yn de Moanne 9 (2008), 10 (desimber), side 30-33.

 

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels